NJB 2021/1818:Het ‘zich wederrechtelijk toe-eigenen’, art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. In casu blijkt uit de bewijsvoering dat ten behoeve van betrokkenen naar de derdengeldenrekening van A overgemaakte geldbedragen niet (geheel) aan de begunstigden zijn doorbetaald en dat de verdachte, die verantwoordelijk was voor de bijgeschreven bedragen, toegang had tot deze gelden. Hieruit kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zich de desbetreffende geldbedragen op de derdengeldenrekening van de maatschap wederrechtelijk heeft toegeëigend.