Rb. Rotterdam, 02-03-2011, nr. 10/750233-09, nr. 10/751030-10
ECLI:NL:RBROT:2011:BP9375
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
02-03-2011
- Zaaknummer
10/750233-09
10/751030-10
- LJN
BP9375
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2011:BP9375, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 02‑03‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Medeplegen – Invoer harddrugs - Murray jurisprudentie Verlengde invoer cocaïne. De verdachte is met medeverdachten aangehouden in een loods waarin een ingevoerde container met daarin een gasfles bevattende cocaïne is gelost. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. De door de officier van justitie aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de verlengde invoer van de cocaïne of de totstandkoming daarvan. Het kale gegeven dat de verdachte op het moment van zijn aanhouding gelijktijdig met zijn medeverdachten in de loods aanwezig was is evenmin voldoende om tot medeplegen te concluderen, zelfs als zou kunnen worden aangenomen dat de verdachte heeft gadegeslagen dat medeverdachten strafbare gedragingen hebben verricht en zich daarvan niet heeft gedistantieerd. Het staat de rechter vrij om, wanneer tegen een verdachte een formidable case ligt waaruit omstandigheden naar voren komen die om uitleg van de verdachte vragen, aan dat zwijgen de gevolgtrekking te verbinden dat de verdachte geen uitleg hééft voor de omstandigheden. Hoewel de aanwezigheid van de verdachte in de loods zonder meer vragen oproept, is de rechtbank in dit geval van oordeel dat van een formidable case geen sprake is. De rechtbank spreekt de verdachte vrij.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummers: 10/750233-09 en 10/751030-10
Datum uitspraak: 2 maart 2011
Tegenspraak (ex art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [datum] te [plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres],
gemachtigd raadsman mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 en 26 januari en 16 februari 2011.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen in de zaken met bovengenoemde parketnummers. De dagvaarding in de zaak met parketnummer 10/750233-09 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van deze gewijzigde tenlastelegging en van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/751030-10 zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. De Kort heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/751030-10 ten laste gelegde feit;
- bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/750233-09 ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest;
- de gevangenneming van de verdachte op de dag van de uitspraak.
MOTIVERING VRIJSPRAAK IN DE ZAAK MET PARKETNUMMER 10/751030-10
Het ten laste gelegde feit is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl dit eveneens is bepleit door de raadsman, zodat de rechtbank deze vrijspraak niet nader zal motiveren.
OVERWEGINGEN OMTRENT HET TEN LASTE GELEGDE IN DE ZAAK MET PARKETNUMMER 10/750233-09
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte pas bij de politie in beeld is gekomen op het moment dat hij is aangehouden.
Uit het dossier blijkt noch dat hij betrokken is geweest bij het invoeren van de inbeslaggenomen cocaïne of bij (de begeleiding van) het transport van de container waarin de gasfles met cocaïne werd vervoerd, noch dat hij een rol heeft gehad bij het openen van de container of de gasfles waarin de cocaïne zat. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de verdachte geen opzet had – ook niet in voorwaardelijke zin – op de invoer van cocaïne en dat van medeplegen evenmin sprake is geweest.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt omtrent de bewijsvraag gewezen op de aanwezigheid van de verdachte in de loods waar een gasfles met cocaïne was (waarvoor de verdachte geen verklaring heeft gegeven) en het feit dat zich een kassabon van een mes bevond in een in de Mercedes ML van medeverdachte [B] aangetroffen tas, waarin ook een paspoort van de verdachte zat; een soortgelijk mes is op de aanhanger achter de gasfles aangetroffen. Daarnaast heeft hij gesteld dat uit het dossier kan blijken dat de verdachte de container vanaf de containerterminal mede heeft begeleid en geruime tijd in de loods aanwezig is geweest.
Op grond van de stukken uit het dossier gaat de rechtbank uit van het navolgende.
Op 19 augustus 2009 is het motorschip CMA CGM Esperanza aangemeerd bij het haventerrein [naam containerterminal] te Rotterdam. Het schip was afkomstig uit Suriname. Aan boord van het schip bevond zich een container met het nummer ECMU 424898-6 (hierna “de container”). Op de bill of lading stond vermeld dat de inhoud van de container bestond uit “2 pieces used lathe with accessories – 1000 kg, 2 pieces used burners with accessories – 500 kg en 1 piece drilling machine with accessories – 1200 kg”.
Op 20 augustus 2009 hebben douanemedewerkers de container gecontroleerd en gescand. Op de scan waren afwijkingen te zien in een gasfles die was gelegen in een in de container aanwezige aanhanger. Uit nader onderzoek bleek dat er cocaïne in de gasfles aanwezig was. In totaal zijn 24 pakketten met een totaal gewicht van 26,3 kilogram uit de gasfles gehaald. De politie heeft vervolgens 10 gram teruggeplaatst in de gasfles. Voorts heeft de politie de veiligheidsdop van de gasfles -naast de reguliere bevestiging bestaande uit schroefdraad- door middel van een elektrische las aan de fles vastgezet om te voorkomen dat deze dop zonder gebruik te maken van gereedschappen kon worden verwijderd.
De politie heeft de gasfles teruggeplaatst in de container en de container teruggebracht naar het terrein van de [containerterminal] te Rotterdam.
Op 2 november 2009 heeft er tussen 14.00 en 14.51 uur in de buurt van de Waalhaven te Rotterdam een ontmoeting plaatsgevonden tussen medeverdachten [S] en [A] enerzijds en de medeverdachte [L] anderzijds, waarbij laatstgenoemde uit een Mercedes ML is gestapt en documenten aan [S] heeft overhandigd die het mogelijk maakten de container op te halen.
Op 2 november 2009 omstreeks 15.34 uur is een vrachtwagen met daarop de container het terrein van de [containerterminal] afgereden. De auto’s die in gebruik waren bij [A] en [B] zijn in de nabijheid van de vrachtwagen blijven rijden en vervolgens naar een loods op een bedrijventerrein in ’s-Gravenzande gegaan.
De vrachtwagen met de bewuste container wordt omstreeks 16.25 uur met de achterzijde richting de loods geparkeerd en om 16.27 uur geopend. Vervolgens hebben verschillende personen zich bezig gehouden met het lossen van de container.
De verdachte is om 18.15 uur aangehouden in de loods, samen met onder andere [L], [G], [B] en [A].
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte als medepleger van de verlengde invoer van cocaïne kan worden aangemerkt.
Van medeplegen is sprake als er nauwe en bewuste samenwerking is tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier onvoldoende duidelijk gewor¬den dat de verdachte - zoals de officier van justitie stelt - de container vanaf de container¬terminal heeft begeleid.
Uit de verklaringen van [A] en [S] kan worden opgemaakt dat ten tijde van de ontmoeting in de Waalhaven de Mercedes ML waarin [L] zat werd bestuurd door een man met een donkere huidskleur. De rechtbank gaat ervan uit dat dit [B] is geweest.
[A] heeft weliswaar verklaard dat zich nog een tweede donkere jongen in die auto bevond, maar ongewis is of [A] daarmee de verdachte heeft bedoeld nu [A] geen verdere specificaties heeft gegeven. Daarbij komt dat [S], die ook bij de ontmoeting aanwezig was, slechts gewag maakt van één jongen met een donkere huidskleur, te weten de bestuurder van de Mercedes ML. Uit de verkla¬ringen van de andere verdachten is evenmin gebleken dat de verdachte zich bij de ontmoeting of gedurende de rit van de terminal naar de loods in een auto van één van de andere medeverdachten bevond en dit is ook niet vastgelegd door het observatieteam.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat, na de aanhouding van de verdachte in de Mercedes ML van [B], een tas met daarin een op naam van de verdachte gesteld paspoort en een telefoon met een bij hem in gebruik zijnd nummer is aangetroffen, maar deze omstandigheid brengt niet zonder meer met zich mee dat de verdachte zich in de Mercedes ML heeft bevonden en al helemaal niet op welk moment.
Te minder niet daar [B] een familielid van de verdachte is en niet uit te sluiten valt dat er daarom persoonlijke eigendommen van de verdachte in diens auto liggen.
Uit het dossier wordt voorts niet duidelijk of de verdachte zich al langere tijd in de loods heeft opgehouden of dat hij pas kort voor zijn aanhouding de loods heeft betreden.
De omstandigheid dat een mes, waarvan aannemelijk is dat dit op enigerlei wijze is gebruikt bij het lossen van de goederen, waarschijnlijk door de verdachte is aangeschaft op de dag van diens aanhouding, kan evenmin leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de verlengde invoer van de cocaïne heeft geleverd, aangezien niet blijkt door wie het mes is gehanteerd en hoe deze aan dat mes is gekomen.
Gesteld noch gebleken is dat de verdachte voorafgaand aan zijn komst naar de loods op enige andere wijze betrokken is geweest bij de totstandkoming van de invoer en het transport van de container of zelf heeft geholpen bij het ontladen daarvan.
Wat resteert is het kale gegeven dat de verdachte op het moment van zijn aanhouding gelijktijdig met zijn medeverdachten in de loods aanwezig was. Dit is onvoldoende om tot medeplegen te kunnen concluderen, zelfs als zou kunnen worden aangenomen dat de verdachte heeft gadegeslagen dat medeverdachten strafbare gedragingen hebben verricht en zich daarvan niet heeft gedistantieerd (vgl. Hoge Raad 18 maart 2008, LJN: BC6157).
De verdachte heeft op vragen omtrent zijn aanwezigheid in de loods en zijn relatie tot de medeverdachten consequent gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Dit recht heeft de rechtbank te respecteren. Het staat de rechter evenwel vrij om, wanneer tegen een verdachte een formidable case ligt waaruit omstandigheden naar voren komen die om uitleg van de verdachte vragen, aan dat zwijgen de gevolgtrekking te verbinden dat de verdachte geen uitleg hééft voor de omstandigheden (vgl. Krumpholz v. Oostenrijk, EHRM 18 maart 2010, 13201/05, r.o. 32-33). Hoewel de aanwezigheid van de verdachte in de loods zonder meer vragen oproept, is de rechtbank tegen de achtergrond van het vorenstaande in dit geval van oordeel dat van een formidable case in evenbedoelde zin geen sprake is, zodat aan het zwijgen van de verdachte bewijsrechtelijk geen conclusies kunnen worden verbonden.
Op grond van het voorgaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten heeft gehandeld. Aangezien evenmin bewijs voorhanden is dat de verdachte de ten laste gelegde bestanddelen zelfstandig als pleger heeft vervuld, moet hij integraal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
VORDERING GEVANGENNEMING VAN DE VERDACHTE
Gelet op het bovenstaande bestaat voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie strekkende tot de gevangenneming van de verdachte op de dag van de uitspraak van dit vonnis geen aanleiding.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/750233-09 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/751030-10 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. Benaissa en De Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Aagaard en Wongsokerto, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2011.
Bijlage bij vonnis van 2 maart 2010:
Parketnummer 10/750233-09:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[dossier “Esperanza”]
hij
in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en met 02 november 2009 te
Rotterdam en/of te 's-Gravenzande (Gemeente Westland) en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in art. 1 lid 4 Opiumwet) ongeveer 24 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2/A & 1 lid 4 Opiumwet jo.
art. 47 lid 1 onder 1° Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/751030-10:
TEKST TENLASTELEGGING
1.
[dossier “Esperanza”]
hij
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 02 november 2009 te
Rotterdam en/of te 's-Gravenzande (Gemeente Westland) en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een container (met nummer ECMU 424898-6) met ongeveer 24 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
een kopie van een paspoort en/of (een) ander(e) document(en) op naam van ‘[naam]’ laten maken en/of
zich ten overstaan van rederij [naam rederij] (meermalen) voorgedaan als ‘[naam]’ ten behoeve van de opslag en/of het inklaren en/of het vrijkrijgen van de container en/of
een (vervalste) kopie van een paspoort (op naam van ‘[naam]’) en/of een bill of lading en/of (een) ander(e) document(en) betreffende die container verstrekt/getoond en/of
(een) geldbedrag(en) voor handen heeft gehad en/of
(een) geldbedrag(en), althans (een) betaling(en) ten behoeve van de opslag en/of het inklaren en/of het vrijkrijgen van die container betaald en/of
contacten onderhouden/overleg gehad/informatie verschaft/instructies gegeven over/omtrent:
het containernummer en/of een (vervalste) kopie van een paspoort (op naam van ‘[naam]’) en/of (een) bill of lading en/of (een) ander(e) document(en) betreffende die container en/of
betalingen ten behoeve van de opslag en/of het inklaren en/of het vrijkrijgen bij de rederij en/of het transport van die container en/of
het transport en/of het in ontvangst nemen en/of lossen van die container en/of
de omvang/het soort container en/of
het huren/regelen van een loods;
(art. 10a lid 1 onder 1°, 2° & 3° Opiumwet jo
art. 47 lid 1 onder 1° Wetboek van Strafrecht)