NJB 2021/1818
Het ‘zich wederrechtelijk toe-eigenen’, art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. In casu blijkt uit de bewijsvoering dat ten behoeve van betrokkenen naar de derdengeldenrekening van A overgemaakte geldbedragen niet (geheel) aan de begunstigden zijn doorbetaald en dat de verdachte, die verantwoordelijk was voor de bijgeschreven bedragen, toegang had tot deze gelden. Hieruit kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zich de desbetreffende geldbedragen op de derdengeldenrekening van de maatschap wederrechtelijk heeft toegeëigend.
HR 08-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:805
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/05423
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:805, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:235, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2021
- Wetingang
(art. 321 Sr)
Essentie
Het ‘zich wederrechtelijk toe-eigenen’, art. 321 Sr: van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. In casu blijkt uit de bewijsvoering dat ten behoeve van betrokkenen naar de derdengeldenrekening van A overgemaakte geldbedragen niet (geheel) aan de begunstigden zijn doorbetaald en dat de verdachte, die verantwoordelijk was voor de bijgeschreven bedragen, toegang had tot deze gelden. Hieruit kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zich de desbetreffende geldbedragen op de derdengeldenrekening van de maatschap wederrechtelijk heeft toegeëigend. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.