Hierna wordt, voor zover niet anders vermeld, telkens verwezen naar op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, zoals opgenomen in het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, met dossiernummer: PL2219 2013025052, en met aanduiding: 22DRR13005, “Dikpootbij”, in de wettelijke vorm opgemaakt en gesloten op 4 april 2014 door [rechercheur] (senior tactisch rechercheur van politie) en opgenomen op de doorgenummerde pagina’s 0001 tot en met 2728, met bijbehorende aanvullingen.
Hof 's-Hertogenbosch, 16-12-2015, nr. 20-003640-14
ECLI:NL:GHSHE:2015:5261, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
16-12-2015
- Zaaknummer
20-003640-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:5261, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 16‑12‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2799, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2014:7114, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 16‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot 9 jaar gevangenisstraf voor poging tot het medeplegen van moord.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003640-14
Uitspraak : 16 december 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van
het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 21 november 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-879157-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte:
- -
vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde (diefstal in vereniging respectievelijk opzetheling), alsmede van het onder 3 ten laste gelegde (opzetheling) en
- -
veroordeeld ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot moord)
tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft de vordering tot gevangenneming van verdachte afgewezen.
Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte:
- -
zal vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde alsmede van het onder 3 ten laste gelegde;
- -
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na de nadere omschrijving van de tenlastelegging overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te Waalre ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] (op een moment dat hij, [slachtoffer 1] , zijn auto bestuurde) en/of vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere perso(o)n(en) op of omstreeks 21 februari 2013 te Waalre ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] (op een moment dat hij, [slachtoffer 1] , zijn auto bestuurde) en/of vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft/hebben afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen bovenbedoelde perso(o)n(en) een vuurwapen en/of munitie en/of een scooter en/of een fiets en/of een auto ten behoeve van de vlucht te verschaffen en/of de woonomgeving en/of het leefpatroon van die [slachtoffer 1] en/of de latere plaats delict te verkennen en daarover informatie aan bovenbedoelde perso(o)n(en) te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf zoals omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een scooter en/of een fiets en/of een vuurwapen en/of munitie en/of een of meerdere personenauto's (Audi A3 en/of VW Golf en/of Renault Kangoo) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een (dames)fiets, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2013 tot en met 21 februari 2013 te Waalre en/of elders in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (dames)fiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die (dames)fiets wist(en) dat die (dames)fiets een door misdrijf verkregen goed betrof. 3.hij op of omstreeks 19 februari 2013 te Riethoven, gemeente Bergeijk, en/of elders in het arrondissement Oost Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een scooter heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van die scooter wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die scooter een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat bij gebrek aan wettig bewijs niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair alsmede het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 21 februari 2013 te Waalre ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] (op een moment dat hij, [slachtoffer 1] , zijn auto bestuurde) en vervolgens met dat vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt alsdan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
- -
Op 21 februari 2013 omstreeks 08.10 uur wordt de personenauto met als bestuurder [slachtoffer 1] opgewacht door een manspersoon met een zwarte (dames)fiets op de [straat] te Waalre.
- -
Deze persoon vuurt op korte afstand met een vuurwapen gericht een kogel af op [slachtoffer 1] . De kogel gaat door het linker voorportierraam, de rugleuning van de stoel en verlaat de auto via het linker achterportierraam.
- -
Voornoemde [slachtoffer 1] die in de auto wegduikt, weet ongeschonden te ontkomen.
- -
Op de plaats van het schietincident wordt een huls aangetroffen.
- -
In de directe omgeving van het schietincident wordt kort daarna een damesfiets aangetroffen in het Meertjesven.
- -
De fiets blijkt de avond tevoren te zijn gestolen.
- -
Op de huls en de fiets worden bij technisch onderzoek specifiek gelijksoortige schotresten aangetroffen.
- -
Op de handvatten en het zadel van de fiets worden DNA sporen van [medeverdachte] aangetroffen.
- -
Op de aangetroffen huls worden DNA sporen aangetroffen die, zij het met mindere mate van zekerheid, kunnen worden herleid naar [medeverdachte] .
- -
Rond het tijdstip van het schietincident is in de directe omgeving van de plaats waar eerder genoemde fiets is aangetroffen door getuigen een grijze auto gesignaleerd, die met een persoon er in, met draaiende motor staat te wachten.
- -
Die auto heeft een bijzonder kenmerk, namelijk een gat in de voorbumper links onder de koplamp.
- -
Een van de desbetreffende getuigen noemt de letter J als eerste van de drie middelste letters van het kenteken.
- -
Op 5 maart 2013 wordt door de politie een auto gecontroleerd die voldoet aan genoemde kenmerken. De auto, een Audi A3, staat op naam van [naam 1] . Er wordt een foto van de auto gemaakt waarop een niet afgeplakt gat in de voorbumper links is te zien.
- -
Die auto is door ARS, een kentekenregistratiesysteem, op 21 februari 2013 om 07.23 uur geregistreerd in Geldrop in zuidelijke richting, en om 07.33 uur op de Eindhovenseweg te Aalst in zuidelijke richting, om 08.38 uur op de Noord Brabantlaan te Veldhoven in noordoostelijke richting en om 08.40 uur op de Noord Brabantlaan te Eindhoven in noordoostelijke richting.
- -
De Eindhovenseweg te Aalst is de verbindingsweg tussen Eindhoven en Valkenswaard. De [straat] komt uit op deze weg.
- -
Op de Noord Brabantlaan te Eindhoven komt de Kromakkerweg uit, aan welke weg de woning van genoemde [naam 1] is gelegen.
- -
[naam 1] heeft verklaard dat hij zijn auto op 20 februari 2013 ’s avonds laat heeft uitgeleend aan [verdachte] en dat deze de volgende ochtend rond 09.00 uur de auto heeft teruggebracht. [verdachte] heeft de auto van [naam 1] geleend omdat er iets mis was met zijn auto, een rode Volkswagen Golf.
- -
[verdachte] heeft een rode Volkswagen Golf in gebruik, waarmee hij op 20 februari 2013 ’s middags een ongeluk heeft gehad, waarbij dusdanige schade aan de auto is ontstaan dat er niet veilig meer mee kon worden gereden.
- -
Op 19 februari 2013 wordt op ongeveer 6 kilometer van de plaats van het schietincident, in de omgeving van een visvijver bij Riethoven door de politie een gestolen motorscooter ontdekt, die is weggezet in een bos. Met deze motorscooter was de plaats van het schietincident te bereiken in een tijd tussen de ongeveer zes en tien minuten.
- -
Een getuige ziet ter plaatse de persoon, die tevoren op de scooter reed, uit het bos komen lopen zonder de scooter, maar met een helm in zijn hand. Deze persoon stapt in een rode Volkswagen Golf, die van [verdachte] blijkt te zijn.
- -
[verdachte] verklaart iemand aldaar te hebben opgehaald en dat deze persoon geen helm had.
- -
Tijdens een nadien afgeluisterd telefoongesprek zegt [verdachte] over de gebeurtenis met de motorscooter dat die scooter was gevat voor de kale, dat hij tegen de politie had gezegd dat hij een Pool moest ophalen en dat deze persoon geen helm bij zich had en dat hij zich er zo uit had gekletst.
- -
[medeverdachte] wordt volgens een van zijn vrienden ook wel “kale” genoemd.
- -
De eerder genoemde Volkswagen Golf van [verdachte] is in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 1 maart 2013 slechts in het tijdsbestek van 28 januari 2013 tot en met 20 januari 2013 op 10 verschillende dagen geregistreerd in de omgeving Valkenswaard-Waalre, ook op de verbindingsweg tussen Eindhoven en Valkenswaard.
- -
In de periode van 4 februari tot en met 20 februari 2013 is zijn auto daar vijf keer geregistreerd op tijdstippen tussen 06.30 uur en 08.08 uur.
- -
Op 14 februari 2013 wordt de Volkswagen Golf geregistreerd om omstreeks twee uur ’s-nachts op de weg tussen Eersel en Westerhoven. Een zijstraat van deze weg leidt naar de visvijver bij Riethoven waar de motorscooter is gevonden.
- -
Uit een combinatie van de ARS-cameraregistraties en telefoonregistratie komt naar voren dat op 14 februari 2013 tijdens een verplaatsing van de Volkswagen Golf van [verdachte] , de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] dezelfde mast aanstralen.
- -
Uit een afgeluisterd gesprek direct na een uitzending van “Bureau Brabant” en van “Opsporing verzocht” in september 2013, waarin aandacht wordt gevraagd voor een grijze auto met schade die mogelijk te maken kan hebben met het schietincident, blijkt dat [verdachte] wil weten waar de auto van [naam 1] is gebleven.
- -
[medeverdachte] beschikt niet over een rijbewijs.
Uit deze feiten en omstandigheden bezien in onderlinge samenhang en (tijds)verband, ook met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen blijkt, leidt het hof het volgende af:
- Gelet op de geregistreerde bewegingen van de Volkswagen Golf van [verdachte] voorafgaand aan 21 februari 2013 in en rondom het gebied waar het schietincident heeft plaatsgevonden, met name gelet op de periode waarin, de tijdstippen waarop en de frequentie waarmee die bewegingen hebben plaatsgevonden, is het [verdachte] geweest die de te gebruiken routes en de plaats van de aanslag, tevoren heeft verkend;
- [verdachte] heeft de persoon die een gestolen motorscooter heeft weggezet in een bos in de omgeving van de visvijver bij Riethoven, ter plaatse opgehaald. Gelet op de plaats in het bos waar de scooter is weggezet, in relatie tot de afstand tot de plaats van het schietincident en de snelheid waarmee met die scooter kon worden gereden was deze scooter geschikt en kennelijk bedoeld als vervoermiddel ten behoeve van dat incident, maar kon door ontdekking daarvan op 19 februari 2013, niet als zodanig worden gebruikt, waarna op 20 februari 2013 een fiets werd gestolen die als vervoermiddel door de dader op 21 februari 2013 werd gebruikt. Vorenstaande vindt bevestiging in het afgeluisterde gesprek waarin [verdachte] aangeeft, sprekend over de bij de visvijver aangetroffen scooter, dat die scooter was gevat voor de kale. Het was kennelijk van belang dat de dader over een ander vervoermiddel dan een auto beschikte.
- [medeverdachte] , die ook wel kale wordt genoemd, beschikt niet over een rijbewijs.
- Uit de omstandigheid dat [verdachte] rond het tijdstip van de aanslag in het bezit was van de door hem van [naam 1] geleende Audi A3 en deze auto, zo stelt het hof vast op grond van de desbetreffende getuigenverklaringen in combinatie met de specifieke kenmerken van die auto en de ARS-cameraregistraties, rond het tijdstip van het schietincident is gesignaleerd in de directe omgeving van de plaats waar de damesfiets is aangetroffen, leidt het hof af dat het de [verdachte] is geweest die de dader op 21 februari 2013 in de directe omgeving van de plaats van het schietincident heeft gebracht, aldaar heeft gewacht en de dader na het incident daar weer vandaan heeft weggebracht. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen de aandacht die [verdachte] heeft voor de auto van [naam 1] nadat een soortgelijke auto is genoemd in relatie tot de aanslag in onder meer het televisie programma “Opsporing verzocht”.
- Gelet op vorenstaande alsmede gelet op de omstandigheid dat de schotresten aangetroffen op de huls die is gevonden op de plaats van het schietincident en de schotresten aangetroffen op de kort na de aanslag in de buurt van dat incident aangetroffen zwarte damesfiets zeer specifiek overeenkomen, is het hof van oordeel dat het op die fiets en huls aangetroffen DNA-materiaal van verdachte in voldoende mate past bij [medeverdachte] , zodat vaststaat dat hij degene is die op [slachtoffer 1] heeft geschoten.
Kwalificatie van het gedrag van de [verdachte] en [medeverdachte]
Er is op zodanig korte afstand en gericht met een vuurwapen op [slachtoffer 1] geschoten door [medeverdachte] dat dit minst genomen oplevert voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] . [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] daarbij opgewacht. De actie is gedurende langere tijd zorgvuldig voorbereid. Daarbij is gezorgd voor een vuurwapen en vluchtmiddelen, terwijl voorts de te gebruiken routes tevoren zijn afgelegd alsmede de plaats van de aanslag tevoren is verkend. Door het op deze wijze plegen van de aanslag is ook voldaan aan het vereiste van voorbedachte raad, zoals bewezen verklaard. [verdachte] moet gelet op de aard en de intensiteit van zijn handelingen in dit geheel, te weten genoemde voorverkenningen, zijn betrokkenheid bij de motorscooter en het verkrijgen van de vluchtauto alsmede het bij de plaats van de aanslag brengen, wachten en daarvan wegbrengen van [medeverdachte] , precies hebben geweten wat [medeverdachte] ging doen en heeft hem mogelijk gemaakt om dat te doen. Het op deze wijze intensief samenwerken met een duidelijke taakverdeling levert naar het oordeel van het hof op het medeplegen zoals bewezen verklaard. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat nu eenmaal slechts één persoon de trekker van een vuurwapen over kan halen.
Door de verdediging gevoerde verweren
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde. Er is in de ogen van de verdediging geen sprake van welke vorm van deelneming door verdachte dan ook aan de poging moord. Ter adstructie van dit verweer heeft de verdediging een aantal argumenten aangevoerd, welk in onderling verband en samenhang bezien moeten leiden tot de conclusie dat er geen wettig bewijs is dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde.
Het hof zal hierna ingaan op de specifiek gevoerde verweren.
1.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een alibi heeft voor het tijdstip van het schietincident, nu uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat hij in de ochtend van 21 februari 2013 thuis in Mierlo was: om 08.00 uur wordt er gebruik maakt van een internetverbinding en om 09.22 uur vindt er een gesprek plaats.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aanwezigheid van de telefoon van verdachte op 21 februari 2013 in de ochtend in Mierlo, niet leidt tot het oordeel dat verdachte niet degene kan zijn geweest die de vluchtauto bestuurde. Immers niet ondenkbaar is dat verdachte zijn mobiele telefoon die ochtend in zijn woning heeft achtergelaten en ten tijde van het gesprek om 09.22 uur was verdachte kennelijk al weer thuis. Uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van [naam 1] volgt immers dat hij verdachte omstreeks 09.00 uur vanuit Eindhoven naar Mierlo heeft gebracht, hetgeen bevestiging vindt in zowel de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van [naam 1] , waaruit onder meer volgt dat die om 09:11:20 uur een mast in Mierlo aanstraalt als in de analyse van de ARS-cameraregistraties van het kenteken van de auto van die [naam 1] .
Het hof verwerpt het verweer.
2.
De verdediging heeft betoogd dat de omstandigheid dat het kenteken van de auto van verdachte blijkens de verkregen ARS-cameraregistraties herhaaldelijk is geregistreerd in en rondom het gebied waar het schietincident heeft plaatsgevonden bij de beoordeling niet relevant is. Ten eerste omdat het ook een vervalst kenteken zou kunnen zijn geweest bevestigd op een andere auto dan die van verdachte, voorts omdat verdachte een andere reden zou kunnen hebben gehad om zich in dat gebied op te houden en tot slot bedoelde registraties niet steeds juist zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Voor de veronderstellenderwijs opgeworpen mogelijkheid dat in bedoelde periode aldaar een andere auto met hetzelfde (vervalste) kenteken als het kenteken van de auto van verdachte heeft rondgereden is geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Uit de bewijsmiddelen volgt daarentegen, naar het oordeel van het hof, dat verdachte met zijn eigen auto (en kenteken) aldaar heeft gereden. Immers niet alleen is het kenteken van de auto van verdachte geregistreerd - een auto die hij volgens zijn eigen verklaring aan niemand anders uitleent dan aan zijn ouders of zijn zus - maar zijn mobiele telefoon straalde bij sommige van die registraties masten in de nabijheid aan. Daarbij komt dat verdachte ook nadat hij daarnaar gevraagd was niet heeft ontkend dat hij met zijn personenauto in de bewuste omgeving heeft gereden maar daarvoor een verklaring heeft gegeven en heeft erkend dat hij bij de visvijver in Riethoven met zijn auto iemand heeft opgehaald. Overigens merkt het hof op dat het de verklaring van verdachte over de reden waarom hij daar aanwezig was, te weten een vriendin, niet aannemelijk acht. Verdachte heeft geen enkele onderbouwing van zijn stelling gegeven.
Ook aan de door de raadsman opgeworpen mogelijkheid dat verdachte aldaar voor een van de medeverdachten cocaïne rond zou brengen gaat het hof voorbij.
Het is niet verdachte die dat heeft verklaard maar derden in een door de politie afgeluisterd gesprek en ook voor die stelling is in het dossier geen begin van aannemelijkheid te vinden. Mede tegen de achtergrond van de verklaring van de politie dat de betrouwbaarheid van bedoelde ARS-cameraregistratiegegevens gemiddeld tussen de 97% en 100% is, ziet het hof in een registratie van het kenteken van de personenauto op 21 februari 2013 in Hapert, geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Het hof verwerpt het verweer.
3.
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat de aan [naam 1] toebehorende Audi A3 met kenteken [kenteken] op de plaats delict is geweest dan wel op enigerlei andere wijze een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde feit.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt ten eerste vast dat zowel [getuige] als de anonieme getuigen NN-14 en
NN-16 hebben verklaard dat de auto die zij op de Zevensprong hebben zien staan een beschadiging aan de linker voorbumper had. Er zat een opvallend gat in. Het hof stelt tevens vast dat de bewuste Audi A3 op 5 maart 2013, dus 12 dagen na het schietincident, door een verbalisant is gecontroleerd en dat de auto op dat moment een goed zichtbaar gat in de linker voorbumper had. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de beschadiging aan de linker voorbumper een specifiek en onderscheidend kenmerk is van de auto van [naam 1] . Ook de overige door de getuigen genoemde kenmerken - te weten een (donker)grijze auto, een oude auto, de bumper in dezelfde kleur als de auto, een nieuw kenteken met drie letters, met de letter J in het kenteken - passen bij de Audi A3 van [naam 1] . Het hof neemt bij deze vaststelling mede in aanmerking dat de Audi A3 van [naam 1] omstreeks het tijdstip van het schietincident in de regio Eindhoven reed en nog geen uur voordat er geschoten werd in de directe omgeving van de plaats delict is geweest. Gelet op deze ARS-cameraregistratie en hetgeen hierboven reeds is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat de (vlucht)auto, die rondom het schietincident bij de Zevensprong is gezien, de Audi A3 van [naam 1] is geweest.
De omstandigheid dat [getuige] op 7 maart 2013, na het tonen van foto’s van de Audi A3 van [naam 1] , bij de politie heeft verklaard dat de schade aan de bumper van deze auto zeker niet de schade betrof die hij eerder omschreven had, leidt naar het oordeel van het hof niet tot een ander oordeel. Het hof overweegt in dit verband -met de rechtbank-dat [getuige] op de dag van het schietincident een zeer gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over de auto die hij heeft gezien. Zijn verklaring van 21 februari 2013 is op diverse onderdelen, waaronder de schade aan de linker voorbumper van de auto, meer gedetailleerd dan zijn verklaring van 7 maart 2013. Om die reden hecht het hof meer waarde aan de verklaring die [getuige] direct op de dag van het schietincident heeft afgelegd.
Het hof verwerpt het verweer.
4.
Van de zijde van de verdediging is betoogd dat de verklaringen van de getuige [naam 1] over het uitlenen van zijn auto aan verdachte niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs, omdat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn en voorts geen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Het hof acht de verklaring van [naam 1] , dat hij op 20 februari 2013 (laat) in de avond zijn Audi A3 heeft uitgeleend aan [verdachte] en dat [verdachte] de auto de volgende ochtend heeft teruggebracht, evenals de rechtbank, betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs. Allereerst wordt de verklaring van [naam 1] ondersteund door ARS-cameraregistraties en historische verkeersgegevens van zijn telefoonnummer op 20 februari 2013. Op basis van de ARS-cameraregistraties van 20 februari 2013 stelt het hof vast dat de Audi A3 zich die dag verplaatste van de rotonde De Berenkuil in Eindhoven om 23.08 uur naar de Mierloseweg in Geldrop (in oostelijke richting) om 23.23 uur (p. 1821 t/m 1825).1.
Op basis van de historische verkeersgegevens van het mobiele nummer van [naam 1] (p. 1837) stelt het hof vast dat tussen 23.14 uur en 23.27 uur het mobiele telefoonnummer van [naam 1] actief was en dat meermalen de mast Beukenlaan 70 in Eindhoven werd aangestraald (p. 1843), een zendmast in de buurt van de woning van [naam 1] .2.Op dat moment verplaatste de Audi A3 van [naam 1] zich vanaf Eindhoven in de richting van Mierlo. Dit strookt geheel met de verklaring van [naam 1] dat hij zijn auto op 20 februari 2013 laat in de avond heeft uitgeleend aan [verdachte] , die in Mierlo woont.
Daarnaast wordt de verklaring van [naam 1] ondersteund door ARS-cameraregistraties en historische verkeersgegevens van zijn telefoonnummer op 21 februari 2013. Op basis van eerstgenoemde registraties van 21 februari 2013 stelt het hof vast dat de Audi A3 die dag om 8.38 uur de ARS-locatie aan de Noord Brabantlaan in Veldhoven passeerde (hof: dat is een plek die zich op de route van de plaats delict naar de woning van [naam 1] bevindt) en zich vervolgens vanaf de Geldropseweg in Eindhoven om 09.02 uur naar de Mierloseweg in Geldrop (in oostelijke richting) om 09.07 uur verplaatste (p. 1821 t/m 1825). Op basis van de historische verkeersgegevens van het mobiele nummer van [naam 1] (p. 1840) stelt het hof voorts vast dat zijn mobiele telefoon dezelfde route heeft gevolgd als de Audi A3 op weg van Eindhoven naar Mierlo. Dit strookt geheel met de verklaring van [naam 1] dat [verdachte] zijn auto op 21 februari 2013 rond 9.00 uur heeft teruggebracht en dat hij [verdachte] vervolgens in zijn Audi A3 naar huis heeft gebracht in Mierlo.
Het hof acht het in dit verband verder van belang dat [naam 1] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de data van 20 en 21 februari 2013 nog zo goed weet te koppelen aan het uitlenen van zijn auto aan [verdachte] , omdat hij een paar dagen na het uitlenen werd aangehouden door de politie en er toen foto’s zijn gemaakt van zijn Audi A3.
[naam 1] heeft toen direct contact opgenomen met [verdachte] om te vragen of hij iets met zijn auto had gedaan. Het hof stelt vast dat [naam 1] op 5 maart 2013 inderdaad is aangehouden en er foto’s van de auto zijn gemaakt.
Tot slot acht het hof van belang dat [naam 1] heeft verklaard dat [verdachte] had gezegd dat hij de Audi A3 wilde lenen, omdat er die dag iets mis was met zijn rode Volkswagen Golf en hij op dat moment geen beschikking had over een auto. Dit wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat [verdachte] op 20 februari 2013 omstreeks 15.00 uur een aanrijding heeft gehad met zijn rode Volkswagen Golf, waarbij dusdanige schade aan de auto was ontstaan dat er niet meer veilig mee gereden kon worden (p. 1908). In het licht van vorenstaande acht het hof de verklaring van [verdachte] , dat hij zijn rode Volkswagen Golf, ondanks de ontstane schade, dezelfde dag nog (dus op 20 februari 2013) mee kon nemen, evenals de rechtbank, niet geloofwaardig.
Concluderend acht het hof gelet op vorenstaande de verklaring van [naam 1] geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een andersluidend oordeel. De omstandigheid dat [naam 1] in eerste instantie heeft verklaard dat hij zijn auto niet had uitgeleend, dat hij op een later moment heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij zijn auto aan [verdachte] had uitgeleend en dat hij nog later heeft verklaard zeker te weten dat [verdachte] die avond zijn auto heeft geleend, leidt niet tot een ander oordeel. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] toegelicht waarom hij hier, in eerste instantie althans, wisselend over heeft verklaard. Hij heeft verklaard dat hij overvallen was door de situatie, dat hij niet iemand anders in de problemen wilde brengen, maar dat hij ook niet wilde opdraaien voor iets wat hij niet gedaan had. Het hof acht deze toelichting op zijn wisselende verklaringen, evenals de rechtbank, aannemelijk.
Het hof verwerpt het verweer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot medeplegen van moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde feit is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op:
- -
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
het gewelddadige karakter van het bewezen verklaarde en bijkomend de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is geweest.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het vorenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het hof overweegt hierbij in het bijzonder het navolgende.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een poging tot moord. De medeverdachte heeft gericht op enkele meters afstand een schot met een vuurwapen op het slachtoffer afgevuurd. Dat het bij een poging is gebleven, is een omstandigheid die buiten de wil van beide daders ligt. Immers, het slachtoffer heeft direct en adequaat gehandeld, als gevolg waarvan hij deze aanslag op zijn leven heeft overleefd. Verdachte heeft zelf geen enkel inzicht verschaft omtrent zijn beweegredenen om het slachtoffer opzettelijk met een schot uit een vuurwapen van het leven te beroven. Dit brengt met zich dat de vraag naar het motief onbeantwoord zal blijven. Het gaat hier om een koelbloedige liquidatiepoging, volgens vooropgezet plan uitgevoerd. Naar het oordeel van het hof kan een dergelijke moordpoging worden gerekend tot de ernstigste in haar soort.
Moord is naast gekwalificeerde doodslag blijkens het daarop gestelde strafmaximum te beschouwen als één van de ernstigste delicten in het Wetboek van Strafrecht. Het gaat hier om een poging daartoe. Dat is een ernstig strafbaar feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Algemene ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven als het onderhavige daar nog lange tijd de fysieke en psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Daarnaast zijn ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. In strafverzwarende zin heeft het hof nog acht geslagen op de omstandigheid dat de aanslag is gepleegd op de openbare weg, nabij de woning van het slachtoffer, op een tijdstip en plaats waar scholieren en andere voorbijgangers (kunnen) passeren.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur als door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat daarin voornoemde omstandigheden, naar het oordeel van het hof, onvoldoende tot uitdrukking komen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening gehouden met het feit dat niet verdachte, maar zijn mededader, het schot heeft gelost op het slachtoffer. Op grond daarvan heeft de rechtbank verdachte en zijn mededader niet in gelijke mate verantwoordelijk gehouden voor het gepleegde feit en heeft zij aanleiding gezien om in de op te leggen straffen te differentiëren. Het hof is van oordeel dat enige differentiatie in de duur van de op te leggen gevangenisstraf op zijn plaats is, maar niet zozeer vanwege de verschillende rollen die verdachte en zijn mededader hebben vervuld bij het plegen van dit feit, maar eerst en vooral vanwege de omstandigheid dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte d.d. 5 oktober 2015, anders dan [medeverdachte] , niet eerder ter zake van gewelddadige strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is geweest. Wat betreft de rol die verdachte heeft vervuld bij zowel de voorbereiding van dit ernstige feit als ook bij de uitvoering merkt het hof op dat verdachte als mededader naar zijn oordeel evenzo verantwoordelijk gehouden dient te worden voor het bewezen verklaarde, als de daadwerkelijke schutter.
Wat betreft de hoogte van de straf is door het hof aansluiting gezocht bij de straffen die worden opgelegd in gevallen die - grosso modo - vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest, als passend kan worden beschouwd.
Bevel gevangenneming
De verdachte heeft zich in de onderhavige zaak in voorarrest bevonden van 19 november 2013 tot en met 9 mei 2014. De voorlopige hechtenis is met ingang van laatstgenoemde datum opgeheven door de raadkamer van de rechtbank. De officier van justitie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg gevorderd de gevangenneming te bevelen van verdachte op de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
Het hof is ambtshalve van oordeel, dat uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert. In de onderhavige strafzaak komt het hof tot veroordeling ter zake van medeplegen van een poging moord. Het betreft hier een strafbaar feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.
Dat de rechtsorde ernstig is geschokt, blijkt uit de hiervoor beschreven omstandigheden, in het bijzonder het gebruik van vuurwapengeweld in de ochtend op de openbare weg. Aan de geschoktheid van de rechtsorde is geen einde gekomen door het tijdsverloop. In het vorenstaande ziet het hof gronden om thans de gevangenneming te bevelen met ingang van heden. Dit bevel zal afzonderlijk worden geminuteerd.
In de door de verdediging ter terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om met betrekking tot de op te leggen straf (en in het verlengde daarvan het bevel gevangenneming) tot een andersluidend oordeel te komen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 45, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze bepalingen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welke beslissing apart wordt geminuteerd.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. R.C.C. van Leest, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. Sampat, griffier,
en op 16 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑12‑2015
Een openbaar toegankelijke bron, te weten internetadres: http://maps.google.nl.