Nokia heeft de vertrouwelijke producties genummerd EPF1 en EPF2. Om verwarring te voorkomen met de producties van Orope, zal de rechtbank de nummering GPF1 en GPF2 aanhouden.
Rb. Den Haag, 07-09-2022, nr. C/09/620740 / HA ZA 21-997
ECLI:NL:RBDHA:2022:9193
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
07-09-2022
- Zaaknummer
C/09/620740 / HA ZA 21-997
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:9193, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 07‑09‑2022; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑09‑2022
Inhoudsindicatie
en inzake C/09/620741 / HA ZA 21-998. LTE-standaard octrooien - telecom - ordenen rootsequenties - communiceren set preambles aan mobiele stations - technisch karakter - nieuwheid - inventiviteit - toegevoegde materie - inbreuk
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/620740 / HA ZA 21-997 en C/09/620741 / HA ZA 21-998
Vonnis van 7 september 2022
in de zaken van
de vennootschap naar vreemd recht
OROPE GERMANY GMBH,
te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Broekstra te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
NOKIA SOLUTIONS AND NETWORKS OY,
te Espoo, Finland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.E. Pors te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Orope en Nokia genoemd worden. Zaak 21-997 wordt ook aangeduid als de EP 562-zaak en zaak 21-998 als de EP 103-zaak.
Voor Orope zijn de zaken inhoudelijk behandeld door de advocaat voornoemd, en door mrs. M.G.R. van Gardingen, M.P. Mtshaulana, D.F. de Lange en J. Santman, advocaten te Amsterdam, bijgestaan door mr. ir. F.A.T. van Looijengoed en mr. J. Laddé, octrooigemachtigden. Voor Nokia zijn de zaken inhoudelijk behandeld door de advocaat voornoemd, tezamen met mrs. P. van Gemert en E.M. Stok, advocaten te Den Haag, bijgestaan door de octrooigemachtigden dr. ir. J.J. Hutter en dr. H. Shi.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedures in beide zaken blijkt uit:
- -
de beschikkingen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 6 oktober 2021, waarbij Orope verlof is verleend Nokia te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken (hierna ook: VRO);
- -
de dagvaardingen van 20 oktober 2021;
- -
de aktes houdende overlegging producties, met producties EP01 tot en met EP43;
- -
de conclusies van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties GP01 tot en met GP44 en vertrouwelijke producties GPF1 en GPF21.;
- -
de conclusies van antwoord in reconventie, met producties EP44 en EP45;
- -
de aktes houdende overlegging nadere producties voorbehouden handelingen van de zijde van Nokia, met producties GP45 tot en met GP60;
- -
de aktes houdende overlegging nadere producties van de zijde van Orope, met producties EP46 tot en met EP51;
- -
de aktes houdende overlegging nadere productie van de zijde van Nokia, met productie GP61;
- -
de aktes houdende overlegging nadere producties van de zijde van Nokia, met producties GP62;
- -
de aktes houdende overlegging nadere reactieve producties, tevens verzoek om uitspraak ter zitting, bezwaar tegen uitbreiding feitelijke grondslag en (tegen)bewijsaanbod, met producties EP52 tot en met EP54;
- -
de aktes houdende bezwaar tegen nieuwe stellingen en producties, tevens overlegging reactieve producties van de zijde van Nokia, met producties GP63 tot en met GP67;
- -
de e-mail van mr. Pors van 6 juli 2022, waarbij productie GP68 is overgelegd;
- -
de zitting van 8 juli 2022 in beide zaken met de voorafgaand daaraan, op 5 juli 2022, schriftelijk ingediende pleitnota’s van partijen en, op 7 juli 2022, de schriftelijke reactie van Nokia op de pleitnota van Orope.
1.2.
Ter zitting is medegedeeld dat tegen de over en weer gevoerde bezwaren tegen (te) laat gevoerde stellingen en ingediende producties voor zover nodig bij vonnis zal worden beslist. Voorts is ter zitting beslist dat de rechtbank geen mondeling vonnis zal wijzen zoals door Orope verzocht. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Nokia en haar octrooien
2.1.1.
Nokia is een Fins bedrijf dat zich primair toelegt op de ontwikkeling en verkoop van telecommunicatieapparatuur. Nokia maakt onderdeel uit van het Nokia-concern. Een deel van Nokia’s bedrijfsvoering is gericht op het verlenen van licenties onder haar octrooien.
2.1.2.
Nokia is houdster van het op 10 mei 2017 verleende Europees octrooi EP 2 981 103 B1 met gelding in onder meer Nederland voor ‘Allocation of preamble sequences’ (hierna: EP 103) alsmede van het op 1 mei 2019 verleende Europees octrooi EP 3 220 562 B1 met gelding in onder meer Nederland voor ‘Allocation of preamble sequences’ (hierna: EP 562) (EP 103 en EP 562 hierna tezamen ook wel: de octrooien).
2.1.3.
De aanvrage van EP 103 dateert van 14 augustus 2015 en is afgesplitst van de Europese octrooiaanvrage 07117750.5 van 2 oktober 2007 (hierna: de moederaanvrage). De aanvrage van EP 562 van 29 maart 2017 is vervolgens afgesplitst van de aanvrage van EP 103. De octrooien roepen geen prioriteit in. De relevante datum voor de beoordeling van de nieuwheid en inventiviteit van EP 103 en EP 562 is 2 oktober 2007 (hierna ook: de indieningsdatum).
2.1.4.
Tegen de verlening van EP 562 is oppositie ingesteld door Daimler AG. De oppositie is afgewezen bij beslissing van 18 juni 2021. Er is geen beroep ingesteld.
2.1.5.
Daimler AG heeft voorts tegen EP 103 een nietigheidsactie ingesteld bij het Bundespatentgericht. Dat gerecht heeft op 14 april 2021 een voorlopige opinie gegeven waarin EP 103 voorlopig geldig werd geacht. Tot een eindbeslissing is het niet gekomen.
2.1.6.
In de originele Engelse taal luiden de conclusies van EP 103 als volgt:
1. A device (10, 20, 30) comprising:
a searching unit (12, 22, 32) configured to search a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching unit (12, 22, 32) is configured to start from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, include available cyclic shifts of the root sequence, and continue with a next root sequence if necessary for filling the set,
wherein the searching unit (12, 22, 32) is further configured to interpret the ordered root sequences in a cyclic manner, and
wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises:
- dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold,
- forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and
- ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of adjacent subsets are ordered with alternating decreasing and increasing cubic metric values.
2. The device (10, 20, 30) of claim 1, wherein the root sequences are Zadoff-Chu sequences.
3. The device (10, 20, 30) of claim 1 or 2, wherein the subsets are formed according to maximum supported cyclic shift increments of the sequences quantized to a predetermined set of values.
4. The device (10, 20, 30) of any one of claims 1 to 3, wherein the threshold is the cubic metric value of Quadrature Phase Shift Keying modulation.
5. The device (30) of any one of claims 1 to 4 comprising a receiver (33) configured to receive a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
6. The device (30) of any one of claims 1 to 5, configured to use a sequence in the set of specific sequences for transmission of a preamble in a random access procedure of an evolved universal terrestrial radio access network.
7. The device (20) of any one of claims 1 to 4 comprising a transmitter (23) configured to transmit a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
8. A method comprising:
searching a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching comprises:
starting from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, including available cyclic shifts of the root sequence, and
continuing with a next root sequence if necessary for filling the set,
wherein the method further comprises interpreting the ordered root sequences in a cyclic manner,
wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises:
- dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold,
- forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and
- ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of adjacent subsets are ordered with alternating decreasing and increasing cubic metric values.
9. The method of claim 8, wherein the root sequences are Zadoff-Chu sequences.
10. The method of claim 8 or 9, wherein the subsets are formed according to maximum supported cyclic shift increments of the sequences quantized to a predetermined set of values.
11. The method of any one of claims 8 to 10, wherein the threshold is the cubic metric value of Quadrature Phase Shift Keying modulation.
12. The method of any one of claims 8 to 11, further comprising receiving a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
13. The method of any one of claims 8 to 12, further comprising using a sequence in the set of specific sequences for transmission of a preamble in a random access procedure of an evolved universal terrestrial radio access network.
14. The method of any one of claims 8 to 11 comprising transmitting a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
15. A computer program product including a program for a processing device, comprising software code portions for performing the steps of any one of claims 8 to 14 when the program is run on the processing device.
2.1.7.
In de (onbestreden) Nederlandse vertaling luiden de conclusies van EP 103 als volgt:
1. Inrichting (10, 20, 30) omvattend:
een zoekeenheid (12, 22, 32) die is geconfigureerd voor het zoeken van een set specifieke sequenties, omvattend een set stamsequenties en cyclische verschuivingen daarvan, waarbij de zoekeenheid (12, 22, 32) is geconfigureerd om te starten vanuit een stamsequentie-index die een stamsequentie van geordende stamsequenties aanduidt, om beschikbare cyclische verschuivingen van de stamsequentie in te sluiten, en om verder te gaan met een volgende stamsequentie indien dit noodzakelijk is voor het vullen van de set,
waarbij de zoekeenheid (12, 22, 32) verder is geconfigureerd om de geordende stamsequenties op cyclische wijze te interpreteren, en
waarbij de geordende stamsequenties worden verkregen door het ordenen van sequenties van een vooraf bepaalde lengte en aantal overeenkomstig een kubieke maat ("cubic metric") van elk van de sequenties en een grootte van een hoge-mobiliteitcel die door elk van de sequenties wordt ondersteund, waarbij het ordenen omvat:
- opdelen van de sequenties in een eerste set met kubieke-maatwaarden onder een vooraf bepaalde drempel en een tweede set met kubieke-maatwaarden boven de drempel,
- vormen van twee of meer subsets van de sequenties in de eerste set en twee of meer subsets van de sequenties in de tweede set volgens de ondersteunde celgrootten, waarbij de subsets zodanig zijn ingericht dat de ondersteunde celgrootten van de sequenties tussen subsets van de eerste set toenemen en tussen subsets van de tweede set afnemen of vice versa, en
- ordenen van de sequenties in elke subset volgens hun kubieke-maatwaarden, waarbij de sequenties van aangrenzende subsets worden geordend met alternerende afnemende en toenemende kubieke maatwaarden.
2. Inrichting (10, 20, 30) volgens conclusie 1, waarbij de stamsequenties Zadoff- Chu-sequenties zijn.
3. Inrichting (10, 20, 30) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de subsets worden gevormd volgens maximaal ondersteunde cyclische-verschuivingsincrementen van de sequenties, gekwantiseerd op een vooraf bepaalde set waarden.
4. Inrichting (10, 20, 30) volgens één van de conclusies 1 - 3, waarbij de drempel de kubieke-maatwaarde van kwadratuur-faseverschuivingsmodulatie is.
5. Inrichting (30) volgens één van de conclusies 1 - 4, waarbij de drempelwaarde de ku omvattend een ontvanger (33), die is geconfigureerd om een mobiliteitsparameter te ontvangen die aanduidt of de ordening gebruik maakt van een sequentiebeperkingsschema, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hoge-mobiliteitcel voor elke stamsequentie definiëren.
6. Inrichting (30) volgens één van de conclusies 1 - 5, die is geconfigureerd voor het gebruiken van een sequentie in de set specifieke sequenties voor het verzenden van een preambule in een willekeurig toegankelijke procedure van een ontwikkeld universeel landgebonden radiotoegangsnetwerk (evolved universa! terrestrial radio access network).
7. Inrichting (20) volgens één van de conclusies 1 - 4, omvattend een zender (23), die is geconfigureerd om een mobiliteitsparameter te verzenden die aanduidt of de ordening gebruik maakt van een sequentiebeperkingsschema, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hoge-mobiliteitcel voor elke stamsequentie definiëren.
8. Werkwijze omvattend:
zoeken van een set specifieke sequenties, die een set stamsequenties en cyclische verschuivingen daarvan omvat, waarbij het zoeken omvat:
starten vanuit een stamsequentie-index, die een stamsequentie van geordende stamsequenties aanduidt,
insluiten van beschikbare cyclische verschuivingen van de stamsequentie, en
verder gaan met een volgende stamsequentie indien dit noodzakelijk is voor het vullen van de set, waarbij de werkwijze verder omvat:
interpreteren van de geordende stamsequenties op cyclische wijze,
waarbij de geordende stamsequenties worden verkregen door het ordenen van sequenties van een vooraf bepaalde lengte en aantal overeenkomstig een kubieke maat ("cubic metric") van elk van de sequenties en een grootte van een hoge-mobiliteitcel die door elk van de sequenties wordt ondersteund, waarbij het ordenen omvat:
- opdelen van de sequenties in een eerste set met kubieke-maatwaarden onder een vooraf bepaalde drempel en een tweede set met kubieke-maatwaarden boven de drempel,
- vormen van twee of meer subsets van de sequenties in de eerste set en twee of meer subsets van de sequenties in de tweede set volgens de ondersteunde celgrootten, waarbij de subsets zodanig zijn ingericht dat de ondersteunde celgrootten van de sequenties tussen subsets van de eerste set toenemen en tussen subsets van de tweede set afnemen of vice versa, en
- ordenen van de sequenties in elke subset volgens hun kubieke-maatwaarden, waarbij de sequenties van aangrenzende subsets worden geordend met alternerende afnemende en toenemende kubieke maatwaarden.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de stamsequenties Zadoff-Chu-sequenties zijn.
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij de subsets worden gevormd volgens maximaal ondersteunde cyclische verschuivingsincrementen van de sequenties, gekwantiseerd op een vooraf bepaalde set waarden.
11. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 - 10, waarbij de drempel de kubieke maatwaarden van kwadratuur-faseverschuivingsmodulatie is.
12. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 - 11, verder omvattend het ontvangen van een mobiliteitsparameter, die aanduidt of de ordening gebruik maakt van een sequentiebeperkingsschema, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteun bare grootte van een hoge-mobiliteitcel voor elke stamsequentie definiëren.
13. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 - 12, verder omvattend het gebruiken van een sequentie in de set specifieke sequenties voor het verzenden van een preambule in een willekeurig toegankelijke procedure van een "evolved universa! terrestrial radio access network".
14. Werkwijze volgens één van de conclusies 8 - 11, omvattend het verzenden van een mobiliteitsparameter, die aanduidt of de ordening gebruik maakt van een sequentiebeperkingsschema, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hoge-mobiliteitcel voor elke stamsequentie definiëren.
15. Computerprogrammaproduct, omvattend een programma voor een verwerkingsinrichting, dat softwarecodedelen voor het uitvoeren van de stappen volgens één van de conclusies 8 - 14 omvat wanneer het programma wordt gedraaid op de verwerkingsinrichting.
2.1.8.
In de originele Engelse taal luiden de conclusies van EP 562 als volgt:
1. A device (10, 20, 30) comprising:
a searching unit (12, 22, 32) configured to search a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching unit (12, 22, 32) is configured to start from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, include available cyclic shifts of the root sequence, and continue with a next root sequence if necessary for filling the set,
wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises:
- dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold,
- forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and
- ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of every second subset are ordered with decreasing cubic metric values and of every other subset with increasing cubic metric values.
2. The device (10, 20, 30) of claim 1, wherein the root sequences are Zadoff-Chu sequences.
3. The device (10, 20, 30) of any one of claims 1 to 2, wherein the subsets are formed according to maximum supported cyclic shift increments of the sequences quantized to a predetermined set of values.
4. The device (10, 20, 30) of any one of claims 1 to 3, wherein the searching unit (12, 22, 32) is configured to interpret the ordered root sequences in a cyclic manner.
5. The device (10, 20, 30) of any one claims 1 to 4, wherein the threshold is the cubic metric value of Quadrature Phase Shift Keying modulation.
6. The device (30) of any one of claims 1 to 5 comprising a receiver (33) configured to receive a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
7. The device (30) of any one of claims 1 to 6, configured to use a sequence in the set of specific sequences for transmission of a preamble in a random access procedure of an evolved universal terrestrial radio access network.
8. The device (20) of any one of claims 1 to 5 comprising a transmitter (23) configured to transmit a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
9. A method comprising:
searching a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching comprises:
starting from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences,
including available cyclic shifts of the root sequence;
and continuing with a next root sequence if necessary for filling the set,
wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises:
- dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold,
- forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and
ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of every second subset are ordered with decreasing cubic metric values and of every other subset with increasing cubic metric values.
10. The method of claim 9, wherein the root sequences are Zadoff-Chu sequences.
11. The method of any one of claims 9 to 10, wherein the subsets are formed according to maximum supported cyclic shift increments of the sequences quantized to a predetermined set of values.
12. The method of any one of claims 9 to 11, wherein the method further comprises interpreting the ordered root sequences in a cyclic manner.
13. The method of any one claims 9 to 12, wherein the threshold is the cubic metric value of Quadrature Phase Shift Keying modulation.
14. The method of any one of claims 9 to 13, further comprising receiving a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
15. The method of any one of claims 9 to 14, further comprising using a sequence in the set of specific sequences for transmission of a preamble in a random access procedure of an evolved universal terrestrial radio access network.
16. The method of any one of claims 9 to 13 comprising transmitting a mobility parameter indicating whether the ordering uses a sequence restriction scheme, wherein the restrictions define the maximum supportable size of a high mobility cell for each root sequence.
17. A computer program product including a program for a processing device, comprising software code portions for performing the steps of any one of claims 9 to 16 when the program is run on the processing device.
18. The computer program product according to claim 17, wherein the computer program product comprises a computer-readable medium on which the software code portions are stored.
19. The computer program product according to claim 17, wherein the program is directly loadable into an internal memory of the processing device.
2.1.9.
In de (onbestreden) Nederlandse vertaling luiden de conclusies van EP 562 als volgt:
1. Inrichting (10, 20, 30) die het volgende omvat:
een zoekeenheid (12, 22, 32) die geconfigureerd is om een reeks specifieke sequenties
te doorzoeken, die een reeks wortelsequenties en cyclische verschuivingen daarvan omvat, waarbij de zoekeenheid (12, 22, 32) geconfigureerd is om vanaf een wortelsequentie-index te starten die een wortelsequentie van geordende wortelsequenties aangeeft, beschikbare cyclische verschuivingen van de wortelsequentie te omvatten, en door te gaan met een volgende wortelsequentie indien dat nodig is voor het vullen van de reeks,
waarbij de geordende wortelsequenties verkregen worden door het ordenen van sequenties van een vooraf bepaalde lengte en aantal in overeenstemming met de kubieke metriek van elk van de sequenties en een grootte van een hogemobiliteitscel die elk van de sequenties ondersteunt, waarbij het ordenen het volgende omvat:
- het verdelen van de sequenties in een eerste reeks met kubieke metrische waarden onder een vooraf bepaalde drempelwaarde en een tweede reeks met kubieke metrische waarden boven de drempelwaarde;
- het vormen van twee of meer subreeksen van de sequenties in de eerste reeks en twee of meer subreeksen van de sequenties in de tweede reeks volgens de ondersteunde celgroottes, waarbij de subreeksen zodanig ingericht zijn dat ondersteunde celgroottes van de sequenties tussen subreeksen van de eerste reeks toenemen en tussen subreeksen van de tweede reeks afnemen of vice versa, en
- het ordenen van de sequenties in elke subreeks volgens hun kubieke metrische waarden, waarbij de sequenties van elke tweede subreeks met afnemende kubieke metrische waarden en van elke andere subreeks met toenemende kubieke metrische waarden geordend zijn.
2. Inrichting (10, 20, 30) volgens conclusie 1, waarbij de wortelsequenties Zadoff- Chu-sequenties zijn.
3. Inrichting (10, 20, 30) volgens één van de conclusies 1 - 2, waarbij de subreeksen volgens maximaal ondersteunde cyclische verschuivingsincrementen gevormd zijn van de sequenties die tot een vooraf bepaalde reeks waarden gekwantiseerd zijn.
4. Inrichting (10, 20, 30) volgens één van de conclusies 1 - 3, waarbij de zoekeenheid (12, 22, 32) geconfigureerd is om de geordende wortelsequenties op een cyclische wijze te interpreteren.
5. Inrichting (10, 20, 30) volgens één van de conclusies 1 - 4, waarbij de drempelwaarde de kubieke metrische waarde van Quadrature Phase Shift Keying modulatie is.
6. Inrichting (30) volgens één van de conclusies 1 - 5, die een ontvanger (33) omvat die geconfigureerd is om een mobiliteitsparameter te ontvangen die aangeeft of de ordening een sequentiebeperkingsschema gebruikt, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hogemobiliteitscel voor elke wortelsequentie definiëren.
7. Inrichting (30) volgens één van de conclusies 1 - 6, die geconfigureerd is om een sequentie in de reeks specifieke sequenties te gebruiken voor het uitzenden van een preambule in een willekeurige toegangsprocedure van een geëvolueerd universeel terrestrisch radiotoegangsnetwerk.
8. Inrichting (20) volgens één van de conclusies 1 - 5, die een zender (23) omvat die geconfigureerd is om een mobiliteitsparameter uit te zenden die aangeeft of de ordening een sequentiebeperkingsschema gebruikt, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hogemobiliteitscel voor elke wortelsequentie definiëren.
9. Werkwijze die het volgende omvat:
het doorzoeken van een reeks specifieke sequenties, die een reeks wortelsequenties en cyclische verschuivingen daarvan omvat, waarbij het zoeken het volgende omvat:
het starten van een wortelsequentie-index die een wortelsequentie van geordende wortelsequenties aangeeft, met inbegrip van beschikbare cyclische verschuivingen van de wortelsequentie;
en het doorgaan met een volgende wortelsequentie indien dat voor het vullen van de reeks nodig is,
waarbij de geordende wortelsequenties door ordeningssequenties van een vooraf bepaalde lengte en aantal verkregen worden in overeenstemming met kubieke metriek van elk van de sequenties en een grootte van een hogemobiliteitscel die elk van de sequenties ondersteunt, waarbij de sequentie het volgende omvat:
- het verdelen van de sequenties in een eerste reeks met kubieke metrische waarden onder een vooraf bepaalde drempelwaarde en een tweede reeks met kubieke metrische waarden boven de drempel;
- het vormen van twee of meer subreeksen van de sequenties in de eerste reeks en twee of meer subreeksen van de sequenties in de tweede reeks volgens de ondersteunde celgroottes, waarbij de subreeksen zodanig gerangschikt zijn dat ondersteunde celgroottes van de sequenties tussen subreeksen van de eerste reeks toenemen en tussen subreeksen van de tweede reeks afnemen of vice versa,
en het ordenen van de sequenties in elke subreeks volgens hun kubieke metrische waarden, waarbij de sequenties van elke tweede subreeks met afnemende kubieke metrische waarden en van elke andere subreeks met toenemende kubieke metrische waarden geordend worden.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de wortelsequenties Zadoff-Chu- sequenties zijn.
11. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 10, waarbij de subreeksen gevormd worden volgens maximaal ondersteunde cyclische verschuivingsincrementen van de sequenties die tot een vooraf bepaalde reeks waarden gekwantiseerd worden.
12. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 11, waarbij de werkwijze verder het interpreteren van de geordende wortelsequenties op een cyclische wijze omvat.
13. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 12, waarbij de drempelwaarde de kubieke metrische waarde van Quadrature Phase Shift Keying-modulatie is.
14. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 13, die verder het ontvangen van een mobiliteitsparameter omvat die aangeeft of de ordening een sequentiebeperkingsschema gebruikt, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hogemobiliteitscel voor elke wortelsequentie definiëren.
15. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 14, die verder het gebruiken van een sequentie in de reeks specifieke sequenties voor het uitzenden van een preambule in een willekeurige toegangsprocedure van een geëvolueerd universeel terrestrisch radiotoegangsnetwerk omvat.
16. Werkwijze volgens één van de conclusies 9 - 13, die het uitzenden van een mobiliteitsparameter omvat die aangeeft of de ordening een sequentiebeperkingsschema gebruikt, waarbij de beperkingen de maximaal ondersteunbare grootte van een hogemobiliteitscel voor elke wortelsequentie definiëren.
17. Computerprogrammaproduct dat een programma voor een verwerkingsinrichting omvat, dat softwarecodegedeelten voor het uitvoeren van de stappen van één van de conclusies 9 - 16 omvat wanneer het programma op de verwerkingsinrichting uitgevoerd wordt.
18. Computerprogrammaproduct volgens conclusie 17, waarbij het computerprogrammaproducteen computerleesbaar medium omvat waarop de softwarecodegedeelten opgeslagen zijn.
19. Computerprogrammaproduct volgens conclusie 17, waarbij het programma direct in een intern geheugen van de verwerkingsinrichting geladen kan worden.
2.1.10.
De beschrijving van beide octrooien bevat onder meer de volgende passages:
FIELD OF THE INVENTION
[0001] The present invention relates to allocation of preamble sequences for an access procedure in a mobile communication system. In particular, the invention relates to allocation of preamble sequences for a random access in E-UTRAN (Evolved UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) Terrestrial Radio Access Network).
BACKGROUND OF THE INVENTION
[0002] The random access procedure of E-UTRAN resembles that of WCDMA (Wideband Code Division Multiple Access). In both systems, in a first step a user equipment (UE) transmits a preamble on an access slot. A number of different preamble sequences have been defined for the UE to select for the preamble transmission. For E-UTRAN, so called Zadoff-Chu sequences have been chosen. The length of a sequence is 839 samples, which means that 838 root sequences are available. Depending on the cell range which defines delay uncertainty, up to 64 cyclically shifted sequences are obtained from a root sequence.
[0003] In E-UTRAN FDD (Frequency Division Duplex) system, 64 preamble sequences are allocated for each cell. In order to minimize system information, only a root sequence index u0 and a cyclic shift increment Ncs and a mobility parameter are broadcasted for UEs of a cell. The UEs form a complete set of 64 sequences by determining available cyclic shifts of the sequence u0 and continuing from the consecutive root sequences until the 64 sequences are collected.
[0004] This selected sequence allocation system means that it is required to define an order of the root sequences. The ordering should be decided taking into account two issues.
[0005] The first issue is that the cubic metric (CM) of the sequences varies depending on the root sequence index. CM is important because it defines the power back-off that is needed for reaching a certain level of adjacent channel interference when a typical nonlinear transmitter of a UE is assumed. When CM is high, UE cannot transmit with as high mean power as in case of low CM. This means that the coverage (i.e. the supportable cell radius) varies depending on the root sequence. Then it would be preferable to order the root sequences according to CM so that the consecutive root sequences (that are allocated to the same cell) would support roughly the same cell size.
[0006] The second issue to consider is that a so called sequence restriction scheme may completely deny utilization of a root sequence or at least some of its cyclic shifts. The restriction scheme is needed because of the special properties of the Zadoff-Chu sequences in case of large frequency offsets, and the scheme will be applied in cells where UEs can move with high speeds. In the following, such cells are called high mobility cells, and the other cells, where restrictions are not applied, are called low mobility cells. A mobility parameter of the System Information indicates if the restrictions are in use. The restrictions define a maximum supportable cell size for each root sequence. If the sequences are ordered according to the maximum supportable size of a high mobility cell, the reuse of the sequences can be optimized in presence of both high and low mobility cells. Those root sequences that are not available in high mobility cells of a certain size form a set of consecutive sequences that can be effectively allocated for low mobility cells.
[0007] The two ordering systems, according to CM and according to the maximum size of high mobility cell, are contradicting: sequences with nearly equal CM may support completely different sizes of high mobility cell.
[0008] 3GPP Draft; R1-073595 "Group-Based Re-ordering method of ZC Sequence in RACH" discloses a group-based reordering method of a ZC sequence. This document discloses in which both CM property and maximum supportable cell radius should be considered in a high mobility cell and only the CM property should be considered in a low mobility cell.
[0009] LG ELECTRONICS: "Preamble Index Mapping for Non-Synchronized RACH",3GPP DRAFT; Rl-073501, 3RD GENERATION PARTNERSHIP PROJECT (3GPP) discloses hybrid index ordering.
[0010] PANASONIC, NTT DOCOMO: "Zadoff-Chu sequence allocation on RACH for complexity reduction", TSG-RAN WG1 #47BIS, no. R1-070189, 15 January 2007 (2007-01-15), - 19 January 2007 discloses Zadoff-Chu sequence definition and allocation on non-synchronized random access preamble.
SUMMARY OF THE INVENTION
[0011] The present invention aims at enabling a more flexible sequence allocation where both criteria of sequence ordering are taken into account.
[0012] According to the invention, this is achieved by devices and methods as set out in the appended claims. The invention can also be implemented as computer program product.
[0013] According to an exemplary embodiment of the invention, sequence allocation in cyclic manner is proposed. This enables a more flexible sequence allocation which - depending on the sequence ordering and allocation scheme - may lead to a larger reuse factor, i.e. an additional set of preambles for allocation in the network.
[0014] In addition, UE implementation is simplified since an error case that UE needs a sequence consecutive to 837 is eliminated.
[0015] According to one exemplary embodiment of the invention there is a device, which comprises a searching unit configured to search a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching unit is configured to start from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, include available cyclic shifts of the root sequence, and continue with a next root sequence if necessary for filling the set, and wherein the searching unit is configured to interpret the ordered root sequences in a cyclic manner so that sequence number 0 is considered to be consecutive to sequence number 837.
[0016] According to another exemplary embodiment of the invention there is a method of searching a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, wherein the searching comprises starting from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, including available cyclic shifts of the root sequence; and continuing with a next root sequence if necessary for filling the set, and wherein the method further comprises interpreting the ordered root sequences in a cyclic manner so that sequence number 0 is considered to be consecutive to sequence number 837.
[0017] According to another exemplary embodiment of the invention, a root sequence ordering scheme is proposed that includes the steps: (1) dividing sequences in two groups according to CM, (2) segmenting the sequences in both of the groups according to the supported size of high mobility cells or segmenting only the high CM group according to supported size of high mobility cells, and (3) ordering the sequences in the segments according to CM. This ordering scheme allows simple and effective allocation as those low CM sequences that provide equal and maximal radio coverage can be allocated over a continuous set of sequences. On the other hand, allocation of high CM sequences can be done taking into account the differences of the radio coverage of the sequences.
(…)
DESCRIPTION OF THE EMBODIMENTS OF THE INVENTION
[0020] In a first ordering scheme shown in Fig. 1, sequences are first ordered according to increasing CM. The sequences are then divided into two sets with CM below or above a predetermined threshold, e.g. the CM of QPSK (Quadrature Phase Shift Keying) modulation. CM of QPSK is an appropriate point of comparison because it is the lowest order modulation used in E-UTRAN for user data transmission.
[0021] Finally the sequences in the low CM set are ordered according to a decreasing supported size of high mobility cell while the sequences in the high CM set are ordered according to an increasing supported size of high mobility cell. Fig. 1 shows the maximum supported cyclic shift increment Ncs as a function of the sequence index when the first ordering scheme is adopted. The maximum Ncs is proportional to the maximum cell size. As an example, Ncs has been quantized to 15 values 13, 26, 38, 52, 64, 76, 83, 104, 119, 139, 167, 209, 279, 419, 839. The sequence indexes whose maximum Ncs = 0 can be allocated only in low mobility cells. The dashed line is a CM boundary dividing the sequences into low and high CM sets.
[0022] With a modification to the first ordering scheme, the ordering as shown in Fig. 2 is obtained. In order to obtain the second ordering scheme as shown in Fig. 2, the high and low CM sets are formed as described above, but the low CM set is ordered according to the increasing supported size of high mobility cell and the high CM set is ordered according to the decreasing supported size of high mobility cell.
[0023] Fig. 2 shows the maximum cyclic shift increment Ncs as a function of the root sequence index when the sequences are ordered with the second ordering scheme. The maximum Ncs is proportional to the cell size. The possible Ncs values have been quantized to 15 values. The sequence indexes whose maximum Ncs = 0 can be allocated only in low mobility cells. The dashed line is a CM boundary dividing the sequences into low and high CM sets.
[0024] In case sequence allocations are needed for both the low and high mobility cells, the schemes of Figs. 1 and 2 are equivalent only if the sequences of one cell are never obtained across the CM boundary. However, the sequence allocation over the CM boundary is desirable because that would bring flexibility and would in some cases also allow additional sets of the 64 sequences.
[0025] The schemes of Figs. 1 and 2 are different if flexible allocation over the CM boundary is considered. In the scheme of Fig. 1 allocation over the CM boundary can be made flexibly only for the low mobility cells, while in the scheme of Fig. 2 the flexible allocation over the CM boundary is possible only for the sequences supporting large high mobility cells.
[0026] According to a third ordering scheme, shown in Fig. 3, the sequences are first segmented according to the supported size of the high mobility cell. For instance, if the possible Ncs values were as assumed in the scheme of Fig. 1, a first set could include sequences that support cell sizes corresponding to Ncs =12 or smaller. The second set could comprise sequences supporting cell sizes up to Ncs=25 but not larger, and so on. Forming a segment corresponding to each specified Ncs value is just an example. For instance, in Fig. 3, the sequences whose maximum Ncs is 209 or 279 form one set. The sequences of each set are then ordered according to CM. A preferable way is to order every other set with CM decreasing and every other set with CM increasing. This leads to CM configuration as shown in Fig. 4.
First embodiment
[0027] According to the first embodiment, sequence allocation is made cyclic. According to an E-UTRAN system, a UE forms a set of 64 sequences by starting from a broadcasted sequence u0 and using the consecutive sequences as needed. Sequence number one is considered to be consecutive to the sequence number 838.
[0028] The first embodiment is described by referring to Fig. 5. The first ordering scheme as shown in Fig. 1 is adopted. A desired division of sequences between high and low mobility cells may be made e.g. as shown by the lines with the arrow heads: Dashed lines mark the sequences that are reserved for allocation in the high mobility cells while sequences marked with a dotted line are reserved for low mobility cells. How large these reserved sequence sets should be, depends on the number of high mobility cells relative to the low mobility cells and the cell size. Let us also assume that Ncs is below 167. Without the cyclic allocation, the sequences reserved for high mobility cells would form two disconnected sets and the root sequences allocated for one high mobility cell would be collected either from the low CM group or from the high CM group. Defining cyclic allocation joins all the sequences that are reserved for high mobility cells: for instance u0=838 could be allocated to a high mobility cell because the 64 sequences would then be collected from the root sequences 837, 0, 1, .... Without cyclic allocation, the sequence number 837 and, depending on Ncs, some other sequences with large index would not be suitable for u0. In summary, according to the first embodiment the two sequence sets marked with the dashed lines are joined according to the cyclic allocation, for allocations over the CM boundary.
[0029] The cyclic allocation is useful also if sequence ordering scheme of Fig. 2 is in use because u0 value 837 and values close to that are not be possible except in very small cells where the 64 sequences can be collected from a single or a few root sequences.
[0030] Thus, with the first embodiment allocation of the sequences across the CM boundary is possible both for the sequences supporting large high mobility cells and the sequences that can be used only in low mobility cells.
[0031] The first embodiment simplifies the sequence allocation by allowing the root sequences number 837 and 0 to be allocated in the same cell. This flexibility may in some cases lead to an additional set of 64 sequences if the sequences are ordered as in the first or second ordering schemes shown in Figs. 1 and 2.
[0032] The first embodiment does not complicate implementation of UE or base station in any way. The first embodiment actually simplifies implementation of the UE because it removes the error case that UE would not have 64 sequences after including all the cyclic shifts of the sequence number 837.
(…)
Second embodiment
[0042] The second embodiment proposes a sequence ordering scheme that combines the first and third ordering schemes or the second and third ordering schemes. First the low and high CM sets are formed as shown in Fig. 1 or 2. Then the third ordering scheme is applied separately to the low and high CM sets or at least to the high CM set: Subsets are formed according to the supported cell size and the sequences inside each subset are ordered according to the CM. The resulting CM configuration is shown in Fig. 7 for the case that the first and the third ordering schemes are combined and subsets are formed for both low and high CM sets.
[0043] The second embodiment combines benefits of the first and third ordering schemes. CM defines the power back-off that UE has to apply in order to maintain low enough interference level on the adjacent channels: if CM is large, the UE has to lower its mean transmission power. On the other hand, if CM is low, the UE could transmit with higher mean power without exceeding the limits of the adjacent channel interference. However, the UE cannot exceed the 24 dBm maximum mean power which the UE should support when transmitting a QPSK signal. In other words, even if the CM of a sequence is below the CM of QPSK, the UE will not be able to transmit it with a power larger than 24dBm. The sequences with CM less than CM of QPSK can then be freely ordered according to the cell size criterion as done in the first ordering scheme because all these sequences can be transmitted with the same maximum power. However, in the first ordering scheme also the sequences whose CM is larger than CM of QPSK are ordered only according to the cell size criterion. The differences in CM cannot then be fully utilized in this group because the consecutive sequences can have quite different CM values. If this group is ordered using the third ordering scheme, the consecutive sequences inside a subset have roughly the same CM, i.e. they can be transmitted with nearly the same maximum mean power (the same power back-off is needed). A disadvantage of the third ordering scheme is that the subsets are dividing the sequences with low CM into disjoint sets which is not optimal for sequence allocation. Treating the low CM sequences separately minimizes the effect of this disadvantage. As mentioned above, no coverage gain can be obtained even if the third ordering scheme was applied to the low CM set. However, a very minor possibility for UE's battery power saving might justify ordering also the low CM set with the third ordering scheme. If CM is below the CM of QPSK, UE can at least in principle tune its power amplifier more nonlinear, which would mean saving battery power.
(…)
2.1.11.
Bij de octrooien horen onder meer de volgende figuren:
2.2.
Orope
2.2.1.
Orope houdt zich bezig met de import, distributie en verkoop van mobiele telefoons van het merk OPPO in (in elk geval) Duitsland. Orope is een groepsmaatschappij van Guangdong OPPO Mobile Telecommunications Corp. Ltd. (“Oppo”). Oppo is een van de grootste fabrikanten van smartphones ter wereld.
2.2.2.
Volgens het register van de Duitse Kamer van Koophandel heeft Orope ten doel “marketing- en merkpromotiesteun verlenen voor merkproducten van Guangdong OPPO Mobile Telecommunications Corp, Ltd. (een onderneming naar Chinees recht) in Europa.”.
2.2.3.
Op de website www.oppo.com/nl bevindt zich een in het Nederlands gesteld persbericht met informatie over een fotowedstrijd met het Oppo Find X5 Pro toestel gedateerd 15 maart 2022 (“Empower Every Moment” Campagne die begin maart 2022 is gestart). In de algemene voorwaarden van die campagne staat onder randnummer 1, 4 en 5 het volgende:
Promoter
1. The promoter of the campaign is OROPE Germany GrnbH Graf-Adolf-Platz 15, 40213 Düsseldorf (“OPPO").
(…)
4. To be eligible to participate in the Campaign you must be an individual resident (aged 18+) of Australia, Belgium, France, Germany, Ireland, Italy, Luxembourg, New Zealand, Netherlands, Portugal, Spain, Switzerland, or United Kingdom (individually “Campaign Country"), who is residing in the Campaign Country during the Campaign Period (“Participant”, “You”, “Your” or “Yours”).
5. Employees of OROPE Germany GmbH, their relatives and other persons involved in the conception and implementation of this Campaign are excluded from participation.
(…)
2.2.4.
Op de website bevindt zich een knop ‘Koop nu’ (voor onder meer het hiervoor bedoelde Oppo Find X5 Pro toestel) die doorverwijst naar de officiële Nederlandse Oppo webshop store.oppomobile.nl, welke webwinkel door Oleading B.V., gevestigd te Rotterdam, (hierna ook “Oleading”) wordt geëxploiteerd. Die ‘Koop nu’ knop is ook opgenomen in de informatie voor de “Empower Every Moment” Campagne. Hieronder zijn daarvan afbeeldingen opgenomen (zie voor de ‘knop’ de rode cirkel op de pagina met de groene achtergrond).
2.2.5.
Op de website www.oppo.com/nl wordt onder meer verwezen naar Orope als verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens (https://www.oppo.com/nl/privacy/):
2.2.6.
Nokia heeft recentelijk Oleading alsmede Reflection Investment B.V. (hierna ook “Reflection”), de Nederlandse distributeurs van telefoons van het merk OPPO, gedagvaard wegens octrooi-inbreuk op EP 103.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Orope vordert vernietiging van de Nederlandse delen van EP 562 en EP 103, met veroordeling van Nokia in de volledige proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv2., vermeerderd met rente.
3.2.
Zij legt daaraan ten grondslag dat de octrooien niet als uitvindingen kunnen worden beschouwd in de zin van artikel 52 lid 2 sub a/c EOV3.en dat de octrooien niet nieuw zijn ten opzichte van ZTE, dan wel niet inventief uitgaande van ZTE, LGE en Panasonic 14.. Ook heeft Orope betoogd dat de octrooien (conclusie 1 van EP 103 en conclusie 4 van EP 562) toegevoegde materie bevatten.
3.3.
Nokia voert verweer.
in reconventie
3.4.
Nokia vordert kort gezegd verklaringen voor recht dat (i) Orope (in)directe inbreuk heeft gemaakt op de octrooien, (ii) Orope onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk op de octrooien te faciliteren en/of in strijd met haar rechtsplicht heeft nagelaten inbreuk te voorkomen, en (iii) de apparaten van Orope de uitvinding van de octrooien gebruiken, alsmede een verbod tot het maken van (in)directe inbreuk op de conclusies 1 tot en met 7, 9 tot en met 15 en 17 tot en met 19 van EP 562 en op de conclusies 1 tot en met 6, 8 tot en met 13 en 15 van EP 103, met nevenvorderingen (recall, vernietiging, opgave), en schadevergoeding, alles met veroordeling van Orope in de volledige proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv en de kosten van deskundigen, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
3.5.
Daartoe voert Nokia het volgende aan.
3.5.1.
Met de Oppo mobiele telefoons met 4G en 5G functionaliteiten worden alle kenmerken van voornoemde conclusies toegepast.
3.5.2.
Orope pleegt ten aanzien van die telefoons voorbehouden handelingen in Nederland, althans er is een dreiging daartoe, en zij is bij voorbehouden handelingen van derden op onrechtmatige wijze betrokken. Orope is namelijk het West-Europese hoofdkwartier van het Oppo-concern en is als zodanig verantwoordelijk voor marketing van Oppo producten in West-Europa. Vaststaat ook dat Orope in die hoedanigheid nauw contact onderhoudt met lokale business afdelingen in Nederland (dat wil zeggen: de Nederlandse distributeurs), ten minste op het gebied van marketing. Orope staat in Oppo’s privacy policy, zoals vermeld op de Nederlandse Oppo website, verder vermeld als verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens van Oppo in Europa.
3.5.3.
Daarbij komt dat Orope begin maart 2022 in diverse landen, waaronder in Nederland, de “Empower Every Moment Campagne” is gestart om, via een persbericht en promoties op Instagram, Twitter, Facebook en YouTube, reclame te maken voor de in februari 2022 gelanceerde Oppo Find X5 Pro telefoons (die onder de beschermingsomvang van EP 103 en EP 562 vallen). Bij die campagne hoort een win-actie waarin winnaars worden gekozen met als prijs een reis naar IJsland en de Oppo Find X5 Pro telefoon. Ook bestaat van deze campagne een op Nederland gerichte webpagina op het Nederlandse deel van de wereldwijde website van Oppo. Op die webpagina kunnen gebruikers via een link direct de Oppo Find X5 Pro kopen, via een “Koop nu” link, die rechtstreeks leidt tot de pagina van de Nederlandse Oppo webstore store.oppomobile.nl (van Oleading) waar de Oppo Find X5 Pro 5G met een enkele verdere klik op “Nu kopen” kan worden gekocht. Daarmee is sprake van aanbieden van de Oppo mobiele telefoons door Orope met als doel het stimuleren van de verkoop van deze telefoons in Nederland, en dus directe dan wel indirecte inbreuk, althans onrechtmatig faciliteren daarvan of onrechtmatige betrokkenheid daarbij als organisator van de campagne.
3.6.
Orope voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Bevoegdheid
4.1.
De rechtbank stelt ambtshalve vast dat zij voor deze nietigheidsprocedure gericht op de Nederlandse delen van de octrooien internationaal en exclusief bevoegd is op basis van artikel 24 lid 4 Brussel I bis-Vo5.en artikel 80 lid 1 sub a ROW 19956..
Technische inleiding en stand van de techniek7.
4.2.
Totstandkoming van telecommunicatiestandaarden
4.2.1.
De octrooien zijn aangevraagd in de context van de ontwikkeling van de LTE-standaard. LTE staat voor Long Term Evolution en is een standaard voor 4G mobiele telecommunicatie. De LTE-standaard is ontwikkeld door het 3rd Generation Partnership Project (3GPP). 3GPP is een samenwerkingsverband van verschillende standaardiseringsorganisaties, die op hun beurt gevormd worden door een groot aantal partijen, voornamelijk uit de industrie.
4.2.2. 3
GPP is onderverdeeld in verschillende Technical Specification Groups (TSG) die elk de ontwikkeling van verschillende onderdelen van de standaard op zich nemen. Elk van die groepen is op zijn beurt onderverdeeld in diverse werkgroepen. Deze werkgroepen houden op reguliere basis bijeenkomsten. Aan die bijeenkomsten nemen allerlei partijen uit de industrie deel: fabrikanten van netwerkapparatuur, telefoons, chips, meetapparatuur, netwerkoperators etc.
4.2.3.
In het kader van deze bijeenkomsten worden voorstellen (zogenaamde “Tdocs”, aangeduid met een R-nummer) gedaan voor nieuwe aspecten in de standaard, of voor wijziging, aanvulling of precisering van bestaande aspecten van de standaard. Dat is een iteratief proces: de voorstellen zijn erop gericht om consensus te krijgen over een bepaald aspect en uiteindelijk over de precieze wijze waarop dit in de standaard moet worden vastgelegd.
4.2.4.
Wanneer consensus is bereikt, wordt het betreffende aspect uiteindelijk vastgelegd in een standaarddocument. Deze standaarddocumenten worden ook wel Technical Specification (TS) genoemd. Alle TS-documenten tezamen vormen “de” LTE-standaard en vormen de beschrijving van de eisen waaraan telecommunicatieapparatuur in een mobiele telefoon en in het netwerk moeten voldoen.
4.3.
Cellulaire netwerken
4.3.1.
LTE is een zogenaamd cellulair netwerk. Cellulaire netwerken zijn draadloze communicatienetwerken waarin de netwerkdekking in een geografisch gebied wordt gerealiseerd door een veelheid aan basisstations die verdeeld zijn over dat gebied. Het dekkingsgebied van een basisstation wordt ook wel een cel genoemd – vandaar cellulair netwerk.
4.3.2.
De basisstations zijn onderling met elkaar verbonden door middel van onder meer een Core Network. Dat Core Network is op zijn beurt verbonden met andere netwerken, zoals het gewone telefoonnetwerk en het internet. Een mobiel station, bijv. een telefoon, dat zich in een bepaalde cel bevindt, communiceert draadloos met het basisstation van de betreffende cel. Op deze manier kan het mobiele station (soms ook kortweg “MS”) via het basisstation en via het Core Network de hele wereld bereiken.
4.3.3.
Een basisstation in deze context wordt ook wel een base station, NodeB, NB, eNodeB of eNB genoemd. Een mobiel station heet ook wel UE (‘User Equipment’).
4.3.4.
Een cellulair netwerk wordt vaak vereenvoudigd weergegeven als een aantal aan elkaar grenzende even grote zeshoeken, elk met een basisstation in het midden. In de praktijk is een netwerk echter niet zo mooi regelmatig. Het bestaat uit cellen met uiteenlopende grootte (LTE ondersteunt cellen met een straal van < 1 km tot meer dan 100 km). Grotere cellen worden gebruikt voor dunbevolkte gebieden; kleinere cellen in meer dichtbevolkte gebieden.
4.4.
Synchronisatie en de random access-procedure
4.4.1.
Communicatie in de LTE-standaard vindt plaats in frames. Frames zijn vaste tijdvakken waarin gegevens kunnen worden ontvangen. Een frame in LTE duurt tien milliseconden. Een frame is op zijn beurt onderverdeeld in tien subframes, die elk één milliseconde duren. LTE werkt in de uplink en de downlink met tijd gedeelde kanalen, waarbij elk subframe aan een ander mobiel station kan worden toegewezen.
Om te voorkomen dat verschillende mobiele stations in elkaars tijdvak/subframe uitzenden is het van belang dat het basisstation regelt welk mobiel station in welk tijdvak/subframe kan uitzenden. Daardoor wordt voorkomen dat mobiele stations elkaar storen (interferentie). Het is voor het basisstation alleen mogelijk om tijdvakken/subframes aan te wijzen, wanneer de klokken van het basisstation en het mobiele station met elkaar gelijklopen (synchronisatie).
4.4.2.
Wanneer een mobiel station nog niet verbonden is met een basisstation, is er nog geen sprake van synchronisatie. Ook wanneer het mobiele station wel verbonden is met het netwerk (maar bijv. tijdelijk geen gegevens verstuurt), kan het voorkomen dat het mobiele station niet meer gesynchroniseerd is met het netwerk. Teneinde gesynchroniseerd te raken met het netwerk, dient het mobiele station volgens de LTE-standaard een random access procedure te doorlopen.
4.4.3.
De random access procedure voor het verkrijgen van een verbinding met het netwerk verloopt in grote lijnen als volgt. Wanneer het mobiele station in een cel van het basisstation komt, ontvangt het mobiele station systeeminformatie van het basisstation. Uit deze systeeminformatie wordt door het mobiele station een aantal unieke preambles afgeleid. Deze preambles kunnen worden beschouwd als speciale “roepnamen” voor de betreffende cel of basisstation. Een mobiel station dat communicatie met een basisstation in een cel tot stand wil brengen, kiest willekeurig één van de aan die cel toegekende preambles en zendt deze uit op het zogenaamde Random Access Channel (ook: “RACH”).
4.4.4.
Het basisstation is continu bezig om inkomende transmissies op het Random Access Channel te scannen op zijn eigen preambles. Als een mobiel station een preamble uitzendt die bij het basisstation hoort, zal het basisstation dat detecteren. Daarnaast kan het basisstation aan de hand van de ontvangst van de preamble ook detecteren hoe lang de verzending vanaf mobiel station naar basisstation heeft geduurd. Op basis van die informatie stuurt het basisstation vervolgens een bericht (een random access response) met een commando (timing advance command) voor het mobiele station om de “zendklok” van het mobiele station te synchroniseren met het netwerk8..
4.5.
Zadoff-Chu sequenties als random access preambles
4.5.1.
Op de indieningsdatum was bekend om als random access preambles gebruik te maken van zogenaamde “Zadoff-Chu-sequenties” (ook wel: “ZC-sequenties”). ZC- sequenties zijn reeksen van (complexe) getallen die zijn gegenereerd met een bepaalde formule (zie de LTE-standaard van voor de indieningsdatum9., p. 26):
4.5.2.
ZC-sequenties hebben een aantal interessante wiskundige eigenschappen die ze zeer geschikt maken als random access preamble.
4.5.3.
In de eerste plaats kunnen verschillende ZC-sequenties goed door een ontvanger van elkaar onderscheiden worden (zij hebben een lage zgn. kruiscorrelatie of cross correlation). Dat is gunstig, omdat daarmee verschillende, tegelijkertijd arriverende preambles goed van elkaar te onderscheiden zijn.
4.5.4.
In de tweede plaats kunnen ook alle zogenaamde cyclic shifts (ook: cyclische verschuivingen) van een ZC-sequentie goed van elkaar onderscheiden worden. Een cyclic shift is de operatie waarbij een of meerdere elementen van de achterkant van een reeks eraf worden gehaald en aan de voorkant geplakt (bijvoorbeeld: (a, b, c, d) -> (d, a, b, c). Het aantal elementen waarmee wordt geschoven wordt ook wel aangeduid met de parameter NCS. In boven- en onderstaand voorbeeld geldt dat NCS=1, waarmee wordt aangegeven dat de reeks met 1 positie is opgeschoven.
4.5.5.
Deze tweede eigenschap is gunstig, omdat door middel van het cyclisch verschuiven van een ZC-sequentie, uit die ene sequentie meerdere unieke preambles kunnen worden afgeleid.
4.5.6.
De eigenschap stelt bovendien het basisstation in staat om te bepalen hoe lang de verzending van basisstation naar mobiel station heeft geduurd (de “time of flight”). Dat komt in essentie omdat een later ontvangen preamble er voor het basisstation uitziet als een cyclisch verschoven preamble. Aan de hand van de mate van verschuiving kan het basisstation bepalen hoe lang een transmissie vanaf het mobiele station er over doet (4.4.4).
4.5.7.
Op de indieningsdatum was bekend dat er ZC-sequenties zouden worden gebruikt met een lengte van 839 elementen. Uit de hierboven in 4.5.1 genoemde formule voor het genereren van ZC-sequenties volgt dan dat er 838 verschillende ZC-sequenties gegenereerd kunnen worden. Deze 838 verschillende ZC-sequenties worden in de octrooien aangeduid als root sequences.
4.5.8.
De sequenties hebben een natuurlijke ordening, in die zin dat je kunt spreken van een eerste, tweede, … t/m 838e sequentie. Deze worden verkregen door de respectievelijke getallen 1, 2, …, 838 in de genoemde ZC-formule in te voeren. Een ZC-sequentie wordt ook wel aangeduid door middel van zijn root number u = 1, 2, …, 838. Dit root number wordt ook wel de physical index van de rootsequentie genoemd.
4.6.
Het toekennen van preambles aan cellen
4.6.1.
Bij het ontwerp van een netwerk worden preambles toegekend aan elke cel. Elke cel krijgt 64 preambles toegewezen. Als preamble kan een rootsequentie worden gebruikt, maar ook een cyclische verschuiving van een rootsequentie.
4.6.2.
Iedere rootsequentie is in beginsel geschikt als preamble. In aanvulling daarop zijn cyclische verschuivingen van iedere rootsequenties in beginsel dus ook geschikt als preamble. Dus, wanneer 64 preambles toegewezen moeten worden aan een cel, kan gekozen worden uit een van de 838 beschikbare rootsequenties én, per root sequence, één of meer cyclische verschuivingen.
De eerste 4 van de 64 preambles kunnen, bij wijze van voorbeeld, als volgt zijn bepaald:
Preamble 1: Rootsequentie 100, niet cyclisch verschovenPreamble 2: Rootsequentie 100, elementen 100 posities cyclisch verschovenPreamble 3: Rootsequentie 100, elementen 200 posities cyclisch verschovenPreamble 4: Rootsequentie 100, elementen 300 posities cyclisch verschoven …
4.6.3.
Niet alle rootsequenties en cyclische verschuivingen daarvan kunnen echter zonder meer worden toegewezen aan cellen in het communicatienetwerk. Bij de toekenning van preambles heeft een netwerkoperator te maken met een aantal beperkingen.
4.6.4.
Algemeen geldt dat naast elkaar gelegen cellen logischerwijs verschillende preambles moeten gebruiken, om te voorkomen dat een mobiel station per ongeluk het verkeerde basisstation oproept. Maar ook binnen een cel zijn er drie beperkingen. Zo is er in de eerste plaats een verband tussen de grootte van de cel en de grootte van de cyclische verschuiving die minimaal moet worden toegepast om geschikte preambles te genereren op basis van een rootsequentie. Daarnaast heeft elke ZC-sequentie een tweetal inherent beperkende eigenschappen die de sequentie meer of minder geschikt maakt om als preamble te dienen in een bepaalde cel.
Beperking 1: Hoe groter de cel, hoe groter de cyclische verschuiving (NCS)
4.6.5.
Aangezien iedere rootsequentie 839 elementen bevat, kunnen in beginsel 838 aanvullende unieke sequenties worden gegenereerd uit 1 rootsequentie, namelijk door telkens 1 element aan de achterkant van de sequentie eraf te halen en aan de voorkant aan te plakken, m.a.w. door telkens een cyclische verschuiving van 1 stap toe te passen (NCS = 1; zie 4.5.4 hierboven). In de praktijk moeten er doorgaans echter veel grotere cyclische verschuivingen worden toegepast. En wel om de volgende reden.
4.6.6.
Zoals hierboven in 4.5.6 is toegelicht, zorgt de “time of flight” van een preamble van mobiel station naar basisstation ervoor dat die preamble er voor het basisstation uitziet als een cyclisch verschoven preamble. Des te langer de time of flight, d.w.z. des te verder weg een mobiel station verwijderd is van een basisstation, des te verder verschoven ziet een sequentie er voor het basisstation uit.
4.6.7.
Stel dat het verzenden van een zekere rootsequentie vanaf de uiterste rand van een cel ertoe leidt dat die sequentie er voor het basisstation uitziet als een sequentie met een verschuiving van 50. Als deze cel ook de met 50 verschoven cyclische verschuiving van de genoemde rootsequentie als preamble toegewezen heeft gekregen, treedt er een probleem op: het basisstation kan namelijk niet weten of de ontvangen preamble verzonden is als de rootsequentie door een mobiel station dat zich op de uiterste rand van de cel bevindt, of verzonden is als de met 50 verschoven cyclische verschuiving door een mobiel station dat zich zeer dicht bij het basisstation bevindt. Het basisstation is dan niet in staat om de time of flight te bepalen en om de zendklok van het betreffende mobiele station op de juiste wijze aan te passen voor de random access procedure.
4.6.8.
Om deze ambiguïteit in bovenstaand voorbeeld te voorkomen worden in zo’n cel de cyclische verschuivingen 1 t/m 50 niet als unieke preamble gebruikt. Wanneer het basisstation dan een sequentie ontvangt met een door de time of flight veroorzaakte verschuiving, dan kan het met voldoende zekerheid vaststellen welke preamble oorspronkelijk is verstuurd en de time of flight vaststellen.
4.6.9.
Hoe groter de cel, hoe groter de maximale time of flight, en dus hoe verder er moet worden verschoven om nieuwe sequenties te maken op basis van een root sequence. Dus: hoe groter de cel, hoe groter NCS. Vgl Panasonic & NTT Docomo, Zadoff-Chu sequence allocation on RACH for complexity reduction, 3GPP Tdoc R1-070189, p. 1 (productie EP04).
Beperking 2: maximale celgrootte door Cubic Metric (CM)
4.6.10.
Wanneer een preamble wordt verzonden, wordt deze omgezet in een elektromagnetische golf om draadloos door de lucht te kunnen worden verstuurd. De golf wordt voorafgaand aan versturing versterkt door een versterker van het mobiele station en dan verzonden met behulp van een antenne. De te versterken golf heeft een bepaalde Cubic Metric of CM-waarde. Deze CM-waarde is een maat voor hoe makkelijk de betreffende golf kan worden versterkt. Golven met een hoge CM-waarde kunnen moeilijker worden versterkt dan golven met een lage CM-waarde.
NB: De CM-waarde is in belangrijke mate afhankelijk van de rootsequentie zelf, maar er zijn ook andere factoren die invloed hebben op de CM. Bij het bepalen van de CM van een rootsequentie moeten er bepaalde aannames worden gemaakt. Er was op de indieningsdatum geen algemeen geaccepteerde consensus over welke aannames de juiste waren.
NB2: Cyclische verschuivingen van een rootsequentie hebben in beginsel dezelfde CM-waarde als de rootsequentie zelf.
4.6.11.
Wanneer de transmissie van een mobiel station een grote afstand moet overbruggen, is een grotere versterking nodig (‘verder weg vereist harder roepen’). Wanneer de CM-waarde van een sequentie te hoog is, is de versterker in het mobiele station niet in staat om die sequentie met de voor die afstand vereiste versterking te verzenden.
4.6.12.
Dat maakt sequenties met een hoge CM-waarde ongeschikt voor gebruik in grote cellen. Dus: voor grote cellen moeten sequenties met een lage CM worden gebruikt, voor kleinere cellen volstaan ook sequenties met een hogere CM.
Beperking 3: maximale celgrootte bij high-mobility cellen door Doppler-storingsgevoeligheid
4.6.13.
Elke preamble is verder in meer of mindere mate gevoelig voor verstoringen door het Doppler-effect. Het Doppler-effect verandert de frequentie van een signaal wanneer de zender zich ten opzichte van de ontvanger beweegt. Het Doppler-effect zorgt er bijvoorbeeld voor dat de toon van het sirenegeluid van een aansnellende ambulance hoger is dan wanneer diezelfde ambulance van je af rijdt. Hoe groter de snelheid, hoe sterker dit effect is. Dit effect doet zich ook voor bij elektromagnetische signalen, en dus ook bij de door een mobiele station verzonden preambles.
4.6.14.
Het Doppler-effect doet zich sterker en meer veelvuldig voor in een cel waarin mobiele stations snel en veel bewegen – bijvoorbeeld in een cel waarin zich een autosnelweg of treinverbinding bevindt. Zulke cellen worden in de octrooien ook wel als “high-mobility” cellen aangeduid.
4.6.15.
Het Doppler-effect kan leiden tot verstoringen van het synchronisatieproces in high-mobility cellen. Dat komt omdat de ontvangen sequenties, als gevolg van het Doppler-effect,kunnen gaan lijken op andere cyclische shifts van de sequentie. Het basisstation kan daardoor niet meer goed bepalen wat de “time of flight” van een signaal geweest is, hetgeen nodig is voor de random access procedure.
4.6.16.
De achtergrond van dit probleem is wiskundig complex, maar is voor de octrooien gelukkig niet van belang. Voor het begrip van de octrooien volstaat dat deze eigenschap van een rootsequentie leidt tot een beperking in de grootte van de cyclic shift (NCS) die kan worden toegepast in high mobility cellen om nieuwe sequenties te genereren.
4.6.17.
Bij de bespreking van de eerste beperking (zie 4.6.5-4.6.8 hierboven) werd al duidelijk dat er afhankelijk van de celgrootte een bepaalde minimale Ncs geldt. Als gevolg van het Doppler-effect geldt daarnaast dus ook een maximale Ncs. Deze maximale NCS (hierna ook: “Max Ncs”) levert daarmee een beperking op in de grootte van de cel waarbinnen deze sequentie gebruikt kan worden. Dat komt door het voor de eerste beperking toegelichte verband tussen minimale verschuivingsgrootte en celgrootte: wanneer de celgrootte leidt tot een minimale verschuiving die groter is dan de maximale verschuiving van een rootsequentie als gevolg van het Doppler-effect (minimale Ncs > Max Ncs), dan kan die rootsequentie niet in de betreffende cel worden gebruikt. Deze beperking is alleen van toepassing voor high-mobility cellen. De wijze om de Max Ncs-waarde van een sequentie te bepalen is bekend uit het document Panasonic, NTT DoCoMo, 3GPP Tdoc R1-072802, Limitation of RACH sequence allocation for high-mobility cell (productie EP07).
NB: Cyclische verschuivingen van een rootsequentie hebben dezelfde maximale celgrootte voor high mobility cellen als de rootsequentie zelf.
NB2: Omdat de maximale celgrootte voor high-mobility cellen direct volgt uit de Max Ncs-waarde worden deze begrippen uitwisselbaar gebruikt.
4.6.18.
Dus: elke rootsequentie heeft een bepaalde maximale celgrootte voor high-mobility cellen.
De CM-waarden en de Max Ncs-waarden houden nauwelijks verband met elkaar
4.6.19.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, zijn de CM-waarde en de Max Ncs-waarde (en dus maximale celgrootte voor high-mobility cellen) eigenschappen die inherent zijn aan een bepaalde rootsequentie, dat wil zeggen dat je kunt spreken van de CM-waarde en de Max Ncs-waarde van een bepaalde rootsequentie.
4.6.20.
De twee intrinsieke eigenschappen van de rootsequenties houden echter nauwelijks verband met elkaar: Het feit dat een rootsequentie een bepaalde CM-waarde heeft zegt dus niets over de Max Ncs-waarde ervan, en andersom. Er zijn dus:
- a.
Sequenties met een lage CM en een hoge Max Ncs. Dit zijn de “beste” sequenties, want deze zijn geschikt voor grote cellen, ook als deze high-mobility zijn;
- b.
Sequenties met een lage CM en een lage Max Ncs. Deze sequenties zijn geschikt voor grote cellen, maar niet als deze high-mobility zijn;
- c.
Sequenties met een hoge CM en een hoge Max Ncs. Deze sequenties kunnen alleen worden gebruikt in kleine cellen;
- d.
Sequenties met een hoge CM en een lage Max Ncs. Ook deze kunnen alleen worden gebruikt in kleine cellen;
4.6.21.
De CM- en Max Ncs-waarden die van belang zijn voor resp. de versterkingsbeperking en de high mobility cel-beperking kunnen ook worden weergegeven in een scatter plot als hieronder afgebeeld. De verticale as geeft de Max Ncs-waarde weer en de horizontale as geeft de CM-waarde weer. Ieder punt in de grafiek is een rootsequentie – en de plek van de punt in de grafiek geeft dus de CM- en Max Ncs-waarde van die rootsequentie weer:
4.6.22.
Dit diagram maakt direct inzichtelijk dat er nauwelijks verband is tussen CM-waarde en Max Ncs-waarde (er is nauwelijks een lijn te ontdekken; de punten lijken min of meer willekeurig verspreid).
4.6.23.
Aan de linker bovenzijde van het diagram bevinden zich de beste sequenties (lage CM en hoge Max Ncs). Linksonder zitten de sequenties die geschikt zijn voor grote laag-mobility cellen maar niet voor hoog-mobility cellen. Hoe verder naar rechtsonder, hoe groter de CM en hoe lager Max Ncs, en dus hoe kleiner de cel waar de sequentie in kan worden gebruikt vanwege de beperkte versterkingsmogelijkheden.
4.6.24.
Bij het toekennen van preambles moet de netwerkoperator er vanzelfsprekend op letten dat hij geen preambles aan een cel toekent die niet geschikt zijn voor de cel. Hij moet dus bijvoorbeeld voorkomen dat preambles met een te hoge CM worden toegekend aan een te grote cel, en dat preambles met een te kleine maximale celgrootte (te kleine max Ncs) worden toegekend aan een te grote high-mobility cel. Dat kan als volgt worden weergegeven (de rode vlakken geven de rootsequenties aan die niet/minder geschikt zijn):
Grote, high mobility cel: weinig geschikte rootsequenties | Kleinere high-mobility cel: meer geschikte rootsequenties |
Grote, low-mobility cel: andere geschikte rootsequenties. De Max Ncs-waarde is geen beperking |
4.6.25.
Bovendien is het totaal aantal beschikbare preambles beperkt. Er zijn 838 rootsequenties en een aantal cyclische verschuivingen daarvan. Dat lijkt een boel, maar de operator moet er ook rekening mee houden dat naastgelegen cellen niet dezelfde preambles mogen gebruiken. De operator moet er daarom zo mogelijk ook voor zorgen dat er zo min mogelijk “te goede” preambles (met een lagere CM en/of grote maximale celgrootte voor high-mobility cellen dan nodig) worden toegekend aan cellen die dat niet nodig hebben, opdat deze preambles beschikbaar blijven voor cellen waarin zij wel nodig zijn. Dus: de operator wil zo min mogelijk de “goede” rootsequenties (uit de linkerbovenhoek in bovenstaande diagrammen) gebruiken voor cellen waarvoor slechtere sequenties (meer naar rechts en onder) ook geschikt zijn.
4.7.
Beperkte signalering door basisstation van de toegekende preambles
4.7.1.
Om ervoor te zorgen dat het mobiele station weet welke 64 preambles hij mag gebruiken om een bepaald basisstation op te roepen, moet dat basisstation bekend maken wat de aan hem toegewezen preambles zijn. Dit gebeurt door middel van het uitzenden van systeeminformatie die door alle mobiele stations in de cel wordt ontvangen.
4.7.2.
Dat bekend maken van de preambles zou in beginsel kunnen door eens in de zoveel tijd een bericht te sturen waarin alle preambles zijn opgenomen die geldig zijn in een bepaalde cel. Dat vereist echter versturing van verhoudingsgewijs veel besturingsinformatie. Om de hoeveelheid te verzenden besturingsinformatie te beperken diende Panasonic ten behoeve van bijeenkomst 49 van TSG RAN WG1, in mei 2007, het voorstel R1-072079 in, getiteld “RACH sequence allocation and indication to the cell.” (hierna: “Panasonic 1”, productie EP08).
4.7.3.
Panasonic 1 stelde voor om enkel (1) de index van een eerste rootsequentie te versturen en (2) de verschuivingsparameter Ncs van de toe te passen verschuiving voor het genereren van de cyclische verschuivingen van de rootsequenties. Op basis van die van het basisstation ontvangen parameters bepaalt het mobiele station de voor die cel geldige preambles.
4.7.4.
Panasonic 1 stelde het volgende algoritme voor om die preambles te bepalen:
4.7.5.
Het zoeken van de geldige preambles begint dus met de gesignaleerde rootsequentie. Daarvan worden vervolgens door cyclische verschuiving met de verschuivingsparameter Ncs aanvullende preambles gegenereerd, net zo lang tot het gewenste aantal preambles (64) is verzameld.
4.7.6.
Wanneer de toe te passen verschuiving Ncs klein genoeg is, kunnen alle benodigde preambles uit één rootsequentie worden afgeleid. Maar als de verschuivingsparameter te groot is (bijv. in een grote cell), kan dat niet meer. Bij een verschuivingsparameter Ncs van bijvoorbeeld 100 kunnen er op basis van één rootsequentie maar 8 cyclische verschuivingen worden gemaakt (bij de negende is de sequentie van 839 elementen immers helemaal “rondgeschoven”). In dat geval wordt een volgende rootsequentie gebruikt, en worden daar cyclische verschuivingen van gemaakt. Dit gaat net zo lang door tot het vereiste aantal van 64 preambles is verzameld.
4.7.7.
Over dit voorstel van Panasonic is op bijeenkomst 49b van TSG RAN WG1 consensus bereikt.
4.8.
Het ordeningsprobleem als gevolg van beperkte signalering
4.8.1.
De beslissing om slechts één rootsequentie te signaleren, en aan de hand daarvan alle geldige preambles te bepalen, mogelijk door gebruik van een volgende rootsequentie, vooronderstelt dat er een afgesproken volgorde of lijst van rootsequenties is. Dat is nodig om aan de hand van de twee gesignaleerde parameters precies te kunnen bepalen wat de 64 geldige preambles zijn.
4.8.2.
Het gebruik van zo’n lijst introduceerde een probleem. Zoals hierboven in 4.6.24-4.6.25 toegelicht moet een operator erop toezien dat de aan een cel toegewezen preambles aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dat betekent, dat niet alleen de gesignaleerde eerste rootsequentie, maar ook eventuele benodigde volgende rootsequenties inherente eigenschappen moeten hebben (CM-waarden en – in geval van een high mobility cel – max Ncs-waarden) die goed genoeg zijn om in de betreffende cel te functioneren, en bij voorkeur ook niet te goed zijn voor de cel.
4.8.3.
De natuurlijke ordening 1-838 van de rootsequenties (zie 4.5.8 hierboven) op basis van de physical index was hiervoor maar matig geschikt. Weliswaar verlopen de CM-waarden van de rootsequenties in die ordening verhoudingsgewijs vloeiend, maar de max Ncs-waarden variëren in die ordening enorm. Zie het onderstaande plaatje, afkomstig uit 3GPP Tdoc R1-073501 (productie EP12) (zie 4.9.9-4.9.13 hierna).
4.8.4.
Zoals hierboven uitgelegd kan het voorkomen dat er meerdere sequenties nodig zijn om 64 preambles te kiezen, die allemaal zowel aan een CM-voorwaarde als aan een Max Ncs-voorwaarde moeten voldoen. Door de grilligheid van de Max Ncs-waarden is het in deze ordening echter haast onmogelijk om een reeks achtereenvolgende rootsequenties te kiezen waarbij alle rootsequenties voldoen aan een Max Ncs-voorwaarde.
4.8.5.
Om dat probleem op te lossen was WG1 van TSG RAN omstreeks hun bijeenkomsten 49b (25-29 juni 2007), 50 (20-24 augustus 2007) en 50b (8-12 oktober 2007) doende om de lijst van 838 rootsequenties zodanig te herordenen, dat wel aan dat vereiste kan worden voldaan.
4.9.
Vóór de indieningsdatum voorgestelde oplossingen
R1-072800 (“Panasonic 2”)
4.9.1.
Het eerste schot voor de boeg daarvoor kwam eind juni 2007 van Panasonic en NTT DoCoMo. Ten behoeve van bijeenkomst 49b van TSG RAN WG1 circuleerden zij het voorstel met nummer R1-072800 getiteld “RACH sequence allocation and indication to the cell” (productie EP11, hierna: “Panasonic 2”).
4.9.2.
Panasonic 2 vat op p. 1 de methode voor beperkte signalering als hierboven in 4.7.1-4.7.6 beschreven samen. Panasonic 2 schrijft daarover dat die signaleringsmethode een vooraf afgesproken volgorde van rootsequenties vereist, die passend moet worden ontworpen, waarbij rekening wordt gehouden met physical layer perspectives, waaronder de cubic metric-eigenschap en cell deployment.
(markering toegevoegd)
4.9.3.
Panasonic 2 geeft aan dat op dat moment twee eenvoudige volgordes zijn voorgesteld, te weten sortering op grond van CM (Alt. 1), en sortering op grond van maximum celgrootte voor high-mobility cellen (Alt. 2).
4.9.4.
Panasonic 2 laat zien dat als je sorteert op CM, het nodig is om in high-mobility cellen ongeschikte sequenties over te slaan (zie in de diagrammen hieronder in de “rode” en in de “groene” kolommen de gaten in de toewijzing van sequenties). De sequenties in het “rode gebied” in de diagrammen van 4.6.24 hierboven worden hier dus overgeslagen.
NB: Uit het diagram blijkt dat Panasonic 2’s sortering op CM niet strikt stijgend is. Panasonic 2 maakt gebruik van het feit dat in de natuurlijke ordening de CM-waarde symmetrische verdeeld is (1 heeft een vergelijkbare waarde met 838, 2 vergelijkbaar met 837, etc), en dat de CM-waarde in de eerste helft van de natuurlijke ordening grosso modo stijgt. Door te ordenen op volgorde 1, 838, 2, 837, 3, 836, etc. wordt een ongeveer stijgende ordening op CM bereikt.
4.9.5.
Sorteer je op maximale celgrootte (max Ncs), dan is het overslaan van sequenties volgens Panasonic 2 niet nodig. Nadeel is dan wel dat je een verzameling preambles krijgt waarin grote en kleine CM-waarden door elkaar staan. Dit is nadelig indien meerdere rootsequenties nodig zijn om 64 preambles te genereren.
4.9.6.
Panasonic 2 omschrijft in Tabel 3 de voors en tegen van beide opties. Als je sorteert op CM, dan heeft dat als voordeel dat je het netwerk kunt plannen op basis van CM, en kun je rootsequenties met lage CM toewijzen aan grote cellen. Daar staat als nadeel tegenover dat je in high mobility cellen sommige sequenties niet kunt gebruiken (“inconsecutive sequence indexes are allocated”).
4.9.7.
Sorteer je daarentegen op maximum supportable cell size, dan heeft dat als voordeel dat je altijd opeenvolgende sequenties kunt gebruiken als dat nodig is om de preambles te genereren. Er worden dan geen sequenties ongebruikt gelaten. Daar staat echter tegenover dat het moeilijk is om bij het inrichten van het netwerk rekening te houden met de CM-waarde van de sequenties (“applying CM-based ZC sequence planning would be difficult…”). De CM-waarden variëren dan immers sterk tussen de opeenvolgende sequenties. Daarom is het moeilijk om opeenvolgende rootsequenties te vinden die allemaal een geschikte CM hebben, zeker als een groot aantal rootsequenties nodig is om 64 preambles te kunnen genereren.
4.9.8.
Panasonic 2 suggereert verder dat de kool en de geit gespaard zouden kunnen worden door een combinatie van de twee methodes te gebruiken: sorteren op CM, vervolgens de rootsequenties in een aantal groepen verdelen, en vervolgens binnen elk van die groepen op maximum celgrootte (max Ncs) sorteren. Het nadeel daarvan is volgens Panasonic 2 dat het wat complexer is om de lijst met sequenties te berekenen.
(markering toegevoegd)
NB: Panasonic legt overigens niet uit waarom dat laatste een probleem zou zijn.
R1-073501 (“LGE”)
4.9.9.
In de aanloop naar bijeenkomst 50 van TSG RAN WG1 circuleerde LG Electronics op 15 augustus 2007 het voorstel R1-073501 (productie EP12, hierna: “LGE”). In dit voorstel volgt LGE de suggestie van Panasonic om een combinatie van beide sorteermethoden te maken.
4.9.10.
LGE herhaalt op p. 1 de voors en tegens van het sorteren op CM en het sorteren op maximale celgrootte voor high-mobility cellen, die Panasonic ook al noemde. LGE merkt vervolgens op dat het wenselijk zou zijn om de voordelen van beide sorteringen te hebben, maar dat dat niet zonder meer kan omdat als je sorteert op de ene eigenschap, de andere eigenschap enorm fluctueert, en andersom. LGE laat dat ook weer in diagrammen zien:
4.9.11.
LGE stelt daarom voor om een eenvoudige hybride sorteringsmethode te gebruiken. Als voorbeeld stelt LGE om de rootsequenties eerst te sorteren op grootte van high-mobility cells. De resulterende lijst wordt daarna in groepen verdeeld. Binnen elk van de groepen wordt er vervolgens gesorteerd op de CM-waarde.
4.9.12.
LGE geeft een voorbeeld hoe dit eruit kan zien, als er in alle groepen op toenemende CM-waarde wordt gesorteerd. Het resultaat is dan een ordening van de rootsequenties waarin de maximale celgrootte voor high-mobility cellen min of meer trapsgewijs verdeeld is. De CM-waarde heeft dan een zaagtand-achtige verdeling. Zie Figuur 2 van LGE:
4.9.13.
LGE beschrijft dat deze verdeling het toestaat dat er preambles gekozen worden die allemaal voldoen aan de maximale celgrootte voor high-mobility cellen waar dat nodig is. Als een cel een lage CM nodig heeft, kan die gekozen worden door het juiste “startpunt” te kiezen.
4.9.14.
De “truc” van LGE is dus dat je de sequenties segmenteert op basis van hun maximale celgrootte voor high mobility cellen. Door die segmentatie is het minder problematisch dat CM en maximale celgrootte geen verband met elkaar houden, want als je de segmenten sorteert op CM, is de variatie in maximale celgrootte beperkt tot de variatie binnen het segment.
R1-073595 (“ZTE”)
4.9.15.
Vrijwel tegelijkertijd met LGE circuleerde ZTE het voorstel R1-073595 (productie EP13, hierna: “ZTE”). Ook ZTE komt met een hybride sorteermethode die zowel voordelen van CM-gebaseerd sorteren als voordelen van maximum celgrootte-gebaseerd sorteren combineert.
4.9.16.
ZTE herhaalt de zoeksystematiek die hoort bij de eerder afgesproken beperkte signalering (zie 4.7.1-4.7.6 hierboven). En net als LGE, stelt ZTE een hybride oplossing voor aangaande het daarbij behorende sorteerprobleem, die ertoe leidt dat de voordelen van zowel CM-sortering als maximum-celgrootte-sortering worden bereikt.
4.9.17.
ZTE stelt voor om de sequenties eerst op CM te sorteren, om ze vervolgens te verdelen in twee groepen: sequenties met een CM-waarde kleiner dan die van QPSK (1.2 dB) en sequenties met een CM-waarde groter dan die van QPSK.
NB: die grenswaarde is niet willekeurig gekozen. QPSK is de langzaamste, maar meest robuuste (d.w.z. minst storingsgevoelige) techniek in LTE waarmee gebruikersgegevens kunnen worden verzonden, die wordt gebruikt als de ontvangst op zijn slechtst is. Een mobiel station moet dus op elke plek in een cel in staat zijn om ten minste QPSK-symbolen voldoende te versterken. Dat levert een beperking op voor de grootte van de cel. Wanneer de CM-waarde van een preamble beter (lager) is dan QPSK, is die CM-waarde dus niet meer de beperkende factor voor de grootte van de cel.
4.9.18.
De twee groepen worden in het ZTE voorstel vervolgens gesorteerd op hun maximale celgrootte voor high-mobility cellen. ZTE stelt voor om dat afwisselend aflopend en oplopend te doen, opdat een reeks van sequenties kan worden gebruikt die over een groepsgrens heenloopt. In Appendix B is de lijst opgenomen van alle logische waarden van de sortering volgens ZTE.
4.9.19.
Dit resulteert in een verloop van maximale celgrootte voor high-mobility cellen dat er als volgt uitziet:
4.9.20.
Op die manier bereikt ZTE beide voordelen. Er kan CM-gebaseerd gepland worden voor het netwerk: grote cellen kunnen aan de “linkerkant” worden ingedeeld (CM < 1,2 dB) en kleine cellen aan de “rechterkant”. Er hoeven (anders dan bijv. in Panasonic 2) in high-mobility cellen geen sequenties ongebruikt te worden gelaten (“No ZC sequence fragments will be generated”). En eventueel kan er een reeks sequenties worden toegewezen die een groepsgrens doorkruist.
4.9.21.
De “truc” van ZTE is het inzicht dat voor CM’s onder 1.2 dB de CM geen beperkende factor meer is. Wanneer de groepen van ZTE worden gesorteerd op maximale celgrootte, varieert de CM nog wel flink, maar voor de waarden onder 1.2 dB maakt dat niet uit. Verder realiseerde ZTE zich dat je de waarden aan weerszijde van een overgang tussen twee groepen wilt laten aansluiten, door de sorteringsvolgorde in die groepen te alterneren.
4.10.
Het handelsreizigersprobleem
4.10.1.
Zoals hierboven in 4.6.21 toegelicht kunnen de rootsequenties worden weergegeven in een tweedimensionaal diagram (een “scatter plot”), waarbij elke sequentie een punt is op de plek van zijn CM- en Max Ncs-waarde. In het geval van de besproken Zadoff-Chu sequenties ziet dat diagram er als volgt uit:
4.10.2.
Men was op de indieningsdatum op zoek naar een ordening van deze sequenties met twee eigenschappen (CM en Max Ncs) in een lijst, waarbij zowel de CM-waarden als de Max Ncs-waarden van opeenvolgende sequenties in de geordende lijst niet te veel van elkaar verschillen. In termen van bovenstaand diagram, moet er dus een volgorde van punten worden bepaald, waarbij opeenvolgende punten in de te bepalen volgorde zo mogelijk dicht bij elkaar in het vlak liggen.
4.10.3.
Het handelsreizigersprobleem gaat over het vinden van een ordening van elementen, waarbij de som van alle afstanden (de ‘tour’) tussen de opeenvolgende elementen (de ‘cities’) minimaal is. De beste ordening, d.w.z. de ordening met de kleinste totale afstand, is de optimale oplossing van een handelsreizigersprobleem.
4.10.4.
Het handelsreizigersprobleem is relevant voor een grote verscheidenheid aan praktische toepassingen. Dat wil zeggen dat een groot aantal praktische toepassingen kunnen worden geoptimaliseerd door de toepassingen te beschouwen als een handelsreizigersprobleem, om vervolgens met algemeen bekende technieken een goede of zelfs optimale oplossing van dat handelsreizigersprobleem te vinden. Zie de monografie The Traveling Salesman van Reinelt uit 1994 (productie EP14, hierna: “Reinelt”), p. 1:
(markering toegevoegd)
4.10.5.
In theorie kan de optimale oplossing van elk handelsreizigersprobleem worden gevonden door de totale afstand van alle mogelijke ordeningen te berekenen, en de ordening met de kortste totale afstand te kiezen. Deze strategie is echter alleen haalbaar wanneer het aantal elementen dat moet worden geordend klein genoeg is. De hoeveelheid rekenkracht die nodig is om met deze strategie de optimale oplossing te vinden, groeit namelijk razendsnel als het aantal elementen toeneemt.
4.10.6.
Het vinden van manieren om met minder rekenkracht een optimale oplossing te vinden, was en is daarom al decennia onderwerp van veel onderzoek. Ruim voor de indieningsdatum (in 2003) was er al kant-en-klare software beschikbaar die in korte tijd (minuten) de optimale oplossing vindt voor een handelsreizigersprobleem met enkele honderden elementen.
4.10.7.
Op de indieningsdatum was er ook een veelheid aan algemeen bekende technieken om een niet-optimale, maar wel redelijk goede oplossing te vinden, die (veel) minder rekenkracht kost dan het bepalen van de optimale oplossing. Het benaderen van een optimale oplossing wordt ook wel heuristiek genoemd. Een aantal algemeen bekende heuristieken voor het benaderen van een optimale oplossing van een handelsreizigersprobleem acht Orope relevant voor deze zaak.
4.11.
Oplossingen voor een handelsreizigersprobleem: de strip-heuristiek
4.11.1.
Een van de meest eenvoudige op de indieningsdatum algemeen bekende heuristieken is de ‘strip’-heuristiek. De stripheuristiek is nuttig om met weinig moeite ordeningen te vinden voor grote handelsreizigersproblemen.
4.11.2.
Bij de strip-heuristiek wordt het vlak verdeeld in een aantal verticale banen (“strips”). De route begint bij het onderste punt in de eerste (meest linker) baan. Vervolgens doorloopt de route de van eerste baan onder naar boven, d.w.z. de elementen in de eerste baan worden geordend in oplopende volgorde. Aangekomen bij het bovenste element van de eerste baan gaat de route door naar het bovenste element van de tweede baan, en doorloopt de route de tweede baan van boven naar onder, d.w.z. de elementen in de tweede baan worden geordend in aflopende volgorde. De derde baan wordt weer oplopend geordend, de vierde aflopend, etc. Aangekomen bij het einde worden het laatste en het eerste element met elkaar verbonden. Zie Reinelt (productie EP14), p. 137:
4.11.3.
Een eenvoudige afbeelding van toepassing van de strip-heuristiek is afgebeeld in een artikel van Bentley, A Case Study in Applied Algorithm Design’ uit 1984 (productie EP15):
4.11.4.
In de bovenstaande figuren zijn de banen verticaal georiënteerd. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk om horizontale banen te maken en die in horizontale richting in alternerende volgorde te doorlopen. Verder is de vakpersoon10.vrij in de keuze van de strips (aantal, even breed, zelfde aantal punten). De resultaten variëren afhankelijk van deze parameters. Zie Reinelt, p. 138:
4.12.
Oplossingen voor een handelsreizigersprobleem: space-filling curves
4.12.1.
Een andere op de indieningsdatum bekende heuristiek voor het oplossen van een handelsreizigersprobleem is het gebruik van een zgh. space-filling curve.
Een space-filling curve is een lijn die zich uitstrekt over een gehele tweedimensionale ruimte met elementen. De lijn rijgt als het ware alle punten in de ruimte aaneen. De punten worden dan geordend naar gelang de volgorde waarop zij op de lijn liggen. Op die manier worden de tweedimensionale informatie omgezet naar een eendimensionale reeks.
4.12.2.
Er bestaan verschillende space-filling curves die allemaal net andere karakteristieken hebben. Het handboek van Reinelt uit 1994 verwijst naar een space-filling curve ontwikkeld in 1982 (zie p. 133-137). Er waren ook diverse andere space-filling curves algemeen bekend die voor dit doeleind kunnen worden gebruikt. Elk van die curves heeft net andere karakteristieken. Een aantal voorbeelden van space-filling curves is hieronder opgenomen (uit het handboek Samet, The Design and Analysis of Spatial Data Structures, Addison-Wesley 1990, productie EP16, p. 14):
4.12.3.
Omdat de curves op een andere manier door het vlak bewegen, leiden deze curves tot verschillende resultaten (d.w.z. een andere volgorde van elementen). Welke curve voor een bepaalde toepassing de voorkeur verdient, hangt af van de randvoorwaarden die aan de ordening worden gesteld. Vergelijk bijvoorbeeld het verschil tussen de onderstaande twee ordeningen (‘row’ en ‘row-prime’, of ook wel ‘sweep’ en ‘scan’ ):
4.12.4.
Bij het gebruik van de eerste, sweep, curve liggen opeenvolgende elementen in de resulterende reeks niet noodzakelijkerwijs dicht bij elkaar in het vlak. De curve springt immers van uiterst rechts naar het begin van de bovenliggende rij. Dat leidt ertoe dat er elementen naast elkaar in de lijst staan, die ver van elkaar vandaan liggen in het vlak. Bij gebruik van de tweede, scan, curve liggen opeenvolgende elementen in de reeks wel altijd dicht bij elkaar in het vlak.
4.12.5.
Welke ordeningsstrategie de voorkeur verdient, hangt dus bijv. samen met de vraag of het wenselijk is om dergelijke sprongen te vermijden. Voor veel toepassingen is het wenselijk om ervoor te zorgen dat punten die in de geordende lijst dicht bij elkaar liggen, ook in het vlak dicht bij elkaar liggen. Dan hebben opeenvolgende elementen in de lijst ongeveer dezelfde eigenschappen (zie ook Samet (productie EP16), p. 14: “This mapping should preserve the spatial locality of the original two-dimensional image in one dimension”).
4.12.6.
Zie ook het artikel Performance of multi-dimensional space-filling curves van Mokbel (productie EP17), p. 183. Hier wordt beschreven dat de sweep-ordening leidt tot een grote sprong (Jump) aan het eind van elke rij naar het begin van de volgende rij. Dat betekent dat opeenvolgende elementen op de lijn op de plek van een jump niet dicht bij elkaar liggen in het vlak.
(markering toegevoegd)
Wanneer jumps niet gewenst zijn, kan men beter niet de “sweep”-strategie gebruiken, maar beter de zogenaamde “scan”-strategie. Zie Mokbel, p. 188:
(markering toegevoegd)
4.12.7.
Zie in dezelfde zin het handboek van Samet (waarin “sweep” en “scan” respectievelijk “row” en “row-prime” worden genoemd). Row-prime heeft een betere “locality”, wat wil zeggen dat punten in de lijst waarden hebben die dichter bij elkaar liggen:
(markering toegevoegd)
4.12.8.
Een gemiddelde vakpersoon die een handelsreizigersprobleem wil oplossen weet dus dat zij/hij daarvoor een space-filling curve kan gebruiken. Als het belangrijk is om grote sprongen tussen opeenvolgende elementen te vermijden, weet de vakpersoon dat hij/zij een curve moet kiezen die geen jumps kent, bijvoorbeeld de scan-curve.
De Moore curve
4.12.9.
De hierboven beschreven sweep- en scan-curves zijn voorbeelden van zeer eenvoudige space-filling curves met een eenvoudig “doorlooprecept”. Er waren op de indieningsdatum ook zgn. recursieve space-filling curves bekend. Recursieve space-filling curves zijn curves die telkens verder verfijnd kunnen worden door hetzelfde bouwrecept meerdere malen recursief uit te voeren. Een voorbeeld van een recursieve space-filling curve is de zgh. Moore-curve.
4.12.10.
De meest simpele vorm van de Moore curve is een lijn die met de klok mee door 4 gelijke vlakken gaat, zoals hieronder in de figuur linksboven weergegeven. Als het specifieke door Moore bedachte bouwalgoritme daarop wordt uitgevoerd, dan wordt de verfijnde curve rechtsboven verkregen die meer, kleinere subvlakken aandoet. Als daarop nogmaals het algoritme wordt toegepast, dan wordt de meer verfijnde curve linksonder verkregen, waarbij de curve nog meer, nog kleinere sub-subvlakken aandoet.
4.12.11.
Dit proces kan desgewenst oneindig worden herhaald. In ieder opvolgende versie van de curve, ‘iteraties’ genoemd, wordt de curve fijnmaziger. E.e.a. wordt getoond in het handboek Space Filling Curves van Sagan, p. 24:
4.12.12.
Wanneer een grote hoeveelheid punten in een vlak moet worden geordend, is de praktijk om de curve net zo vaak te verfijnen totdat ieder vlak slechts één punt bevat. De punten kunnen vervolgens in een reeks worden gezet op basis van de volgorde waarin de curve de vlakken aandoet:
4.12.13.
Een Moore curve heeft de gunstige eigenschap dat de lijn altijd door naburige vlakken loopt. Dat betekent dat opeenvolgende elementen die door middel van een Moore-curve zijn gesorteerd, in het vlak dicht bij elkaar liggen. Wanneer de wens dus is om gegevens te sorteren zodanig dat opeenvolgende elementen op elkaar lijken, is ook het gebruik van Moore-curve een geschikte bekende methode om dat voor elkaar te krijgen.
De octrooien
4.13.
Conclusie 1 van EP 103 kan als volgt in kenmerken worden onderverdeeld:
Conclusie 1 van EP 103 | |
1 | A device (10, 20, 30) comprising: |
1.1 | a searching unit (12, 22, 32) configured to search a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, |
1.2 | wherein the searching unit (12, 22, 32) is configured |
1.2.1 | to start from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, |
1.2.2 | include available cyclic shifts of the root sequence, |
1.2.3 | and continue with a next root sequence if necessary for filling the set, |
1.2.4 | wherein the searching unit (12, 22, 32) is further configured to interpret the ordered root sequences in a cyclic manner, and |
1.3 | wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises: |
1.3.1 | - dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold, |
1.3.2 | - forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and |
1.3.3 | - ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of adjacent subsets are ordered with alternating decreasing and increasing cubic metric values. |
Conclusie 1 van EP 562 kan als volgt worden onderverdeeld:
Conclusie 1 van EP 562 | |
1 | A device (10, 20, 30) comprising: |
1.1 | a searching unit (12, 22, 32) configured to search a set of specific sequences, comprising a set of root sequences and cyclic shifts thereof, |
1.2 | wherein the searching unit (12, 22, 32) is configured |
1.2.1 | to start from a root sequence index indicating a root sequence of ordered root sequences, |
1.2.2 | include available cyclic shifts of the root sequence, |
1.2.3 | and continue with a next root sequence if necessary for filling the set, |
1.3 | wherein the ordered root sequences are obtained by ordering sequences of a predetermined length and number in accordance with cubic metric of each of the sequences and a size of a high mobility cell each of the sequences supports, wherein the ordering comprises: |
1.3.1 | - dividing the sequences into a first set with cubic metric values below a predetermined threshold and a second set with cubic metric values above the threshold, |
1.3.2 | - forming two or more subsets of the sequences in the first set and two or more subsets of the sequences in the second set according to the supported cell sizes, wherein the subsets are arranged such that supported cell sizes of the sequences increase between subsets of the first set and decrease between subsets of the second set or vice versa, and |
1.3.3 | - ordering the sequences in each subset according to their cubic metric values, wherein the sequences of adjacent subsets are ordered with decreasing cubic metric values and of every other subset with increasing cubic metric values. |
Kenmerken 1-1.2.3: het preamble-verzamelsysteem
4.13.1.
De kenmerken 1-1.2.3 zien op het algoritme dat het mobiele station doorloopt om een reeks van preambles te verzamelen.
4.13.2.
Kenmerk 1.1 claimt een device dat een searching unit bevat. Het device kan een (onderdeel van een) mobiel station zijn, maar eventueel ook een (onderdeel van een) basisstation. De searching unit in het device moet een verzameling preambles zoeken (“set of specific sequences”). Die verzameling preambles bestaat uit rootsequenties en cyclische verschuivingen van die rootsequenties.
4.13.3.
De searching unit doet dat volgens kenmerk 1.2.1 door te beginnen bij een rootsequentie die is aangegeven door een rootsequentie-index, die de positie van een rootsequentie in een geordende lijst aangeeft. Vervolgens verzamelt de searching unit volgens kenmerk 1.2.2 ook cyclische verschuivingen van die rootsequentie.
4.13.4.
Kenmerk 1.2.3 geeft aan dat de searching unit verder gaat met de volgende rootsequentie uit de lijst, als dat nodig is om de set te vullen. De vakpersoon begrijpt hieruit dat de set te verzamelen preambles een bepaalde grootte heeft, en dat het mobiele station telkens doorgaat met de volgende rootsequentie als het bepaalde aantal te verzamelen preambles nog niet is bereikt.
4.13.5.
De vakpersoon herkent in kenmerken 1.1-1.2.3 het op de indieningsdatum reeds bekende zoeksysteem voor preambles (zie 4.7.3-4.7.7 hierboven).
Kenmerk 1.2.4 van EP 103: wherein the searching unit (12, 22, 32) is further configured to interpret the ordered root sequences in a cyclic manner, and
4.13.6.
Kenmerk 1.2.4 van EP 103 geeft aan dat de searching unit de geordende rootsequenties op een cyclische wijze interpreteert. De vakpersoon begrijpt daaruit dat de searching unit, wanneer die bij het einde van de lijst is en nog een volgende sequentie nodig heeft om zijn verzameling te vullen, zal doorgaan met de eerste sequentie uit de lijst.
Kenmerk 1.3: een lijst geordend op CM en Max Ncs
4.13.7.
Kenmerk 1.3 vereist dat er in de lijst met rootsequenties een bepaalde ordening is aangebracht aan de hand van de cubic metric van elk van die rootsequenties, en aan de hand van de maximale celgrootte voor high-mobility cellen.
4.13.8.
Kenmerk 1.3 vereist voorts dat die ordening is verkregen door een ordeningsproces dat tenminste de drie stappen uit de volgende kenmerken 1.3.1-1.3.3 omvat. Het gaat om een lijst (“ordered sequences”) die is verkregen door (“obtained by”) het uitvoeren van een ordeningsproces.
Kenmerken 1.3.1-1.3.3: het ordeningsproces
4.13.9.
Kenmerk 1.3.1 schrijft voor dat de sequenties worden onderverdeeld in een eerste reeks met sequenties met een CM-waarde onder een bepaalde drempel, en een tweede reeks met sequenties met een CM-waarde boven een bepaalde drempel.
4.13.10.
Volgens kenmerk 1.3.2 worden er in elk van deze reeksen twee of meer subsets gevormd aan de hand van de maximale celgrootte voor high mobility cellen (de max Ncs). De waarden voor maximale celgrootte worden groter tussen subsets in de eerste reeks en kleiner in de tweede reeks, of andersom.
4.13.11.
Volgens kenmerk 1.3.3 worden vervolgens de sequenties binnen de aldus gevormde subsets nogmaals geordend aan de hand van hun CM-waarden. Daarbij moet iedere tweede subset geordend worden met afnemende CM-waardes, en elke andere subset met toenemende CM-waardes.
4.13.12.
Deze wijze van ordening kan als volgt grafisch worden weergegeven in het tweedimensionale diagram van 4.10.1 hierboven:
- -
De stippen in het diagram geven de rootsequenties weer (vgl. 4.6.21 hierboven);
- -
De verticale stippellijn verdeelt de sequenties in twee groepen op basis van een drempelwaarde (kenmerk 1.3.1);
- -
De horizontale stippellijnen verdelen elke groep in subsets voor de maximale celgrootte. De verticale, rood-gestippelde, pijlen duiden aan dat de Max Ncs-waarden van de sequenties in de subgroepen telkens groter wordt aan de linkerkant, en telkens kleiner aan de rechterkant (kenmerk 1.3.2)
- -
De horizontale pijlen geven aan dat er binnen de subgroepen op CM-waarde geordend wordt, afwisselen naar links (aflopend) en naar rechts (oplopend).
Verschil tussen EP 103 en EP 562
4.13.13.
De conclusies van EP 103 verschillen op twee punten van die van EP 562. Conclusie 1 van EP 562 bevat geen kenmerk dat ziet op het cyclisch interpreteren van sequentienummers (kenmerk 1.2.4 van EP 103). Dit kenmerk is in EP 562 in onderconclusie 4 ondergebracht. Verder is kenmerk 1.3.3 iets anders geformuleerd in EP 562, omdat iedere tweede subset geordend moet worden met afnemende CM waardes, en elke andere subset met toenemende CM waardes. Conclusie 1 van EP 103 bepaalt dat de ordening alternerend moet zijn.
Geldigheid octrooien
Technisch karakter
4.14.
Orope voert aan dat de octrooien nietig zijn wegens gebrek aan technisch karakter, althans dat de conclusies geen relevante technische kenmerken bevatten en daarom nieuw noch inventief zijn. Met Nokia is de rechtbank van oordeel dat de door de stappen van de conclusies verkregen ordening van de rootsequenties een technisch resultaat oplevert omdat die ordening wordt gebruikt om een technisch probleem op te lossen. Die ordening zorgt er immers voor dat – kort gezegd – met beperkte signalering het mogelijk is om een set preambles te communiceren aan de mobiele stations voor een bepaalde netwerkcel. Die ordening wordt volgens de conclusies 1 van de octrooien opgenomen in een “device”, dat evident ook een technisch karakter heeft. Dit brengt mee dat de stappen om tot de ordening van de rootsequenties zoals neergelegd in de conclusies te komen, alsmede de technische voordelen ervan, zonder meer kunnen en moeten worden meegewogen bij de beoordeling van (nieuwheid en) inventiviteit (vgl. G 1/19, nr. 84 met verwijzing naar COMVIK T 641/00).
Gemiddelde vakpersoon
4.15.
De rechtbank zal in het navolgende veronderstellenderwijs uitgaan van de door Orope geformuleerde vakpersoon (dagvaarding nr. 151) als een specialist op het gebied van het LTE-radionetwerk. Deze specialist heeft een academische opleiding doorlopen in wiskunde en/of informatica. Hij/zij heeft meerdere jaren ervaring in de ontwikkeling van draadloze communicatienetwerken. Ook is de vakpersoon gespecialiseerd in optimalisatie en sorteertechnieken.
Nieuwheid
4.16.
Orope stelt dat de in ZTE geopenbaarde ordening (de lijst in Appendix B, zie rov. 4.9.18) onder het bereik van (conclusie 1 van) de octrooien valt omdat die ordening ook verkregen kan worden met de sortering volgens de octrooien en dat de conclusies daarom niet nieuw zijn. Nokia bestrijdt dit.
4.16.1.
Partijen verschillen hierbij met name van mening over de betekenis van “according to” in deze conclusies, vooral in kenmerk 1.3.2 (waar het betreft de ordening according to de “supported cell size” oftewel de Max Ncs-waarde). Orope stelt kort gezegd dat “according to” moet worden uitgelegd als “aan de hand van” de Max Ncs-waarde (pleitnota nr. 41) of “dat de Max Ncs-waarde daarbij een rol speelt” en “dat Max Ncs als parameter wordt gebruikt” (pleitnota 42(a)). Orope meent dat daaraan wordt voldaan als de Max Ncs-waarde tussen de aangrenzende subsets binnen de op basis van de CM-waarde gevormde (twee) reeksen (kenmerk 1.3.1) steeds toeneemt (in de ene reeks) of afneemt (in de andere reeks). Van dit toenemen of afnemen van de Max Ncs-waarde tussen aangrenzende subsets is volgens Orope ook sprake indien naast elkaar gelegen subsets dezelfde Max Ncs bevatten, zolang de hoogste Max Ncs-waarde in de subsets binnen de reeks met afnemende Max Ncs-waardes nooit hoger is dan en de laagste Max Ncs-waarde in de subsets binnen de reeks met toenemende Max Ncs-waardes nooit lager is dan de Max Ncs-waarde in de voorgaande subset binnen die reeks. Orope heeft in de lijst van ZTE (Appendix B) zelf subsets gevormd om te laten zien dat die lijst zo is in te delen dat wordt voldaan aan deze door haar gegeven interpretatie van “according to” in kenmerk 1.3.2.
4.16.2.
Nokia voert aan dat deze interpretatie niet logisch en kunstmatig is. Zij stelt dat het voor de vakpersoon zonder meer duidelijk is dat wat ZTE openbaart niet onder de conclusies valt, omdat het duidelijk anders is dan de geclaimde uitvinding, uitgelegd in de context van de beschrijving. De gemiddelde vakpersoon ziet dat “according to” moet worden uitgelegd als “volgens”, wat betekent dat rootsequenties met dezelfde Max Ncs-waarde binnen de op basis van de CM-waarde gevormde reeksen worden ondergebracht binnen dezelfde subset, aldus nog altijd Nokia.
4.16.3.
Om het argument van Orope goed te kunnen begrijpen is het nodig om inzichtelijk te maken hoe zij de subsets in de lijst van ZTE heeft gemaakt. De rechtbank zal zich daarbij met partijen concentreren op een als voorbeeld dienend (klein) deel van die lijst, nl. van logische nummering 0-50. Uit het navolgende overzicht (afkomstig uit EP46, Annex C) van die logische nummering, in combinatie met Annex A van productie EP46, volgt welke Max Ncs-waarden bij die rootsequenties horen. De Max Ncs-waarden van elk van de rootsequenties (physical indexes) in de subsets, zoals die volgen uit de lijst van Annex A uit EP46, heeft de rechtbank in een eigen gemaakt schemaatje onder het overzicht van Annex C gezet.
Subgroup | Max Ncs-waarden van elk van de rootsequenties (physical indexes) |
1 | 279, 277, 279 |
2 | 276, 277, 276 |
3 | 273, 275, 272, 271, 272, 275, 273 |
4 | 269, 271 |
5 | 269, 269, 269 |
6 | 267, 268, 268 |
7 | 267, 267, 267 |
8 | 265, 266, 266, 265 |
9 | 265, 264, 264, 265 |
10 | 261, 263, 263, 261 |
11 | 261, 259, 261 |
12 | 257, 259 |
13 | 257, 257 |
14 | 255, 257 |
15 | 255, 255, 255 |
16 | 253, 254, 254, 253 |
De door Orope (niet ZTE) gemaakte subsets (roze/rode en groene velden) in de lijst van ZTE voor de logische nummering 0-50 zien er dan als volgt uit, waarbij de CM (gelijk blijft of) oploopt in de roze/rode velden met de rode lijn die de rootsequenties (rode punten) in die subsets verbindt en (gelijk blijft of) afneemt in de groene velden met groene lijn die ook in die subsets de rootsequenties (groene punten) verbindt:
Deze groene en roze/rode subsets volgen weliswaar een steeds (in dit geval:) naar de uitleg van Orope ‘aflopende’ Max Ncs-waarde (zie het hierboven door de rechtbank toegevoegde schemaatje: de Max Ncs-waarden in een subset zijn nooit hoger dan de Max Ncs-waarden in de voorgaande subset) maar de grenzen van de subsets zijn door Orope zo getrokken dat er steeds alternerend (volgens haar eigen uitleg) afnemende en toenemende (waaronder ook gelijkblijvende) CM-waarden in de subgroepen zitten.
4.16.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Nokia in deze discussie het gelijk aan haar zijde en dient “according to” in 1.3.2 te worden geïnterpreteerd als “volgens” zoals door Nokia voorgestaan.
4.16.4.1. Ten eerste wijst Nokia er terecht op dat in de octrooien juist afstand wordt genomen van de ordening van ZTE. Het is dan niet logisch dat een gemiddelde vakpersoon die ordening toch onder de uitvinding zal schuiven.
4.16.4.2. Ten tweede is van belang dat de interpretatie van Orope technisch niet zinvol is in het licht van de octrooien. Volgens de uitvinding neergelegd in de octrooien is de ordening erop gericht dat er binnen de “according to” de Max Ncs-waarde gevormde subsets een min of meer vloeiend verloop van de CM (cubic metric value) wordt behaald omdat dit de twee grootheden zijn die zoveel als mogelijk met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht. Beide partijen wijzen met betrekking tot dit aspect van de uitvinding naar paragraaf [0043]: “If this group is ordered using the third ordering scheme, the consecutive sequences inside a subset have roughly the same CM”. Van een dergelijk vloeiend verloop van de CM-waarde binnen een Max Ncs-subset is bij ZTE geen sprake, zoals de hiervoor opgenomen figuur al laat zien en Nokia terecht opmerkt. Bij een groot deel van de door Orope (achteraf) gevormde subgroepen fluctueert de CM-waarde zeer. In de subset van logische nummers 0-3 bijvoorbeeld ligt de CM-waarde tussen ongeveer -0.7 en 0.6. en bij de subset van logische nummers 29-32 tussen 0 en 1.5.
4.16.4.3. Verder bevatten de subsets die Orope in de lijst van ZTE heeft gemaakt vaak slechts enkele rootsequenties. Er is sprake van slechts twee rootsequenties in meer dan de helft van de door Orope gecreëerde subgroepen, zo heeft Nokia onweersproken gesteld. Orope vormt daarom in de ZTE-lijst veel meer subgroepen die ook veel kleiner zijn dan zoals in de octrooien wordt gesuggereerd (vergelijk bijvoorbeeld de figuren bij de octrooien waarin is te zien dat de subgroepen tientallen tot wel honderd rootsequenties bevatten). Binnen dergelijke grote subgroepen is de ordeningsstap van kenmerk 1.3.3 op CM-waarde technisch veel zinvoller en zorgt als gezegd voor een vloeiender verloop van de CM-waarde. Om de woorden van Orope te gebruiken, is de “balansknop” (tussen Max Ncs en CM-waarde) in ZTE geheel richting de Max Ncs gedraaid, hetgeen de octrooien nu juist niet beogen omdat die ook (vloeiend) ordenen aan de hand van de CM-waarde, en dan niet slechts de grove scheiding in de twee reeksen volgens kenmerk 1.3.1 aan de hand van de QPSK. Dit wordt niet anders door het betoog van Orope dat Nokia (in het kader van de inbreuk) in wezen heeft gesteld dat subgroepverdelingen met subgroepen van 4 en 5 rootsequenties ook onder de beschermingsomvang vallen (pleitnota Orope nrs. 35 en 37). Het gaat hier slechts om enkele subgroepen (6 subgroepen van 6 rootsequenties en 1 subgroep van 4 rootsequenties) van een totaal van 31 subgroepen, waarbij het merendeel van de subgroepen uit aanzienlijk meer (tot tientallen) rootsequenties bestaat (zie cva Tabel 2, nr. 379).
4.16.4.4. Ten derde valt op dat Orope de subgroepen zo heeft gecreëerd dat rootsequenties met min of meer gelijke CM niet in dezelfde subgroep (met ordening) terecht zijn gekomen, ook al is hun Max Ncs-waarde dezelfde. Daarvoor is geen goede technische reden te geven en dat zou ook niet een logisch gevolg zijn van de stappen 1.3-1.3.3 in de octrooien, zo zal de gemiddelde vakpersoon onderkennen. Als de subsets volgens kenmerk 1.3.2 op technisch zinvolle wijze worden gevormd (en dus niet reeds met in het achterhoofd de ordening op CM-waarde), dan zouden de vier rootsequenties 41-44 in het blauwe kader in de figuur hieronder samen één subset moeten vormen, en de vier rootsequenties 45-48 in het rode kader samen een andere subset. Dan is dus sprake van tweemaal een toenemend CM-verloop in de opeenvolgende subsets, wat niet aan kenmerk 1.3.3 voldoet. Er is bij ZTE in wezen geen manier om technisch zinvolle subsets te trekken die (alle) zowel voldoen aan kenmerk 1.3.2 als aan kenmerk 1.3.3. De verwijzing van Orope (pln. 42 (e)) naar dat de ordening “according to” de CM-waarde in de volgens Nokia inbreukmakende standaard ook niet strak op- of afloopt (kenmerk 1.3.3) gaat erop mank dat het – zo begrijp de rechtbank – om zeer minieme verschillen en in wezen om een afrondingsfout gaat (cva onder meer nr. 502).
4.16.4.5. Ten vierde wordt het hiervoor bij ZTE gesignaleerde probleem naar het oordeel van de rechtbank nog groter indien de portée van conclusies 3 in de beschouwingen wordt betrokken. In die conclusie van beide octrooien wordt onder bescherming gesteld dat de subgroepen worden ingedeeld volgens vooraf gekwantiseerde Max Ncs-bereiken. Dat betekent dat de hierboven door Orope gepresenteerde subgroep-indeling niet mogelijk is omdat deze niet zozeer door een vooraf bepaald gekwantiseerd Max Ncs-bereik wordt geïndiceerd als wel door het alternerende op- of aflopende verloop van de CM-waarde. Bij een op de Max Ncs-waarde gekwantiseerde indeling zullen immers rootsequenties met dezelfde Max Ncs-waarde in elk geval in dezelfde subgroep terecht moeten komen, wat bij de rootsequenties van Orope niet het geval is. De rechtbank wijst op Orope’s Annex C, hierboven 4.16.3 deels weergegeven, waarin subgroepen 13 en 14 dezelfde Max Ncs-waarde van 257 hebben. Dat zou dus in een gekwantiseerd systeem één subgroep moeten zijn. Voorbeelden van dezelfde Max Ncs-waarden behorend bij rootsequenties in verschillende subgroepen blijken nog meer uit het door de rechtbank gemaakte staatje onder 4.16.3 weergegeven (waaruit blijkt dat naast subsets 13 en 14 ook subset 12 een rootsequentie met Max Ncs-waarde 257 heeft). Voorts brengt kwantisering op de Max Ncs-waarde met zich mee dat rootsequenties met een Max Ncs-waarde in een vooraf bepaald bereik in dezelfde subgroep terechtkomen. Omdat de subgroepen in bovenstaande figuur zijn getrokken volgens het op- of aflopende verloop van de CM-waarde, en niet volgens een bepaalde gekwantiseerde Max Ncs-waarde, kan het niet anders dan dat die subgroepen er duidelijk verschillend uit komen te zien en met name meer rootsequenties (met min of meer dezelfde Max Ncs-waarde) zullen bevatten, waardoor de CM-waardes binnen die subgroep niet meer ofwel steeds oplopen ofwel steeds aflopen, laat staan dit alternerend zouden doen van de ene op de andere subgroep volgens kenmerk 1.3.3. Indien (bij wijze van gedachte-experiment) de gekwantiseerde Max Ncs-waarde bijvoorbeeld bij logische index 25 naar de volgende waarde zou gaan, en de subgroepgrens aldaar derhalve zou worden gelegd volgens kenmerk 1.3.2, is helder dat er geen sprake is van alternerend op- of aflopende CM-waarden volgens kenmerk 1.3.3. Eenvoudig gezegd: de subgroepen van conclusies 3 zullen bij enige vorm van kwantisering op Max Ncs-waarde niet meer de roze/rode en groene subgroepering volgen, terwijl alleen dan sprake is van (alternerende) op- en aflopende CM-reeksen en voldoening aan kenmerk 1.3.3.
4.16.4.6. Ten vijfde zal de gemiddelde vakpersoon zien dat in de Duitse en Franse versies van conclusies 1 in de octrooien gebruik wordt gemaakt van de woorden “gemäβ” respectievelijk “en fonction de”, welke woorden zonder twijfel een strakker verband uitdrukken dan wat Orope voorstaat en niet zouden toestaan dat rootsequenties met dezelfde Max Ncs-waarde in verschillende subgroepen worden ingedeeld.
4.16.5.
Orope heeft niet bestreden dat indien de conclusies zouden worden gelezen zoals Nokia voorstaat, kort gezegd als “volgens” zoals in de Nederlandse vertaling van de conclusies, de ordening van ZTE niet onder het bereik van de conclusies valt en deze derhalve nieuw zijn.
Inventiviteit
4.17.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de door Orope bestreden inventiviteit (van de conclusies) van de octrooien.
4.17.1.
De aanvallen van Orope op (conclusies 1 van) de octrooien gaan uit van ZTE, LGE of Panasonic 1. In al deze documenten ontbreken in elk geval de (gehele) maatregelen 1.3.2 en 1.3.3, zoals ook Orope onderkent in nrs. 247 (ZTE), 297 (LGE) en 311 (Panasonic 1) van haar dagvaardingen. Het technische effect van die twee verschilmaatregelen is een verbeterde ordening, waarbij de CM-waarden van de rootsequenties, met Max Ncs-waardes binnen een bepaald/beperkt bereik, homogener (vloeiender) verlopen, zodat rootsequenties efficiënter toebedeeld kunnen worden aan verschillende soorten basisstations. De rechtbank zal veronderstellenderwijs uitgaan van het door Orope aan de hand hiervan ten aanzien van ZTE geformuleerde probleem: “hoe een ordening van rootsequenties te verschaffen waarbinnen de CM homogener is verdeeld, zonder de ordening op basis van maximale celgrootte al te veel te verstoren” (dgv. nr. 249). Omdat in LGE (waarin geen splitsing wordt gemaakt in twee reeksen met een lage en hoge CM-waarde volgens kenmerk 1.3.1) en Panasonic 1 (waarin helemaal geen ordening volgens de octrooien plaatsvindt) meer kenmerken ontbreken dan enkel (gedeeltelijk) de maatregelen 1.3.2 en 1.3.3, houdt de rechtbank dit meest beperkte probleem en niet de voor LGE en Panasonic 1 breder geformuleerde objectief technische problemen als uitgangspunt aan.
4.17.2.
Het is van belang hierbij, zoals Nokia terecht opmerkt, de context van dit probleem in gedachten te houden. Het probleem wordt immers veroorzaakt door de beslissing om een enkele rootsequentie-index te signaleren van het basisstation, tezamen met de cyclische verschuiving die moet worden toegepast (zie 4.7 en 4.8). Daaruit volgt dat er een ordening moet worden gehanteerd van de rootsequenties, met vanaf elke rootsequentie bepaalde vooraf gestandaardiseerde “volgende” rootsequentie(s). Het mobiele apparaat kan dan immers alle 64 preamble sequenties afleiden uit de enkele gesignaleerde rootsequentie-index en cyclische verschuiving, waar er geen 64 sequenties kunnen worden verkregen uit die rootsequentie-index met die cyclische verschuiving.
4.17.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zal de gemiddelde vakpersoon er niet toe worden gebracht om stappen 1.3.2 en 1.3.3 in die volgorde toe te passen om dat probleem op te lossen. Het octrooi bevat een inventieve stap boven de beide voorstellen van ZTE en LGE en daarmee ook boven Panasonic 1, waarin geen sprake is van sortering. De beide voorstellen ZTE en LGE zijn gebaseerd op twee ordeningsstappen met één segmentatiestap (lees: waarbij de rootsequenties in groepen worden verdeeld). In ZTE is sprake van een (grove) ordening en segmentatie op basis van CM, gevolgd door een laatste ordeningsstap op basis van Max Ncs. In LGE is sprake van een ordening en segmentatie op basis van Max Ncs, met als laatste een ordeningsstap op basis van CM. De uitvinding van het octrooi daarentegen voorziet in drie ordeningsstappen met twee bijbehorende segmentatiestappen. In het octrooi is immers sprake van een (grove) ordening en segmentatie op basis van CM, gevolgd door een segmentatie en ordening op basis van Max Ncs, met ten slotte nog weer een verdere ordening op basis van CM. Deze conceptuele stap van het toevoegen van een extra segmentatie (op basis van Max Ncs-waarden) en ordening (op basis van CM-waarden) om te komen tot de geordende rootsequenties wordt in geen van de voorstellen voor sortering in de stand van de techniek gemaakt of gesuggereerd, zoals Nokia terecht stelt. Dit geldt te minder voor de evenmin geopenbaarde of voor de hand liggende maatregel dat de laatste ordening in 1.3.3 geschiedt op basis van alternerende of op- en aflopende CM-waarden.
4.17.4.
Dat het logisch voor de gemiddelde vakpersoon zou zijn om na de (grove) ordening en segmentatie van ZTE op CM en de ordening op basis van Max Ncs de segmentatie van LGE op basis van Max Ncs en vervolgens ordening op basis van CM-waarde uit te voeren, zoals Orope stelt, is niet (voldoende) onderbouwd en valt ook anderszins niet in te zien. Als gezegd, is van enige pointer naar die “logische” stap geen sprake. ZTE en LGE zijn in wezen alternatieve voorstellen en niets wijst erop om die te combineren, laat staan om dan waar de ene ophoudt met de andere verder te gaan, zoals Orope wil. Naar het oordeel van de rechtbank noemt Nokia dit dan ook terecht een op “Hindsight” gegronde redenering. Nokia stelt voorts terecht dat Orope’s combinatie vereist dat fundamentele uitgangspunten van zowel het voorstel van ZTE (strikte ordening op basis van Max Ncs) als van het voorstel van LGE (een eerste segmentatie in groepen op basis van Max Ncs) zouden moeten worden verlaten, zonder enige specifieke suggestie of pointer daartoe. Ook geldt dat een gemiddelde vakpersoon ZTE en LGE hoogstens zou kunnen (“could”) combineren, maar niet dat hij daartoe ook gebracht zal worden (“would”). Daarbij mist dan nog steeds het alternerend op- en aflopen van de CM-waarden (1.3.3, tweede deel).
4.17.5.
Alle stappen in de conclusies van de octrooien zijn voorts voldoende met elkaar verbonden doordat zij een uiteindelijke ordening van de rootsequenties bereiken die voordelig is. Er is daarom geen sprake van (oplossing van) deelproblemen zoals Orope nog had betoogd en Nokia had bestreden. De rechtbank wijst ook op de beslissing van de Oppositie Afdeling van 18 juni 2021 aangaande EP 562, nr. 76, die hetzelfde concludeert.
4.17.6.
Toepassing van de tweede iteratie van de Moore curve op ZTE (of Panasonic 1), waarop Orope nog heeft gewezen, leidt evenmin tot dat inzicht. Hierbij is van belang dat bij het handelsreizigersprobleem en de Moore curve, het de afstand in een lengtemaat als meters (of bijv. kilometers) is die in x- en y-richting tot uitdrukking wordt gebracht. In de context van de ordening van de rootsequenties is evenwel geen sprake van dezelfde grootheid voor de x- en y-as, maar juist van verschillende grootheden die ook verschillende consequenties hebben (Max Ncs versus CM-waarde). Nokia wijst er dan ook terecht op dat het handelsreizigersprobleem reeds daarom niet één-op-één vergelijkbaar is met het probleem van optimale ordening van de rootsequenties. Bovendien zal de gemiddelde vakpersoon dan ook nog de keuze voor nu juist die tweede iteratie van Moore moeten maken, uit de vele andere oplossingsconcepten van het handelsreizigersprobleem, hetgeen zonder inventieve denkarbeid niet van die vakpersoon kan worden verwacht. En ook in deze redenering ontbreekt het alternerend op- en aflopen van de CM-waarden (1.3.3, tweede deel).
Toegevoegde materie
4.18.
Orope voert aan dat conclusie 1 van EP 103 en conclusie 4 van EP 562 ongeoorloofde toegevoegde materie bevat. Zij stelt dat in die conclusies elementen van de eerste uitvoeringsvorm en de tweede uitvoeringsvorm uit de beschrijving zijn gecombineerd. Kenmerk 1.2.4 van conclusie 1 respectievelijk conclusie 4 claimt de cyclische interpretatie door de searching unit volgens de eerste uitvoeringsvorm. Kenmerken 1.3.1-1.3.3 van conclusie 1 claimen de ordening van de sequentielijst volgens de tweede uitvoeringsvorm. Volgens Orope is de combinatie van deze kenmerken in de oorspronkelijke aanvrage echter niet terug te vinden.
4.18.1.
Met Nokia en de Oppositie Afdeling (beslissing van 18 juni 2021 aangaande EP 562, nrs. 32-39) verwerpt de rechtbank dit betoog. Uit paragrafen [0042] en [0043] (deze paragraafnummers en tekst zijn voor de oorspronkelijke aanvraag en de octrooien dezelfde) volgt voldoende duidelijk dat de tweede uitvoeringsvorm een doorontwikkeling is van de eerste uitvoeringsvorm. Er wordt daar uitgelegd dat de tweede uitvoeringsvorm een combinatie van het 1e of het 2e met het 3e ordeningsschema behelst. In paragraaf [0028] staat de cyclische allocatie voor het 1e ordeningsschema beschreven en in paragraaf [0029] voor het 2e ordeningsschema. Als dan het 1e of het 2e ordeningsschema met het 3e in uitvoeringsvorm 2 wordt gecombineerd, zal de vakpersoon impliciet begrijpen dat die uitvoeringsvorm ook met cyclische allocatie kan worden gecombineerd.
Conclusie in conventie en proceskosten
4.19.
Het betoog van Orope dat de octrooien nietig zijn moet falen. De vordering in conventie wordt zodoende afgewezen. Er behoeft geen beslissing te komen op de door beide partijen over en weer geuite bezwaren tegen in beider ogen te laat overgelegde producties omdat die producties niet zijn gebruikt voor de beslissing. Orope zal als de (hoofdzakelijk) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Partijen hebben aangegeven een afspraak voor de proceskosten te hebben gemaakt inclusief deskundigenkosten van € 150.000,- per procedure. Partijen zijn daarbij geen onderverdeling in conventie en in reconventie overeen gekomen. De rechtbank is van oordeel dat een onderverdeling van 90:10 voor conventie en reconventie gerechtvaardigd is, zodat in conventie € 135.000,- zal worden toegewezen.
in reconventie
Bevoegdheid
4.20.
De rechtbank stelt ook in reconventie ambtshave vast dat zij internationaal en exclusief bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen op grond van (onder meer) artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo en artikel 80 lid 2 ROW 1995.
Inbreuk
4.21.
Nokia wijst op een aantal feiten en omstandigheden die naar haar oordeel inbreuk of aanzetten tot of onrechtmatige betrokkenheid bij inbreuk door Orope, althans een serieuze dreiging daartoe, inhouden. Orope bestrijdt niet dat de door haar verkochte telefoons als zodanig onder de beschermingsomvang van de octrooien vallen. Zij bestrijdt echter voorbehouden handelingen in Nederland te verrichten of onrechtmatig te handelen. De rechtbank overweegt als volgt.
4.21.1.
Nokia heeft onder meer erop gewezen dat Orope verantwoordelijk is voor de “Empower Every Moment” Campagne die begin maart 2022 is gestart. Zij wijst daarbij op de algemene voorwaarden van die campagne, die onder meer op Nederland gericht is/was.
Randnummer 1, 4 en 5 van die voorwaarden luiden als volgt (zie 2.1.15):
Promoter
1. The promoter of the campaign is OROPE Germany GrnbH Graf-Adolf-Platz 15, 40213 Düsseldorf (“OPPO").
(…)
4. To be eligible to participate in the Campaign you must be an individual resident (aged 18+) of Australia, Belgium, France, Germany, Ireland, Italy, Luxembourg, New Zealand, Netherlands, Portugal, Spain, Switzerland, or United Kingdom (individually “Campaign Country"), who is residing in the Campaign Country during the Campaign Period (“Participant”, “You”, “Your” or “Yours”).
5. Employees of OROPE Germany GmbH. their relatives end other persons involved in the conception and implementation of this Campaign ore excluded from participation.
4.21.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt reeds hieruit dat Orope een aan de octrooihouder Nokia voorbehouden handeling verricht. Door immers via een dergelijke campagne inbreukmakende producten te promoten met daarbij een knop “Koop nu” die tot een webshop leidt (zie rov. 2.2.4), biedt zij de inbreukmakende toestellen aan. Dat het uiteindelijk Oleading (of Reflection) is die de verkoop van het toestel via haar webshop verzorgt, doet hier niet aan af. De promotie campagne is voorts op Nederland gericht, niet alleen door de vermelding op /nl-pagina van de oppo.com website, maar dit blijkt ook expliciet uit de opsomming van landen onder randnummer 4 van de algemene voorwaarden wiens ingezetenen kunnen meedingen naar de prijzen. Orope stelt nog dat de levering van de aangeboden toestellen in IJsland zou geschieden, waar geen octrooibescherming bestaat. Die stelling gaat niet op omdat de hiervoor vermelde “Koop nu” knop naar aflevering in (onder meer) Nederland leidt. De omstandigheid dat een eventueel gewonnen toestel in IJsland in ontvangst kon worden genomen, maakt dat niet anders. Tot slot strijdt het betoog van Orope dat het Oleading zou zijn die de promotiehandelingen voor Nederland verricht met het bepaalde in de algemene voorwaarden van de campagne, die immers als gezegd Orope aanduiden als verantwoordelijke. Gesteld noch anderszins is gebleken dat die vermelding zonder toestemming van Orope is geschied. Mede in het licht van de gevorderde schadevergoeding/winstafdracht, overweegt de rechtbank nog dat van enige (betrokkenheid bij) inbreukmakende handelingen door Orope aangaande de door Nokia gestelde samenwerking tussen Vodafone en Oppo onvoldoende is gebleken.
4.21.3.
Gelet op al hetgeen door Nokia voorts naar voren is gebracht aangaande het verwijt dat Orope de inbreuk faciliteert of daarbij op onrechtmatige wijze betrokken is, overweegt de rechtbank dat dit (naast de reeds benoemde rechtstreekse inbreuk) voor wat betreft een aantal handelingen voldoende is komen vast te staan. In het voorgaande is gebleken dat Orope de statutair vastgelegde marketing- en merkpromotiesteun inderdaad levert aan Oppo (2.1.14), in elk geval waar het betreft de “Empower Every Moment” Campagne. Zij is daarmee betrokken bij inbreuken door Oppo (al dan niet via diens website www.oppo.com/nl en de aldaar bestaande “Koop nu” knoppen). Volledigheidshalve, in het licht van de gevorderde verklaring voor recht en ter voorkoming van executiegeschillen, overweegt de rechtbank dat onvoldoende is komen vast te staan dat Orope Oleading, Reflection of andere (Nederlandse) Oppo-vennootschappen zou aansturen. Via de promotiecampagne is zij wel onrechtmatig bij de inbreukmakende verkopen door in elk geval Oleading betrokken. De rechtbank acht voor onrechtmatige betrokkenheid onvoldoende de enkele omstandigheid dat Orope als verwerkingsverantwoordelijke van de persoonsgegevens is vermeld op oppo.com/nl (2.1.17). Die vermelding als zodanig staat in een te ver verwijderd verband met de eventuele inbreuk om op zichzelf genomen onrechtmatig te zijn, indachtig daarbij dat het volgens de AVG11.(artikel 27) voor een buiten de EU gevestigde verwerkingsverantwoordelijke verplicht is om een vertegenwoordiger binnen de EU aan te wijzen. Dat wordt niet anders door de door Nokia gestelde, maar door Orope betwiste, omstandigheid dat de inbreukmakende Oppo-telefoons bij het plaatsen van een SIM-kaart met een Oppo-server verbinding zoeken en daarbij persoonsgegevens zouden uitwisselen. Voor zover de vermelding als verwerkingsverantwoordelijke ziet op voormelde reclamecampagne, waarbij Orope als promotor is/was aangeduid, lost dit handelen zich op in de reeds aangenomen rechtstreekse inbreuk door Orope. Voor zover het betoog van Nokia ziet op verwerkingsverantwoordelijke bij de verkopen via de webshop, gaat zij er voorts aan voorbij dat Orope onweersproken heeft gesteld dat daarvoor de Nederlandse distributeurs Oleading (en Reflection) verantwoordelijk zijn. Tot slot lost ook de door Nokia nog gestelde dreigende overname van inbreukmakende activiteiten door Orope indien aan Oleading of Reflection een verbod zou worden opgelegd, zich op in een verbod tot rechtstreekse inbreuk.
Conclusie in reconventie, de vorderingen en proceskosten
4.22.
Uit het voorgaande volgt dat een inbreukverbod op zijn plaats is in de vorm zoals na te melden met matiging en maximering (op 10 miljoen euro) van de dwangsommen.12.De gevorderde verklaring voor recht voor wat betreft onrechtmatig handelen zal worden toegewezen, omdat dit Nokia van pas kan komen indien zij in een later stadium daartoe ook een verbod alsmede schadevergoeding/winstafdracht wenst (dat is in het thans gevorderde namelijk nog niet het geval). Tegenover de betwisting door Orope, heeft Nokia geen specifiek belang gesteld bij de overige door haar gevorderde verklaringen voor recht, zodat die worden afgewezen. De gevorderde recall acht de rechtbank niet toewijsbaar, al niet omdat niet is komen vast te staan dat Orope zelf toestellen heeft geleverd. Hetzelfde geldt voor afgifte van de voorraad. Nokia heeft niet gesteld dat Orope inbreukmakende toestellen in Nederland in voorraad heeft. Om dezelfde reden zijn de gevorderde opgaven en winstafdracht te beperken tot eventueel ontvangen vergoedingen voor de (assistentie bij) promotiecampagnes. De dwangsommen voor de opgave zijn te maximeren op vijf miljoen euro. Aangezien aannemelijk is dat Nokia enige schade geleden heeft door het inbreukmakende handelen van Orope, is de gevorderde schade op te maken bij staat toewijsbaar. In die procedure kan eventueel rekening worden gehouden met een al dan niet tussen partijen overeengekomen of nog overeen te komen redelijke vergoeding (FRAND). Orope heeft de naar haar zeggen nog lopende onderhandelingen aangevoerd ten verwere tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Al omdat zij eerder had verklaard dit verweer (dat als een vorm van FRAND-verweer is te beschouwen) niet te zullen voeren, dient daaraan voorbij te worden gegaan. Het is overigens ook niet van enige onderbouwing voorzien. Omdat de rechtbank er echter evenmin de ogen geheel voor kan sluiten dat Nokia een FRAND-verklaring heeft gedeponeerd met betrekking tot de octrooien, ziet zij aanleiding te bepalen dat het verbod eerst na verloop van twee maanden zal ingaan.
4.23.
Ook in reconventie behoeft geen beslissing te komen op de door beide partijen over en weer geuite bezwaren tegen in beider ogen te laat overgelegde producties omdat die producties niet zijn gebruikt voor de beslissing. Orope zal als de (hoofdzakelijk) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld, die volgens de hiervoor genoemde verdeelsleutel op € 15.000,- per procedure zullen worden begroot.
5. De beslissing
De rechtbank
In de zaak 21-997 (EP 562-zaak):
In conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Orope in de proceskosten in conventie te begroten op een bedrag van € 135.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende (15) dag na betekening tot de dag van algehele betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat Orope onrechtmatig heeft gehandeld jegens Nokia door inbreuk op het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 3 220 562 te faciliteren en/of in strijd met haar rechtsplicht na te laten om de inbreuk te voorkomen;
5.5.
verbiedt Orope binnen één maand na betekening van dit vonnis in Nederland, directe dan wel indirecte inbreuk te maken op het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 3 220 562, met name conclusies 1 t/m 7, 9 t/m 13 en 17 t/m 19, meer in het bijzonder verbiedt Orope inbreukmakende producten te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te leveren of anderszins te verhandelen, of voor die doeleinden aan te bieden, in te voeren, of in voorraad te hebben voor een of ander, te weten apparaten die de LTE-standaard dan wel de NR-standaard toepassen, zulks op straffe van een door Orope aan eiseres (in reconventie) hoofdelijk te verbeuren onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000 (vijftigduizend euro) voor iedere dag waarbij een dagdeel als een volledige dag telt dat de inbreuk op het octrooi voortduurt, dan wel – en zulks ter uitsluitende keuze van eiseres (in reconventie) - van € 1.000 (duizend euro) voor iedere keer (ieder individueel inbreukmakend product te beschouwen als een keer), dat Orope geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met dit verbod, tot een maximum van € 10.000.000 (tien miljoen euro) is bereikt;
5.6.
gebiedt Orope de advocaten van eiseres (in reconventie) binnen één maand na de betekening van dit vonnis, te voorzien van een juist en volledig overzicht betreffende de met de inbreuk behaalde omzet en winst door de betreffende promotionele activiteiten,
een en ander voor zover mogelijk uitgesplitst per product/soort/model en voorzien van alle relevante ondersteunende documenten (zoals bijvoorbeeld maar niet beperkt tot orders, orderbevestigingen, facturen, e.d.), een en ander telkens op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000 (honderdduizend euro) voor elke dag dat dit gebod door Orope niet tijdig, volledig of correct wordt nagekomen, waarbij een dagdeel als een volledige dag telt, tot een maximum van € 5.000.000 (vijf miljoen euro) is bereikt;
5.7.
veroordeelt Orope tot vergoeding aan Nokia van de schade die zij heeft geleden en nog lijdt ten gevolge van de octrooi-inbreukmakende handelingen, of, ter keuze van Nokia, tot het afdragen aan Nokia van de ten gevolge van de inbreukmakende handelingen genoten winst, steeds nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.8.
veroordeelt Orope in de proceskosten in reconventie te begroten op een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende (15) dag na betekening tot de dag van algehele betaling;
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie, behalve wat betreft de in 5.4 toegewezen verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In de zaak 21-998 (EP 103-zaak):
In conventie
5.11.
wijst het gevorderde af;
5.12.
veroordeelt Orope in de proceskosten in conventie te begroten op een bedrag van € 135.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW13.vanaf de vijftiende (15) dag na betekening tot de dag van algehele betaling;
5.13.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.14.
verklaart voor recht dat Orope onrechtmatig heeft gehandeld jegens Nokia door inbreuk op het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 2 981 103 te faciliteren en/of in strijd met haar rechtsplicht na te laten om de inbreuk te voorkomen;
5.15.
verbiedt Orope binnen twee maanden na betekening van dit vonnis in Nederland, directe dan wel indirecte inbreuk te maken op het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 2 981 103, met name conclusies 1 t/m 6, 8 t/m 13 en 15, meer in het bijzonder verbiedt Orope inbreukmakende producten te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te leveren of anderszins te verhandelen, of voor die doeleinden aan te bieden, in te voeren, of in voorraad te hebben voor een of ander, te weten apparaten die de LTE-standaard dan wel de NR-standaard toepassen, zulks op straffe van een door Orope aan eiseres (in reconventie) hoofdelijk te verbeuren onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000 (vijftigduizend euro) voor iedere dag waarbij een dagdeel als een volledige dag telt dat de inbreuk op het octrooi voortduurt, dan wel – en zulks ter uitsluitende keuze van eiseres (in reconventie) - van € 1.000 (duizend euro) voor iedere keer (ieder individueel inbreukmakend product te beschouwen als een keer), dat Orope geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met dit verbod, tot een maximum van € 10.000.000 (tien miljoen euro) is bereikt;
5.16.
gebiedt Orope de advocaten van eiseres (in reconventie) binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis, te voorzien van een juist en volledig overzicht betreffende de met de inbreuk behaalde omzet en winst door de betreffende promotionele activiteiten,
een en ander voor zover mogelijk uitgesplitst per product/soort/model en voorzien van alle relevante ondersteunende documenten (zoals bijvoorbeeld maar niet beperkt tot orders, orderbevestigingen, facturen, e.d.), een en ander telkens op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000 (honderdduizend euro) voor elke dag dat dit gebod door Orope niet tijdig, volledig of correct wordt nagekomen, waarbij een dagdeel als een volledige dag telt, tot een maximum van € 5.000.000 (vijf miljoen euro) is bereikt;
5.17.
veroordeelt Orope tot vergoeding aan Nokia van de schade die zij heeft geleden en nog lijdt ten gevolge van de octrooi-inbreukmakende handelingen, of, ter keuze van Nokia, tot het afdragen aan Nokia van de ten gevolge van de inbreukmakende handelingen genoten winst, steeds nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.18.
veroordeelt Orope in de proceskosten in reconventie te begroten op een bedrag van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende (15) dag na betekening tot de dag van algehele betaling;
5.19.
verklaart dit vonnis in reconventie, behalve wat betreft de in 5.4 toegewezen verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad;
5.20.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, mr. E.F. Brinkman en mr. M. Knijff en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022. Het is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 07‑09‑2022
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Europees Octrooiverdrag
zie hierna bij r.o. 4.9 voor de beschrijving van al deze stand van de techniek.
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Rijksoctrooiwet 1995
Deze inleiding op de techniek en de stand van de techniek is ontleend aan de toelichting van Orope
Voor niet-gesynchroniseerde random access bevat de random access procedure nog verdere stappen voor het geval dat meerdere mobiele stations dezelfde random access preamble hebben gekozen (contention resolution). Deze stappen zijn hier niet verder van belang.
3GPP TS 36.211 v1.0.0, (2007-03) Technical Specification, 3rd Generation Partnership Project; Technical Specification Group Radio Access Network; Physical Channels and Modulation (Release 8) (productie EP03)
Onbedoeld zou uit de veelgebruikte aanduiding “vakman” mogelijk kunnen worden afgeleid dat het om een mannelijke persoon gaat. Het spreekt echter voor zich dat het even goed kan gaan om een vrouw of een persoon die zich niet met een van beide geslachten identificeert. De rechtbank zal zich daarom in dit vonnis bedienen van de neutralere term “vakpersoon”.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)
Orope heeft er in de aanloop van deze VRO-procedure uitdrukkelijk vanaf gezien een zogenaamd FRAND-verweer te voeren.
Burgerlijk Wetboek