Vgl. onder meer HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8142.
HR, 11-09-2018, nr. 16/06255
ECLI:NL:HR:2018:1538
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-09-2018
- Zaaknummer
16/06255
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1538, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:981
ECLI:NL:PHR:2018:981, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1538
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0325
Uitspraak 11‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Oplichting (art. 326 Sr) en flessentrekkerij (art. 326a Sr) door recidiverende eetpiraat. In h.b. overgelegde pleitnota bevindt zich niet bij stukken. Kunnen omstandigheid dat zich bij stukken wel een pleitnota (van e.a.) bevindt en overweging Hof dat in h.b. geen andere verweren zijn gevoerd dan in e.a., leiden tot achterwege blijven van nietigheid? De ttz. in h.b. door de raadsman overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan HR gezonden stukken. N.a.v. een door de raadsman (in cassatie) ex art. 4.8.2 Procesreglement HR gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Niet valt na te gaan of ttz. meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uos naar voren zijn gebracht dan de in het door Hof bevestigde vonnis van Rb genoemde. Dit onherstelbare verzuim brengt nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak mee. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
11 september 2018
Strafkamer
nr. S 16/06255
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 14 december 2016, nummer 21/001337-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2016 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De raadsman voert het woord ter verdediging aan de hand van een pleitnota die aan het gerechtshof is overhandigd en die aan dit proces-verbaal van terechtzitting is gehecht en als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd."
2.3.
De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. 4.8.2 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen.
2.4.
Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan de in het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank genoemde. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Conclusie 12‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Oplichting (art. 326 Sr) en flessentrekkerij (art. 326a Sr) door recidiverende eetpiraat. In h.b. overgelegde pleitnota bevindt zich niet bij stukken. Kunnen omstandigheid dat zich bij stukken wel een pleitnota (van e.a.) bevindt en overweging Hof dat in h.b. geen andere verweren zijn gevoerd dan in e.a., leiden tot achterwege blijven van nietigheid? De ttz. in h.b. door de raadsman overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan HR gezonden stukken. N.a.v. een door de raadsman (in cassatie) ex art. 4.8.2 Procesreglement HR gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. O.g.v. die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Niet valt na te gaan of ttz. meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uos naar voren zijn gebracht dan de in het door Hof bevestigde vonnis van Rb genoemde. Dit onherstelbare verzuim brengt nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak mee. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/06255 Zitting: 12 juni 2018 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 14 december 2016 het vonnis van 26 februari 2015 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, bevestigd met aanvulling van gronden. Bij dat vonnis was de verdachte wegens kort gezegd tweemaal oplichting en tweemaal flessentrekkerij veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en was beslist over de vordering van de benadeelde partij als in het vonnis vermeld.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2016 nietig is, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het hof overgelegde pleitnota zich niet (meer) bij de stukken bevindt.
3.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2016 is aldaar door de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van zijn pleitnota die door hem aan het hof is overgelegd.
3.2. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Overeenkomstig het procesreglement heeft de raadsman van de verdachte bij faxbericht van 6 juli 2017 tijdig aan de rolraadsheer verzocht alsnog in het bezit te worden gesteld van een afschrift van deze pleitnota. Desgevraagd is namens de voorzitter van het hof bij brief van 27 juli 2017 de Hoge Raad bericht dat deze pleitnota niet op het hof is achtergebleven.
3.3. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat in gevallen als het onderhavige, waarin een pleitnota in het ongerede is geraakt ten gevolge waarvan niet valt na te gaan of ter terechtzitting (meer) verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht en dit verzuim blijkens bij het hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, dit zozeer in strijd wordt geacht met de behoorlijke procesorde dat het de nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.1.
3.4. In het kader hiervan wijs ik erop dat uit de bestreden uitspraak volgt dat in hoger beroep geen andere verweren zijn aangevoerd dan in eerste aanleg. Deze uitspraak houdt hieromtrent in:
"(…)
De verdediging heeft ter terechtzitting bij het hof in hoger beroep geen andere verweren aangevoerd dan in de eerste aanleg.
(…)"
3.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 februari 2015 houdt – voor zover van belang – in:
"(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging, laatstgenoemde overeenkomstig de inhoud van een door hem overgelegde pleitnota, welke aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd.
(…)"
3.6. Ook aan dit proces-verbaal is niet gehecht een pleitnota. Bij de stukken van het geding bevindt zich echter wel een document vermoedelijk inhoudende pleitaantekeningen betreffende onderhavige zaak van de verdachte. Dit document vermeldt op de eerste pagina bovenaan enkel "[verdachte]" en "parketnummer 18/730187-13" en houdt in een betoog strekkende tot vrijspraak van de heer Nsangi. Nu dit document geen datum of gerecht inhoudt volgt hieruit niet ondubbelzinnig op welk onderzoek ter terechtzitting (eerste aanleg of hoger beroep) deze pleitaantekeningen betrekking hebben.2.
3.7. Desalniettemin kan gezien het voorgaande worden bepleit dat, ook indien ervan wordt uitgegaan dat het hiervoor onder 3.6 genoemde document inhoudende pleitaantekeningen niet de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota betreft maar de pleitnota die is overgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg, toch aan de hand van dit document zou kunnen worden afgeleid wat in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd. Het is dus maar de vraag of in dit specifieke geval door het ontbreken van de pleitnota in hoger beroep het gevolg intreedt wat de Hoge Raad zozeer in strijd acht met de behoorlijke procesorde, te weten dat niet valt na te gaan of ter terechtzitting (meer) verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht.
3.8. Dit alles in overweging genomen meen ik dat de zaak toch niet in stand kan blijven. Nu het onder 3.6 genoemde document niet fysiek is gehecht aan een van de processen-verbaal ter terechtzitting en ook niet ondubbelzinnig valt af te leiden of dit document op een terechtzitting betrekking heeft en zo ja welke, bijvoorbeeld door een zittingsdatum of gerechtelijke instantie in de aanhef dan wel door een aantekening van de griffier op dit document, valt niet met zekerheid vast te stellen dat dit document op een van de terechtzittingen is overgelegd. Derhalve doet zich de situatie voor dat niet valt na te gaan of ter terechtzitting (meer) verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht, welk verzuim nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
3.9. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑06‑2018
Een kopie van deze pleitaantekeningen heb ik alsnog toegezonden aan de raadsman in cassatie en hem in de gelegenheid gesteld desgewenst hierop te reageren. Een reactie is bij de griffie van de Hoge Raad niet ingekomen.