Einde inhoudsopgave
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Artikel 5:5 [Besluit over eigen plan van aanpak]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2018, Stb. 2018, 37 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32399)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stb. 2019, 437 (uitgifte: 29-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien betrokkene of de vertegenwoordiger de geneesheer-directeur binnen drie dagen na ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 5:4, tweede lid, onderdeel a, schriftelijk te kennen geeft met familie of naasten zelf een plan van aanpak te willen opstellen om verplichte zorg te voorkomen, besluit de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen na de kennisgeving, of de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt geschorst om betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen.
2.
De geneesheer-directeur kan alleen afwijzend besluiten indien:
- a.
hij van oordeel is dat het ernstig nadeel zich niet verdraagt met uitstel van de voorbereiding van een zorgmachtiging,
- b.
betrokkene eerder in staat is gesteld zelf een plan van aanpak op te stellen en dat niet is gelukt, of
- c.
betrokkene eerder een plan van aanpak heeft opgesteld, maar daarmee verplichte zorg niet kon worden voorkomen en de feiten en omstandigheden sindsdien niet zodanig zijn veranderd dat de kans redelijkerwijs aanwezig moet worden geacht dat betrokkene nu wel in staat zal zijn een plan van aanpak op te stellen waarmee verplichte zorg kan worden voorkomen.
3.
Voordat de geneesheer-directeur besluit, stelt hij betrokkene en de vertegenwoordiger in de gelegenheid om te worden gehoord.
4.
De geneesheer-directeur stelt betrokkene, de vertegenwoordiger en de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, schriftelijk op de hoogte van zijn besluit. Indien hij afwijzend besluit, deelt hij aan betrokkene en de vertegenwoordiger tevens schriftelijk zijn beweegredenen mee.
5.
Indien de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie besluit om betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen, duurt de schorsing, bedoeld in het eerste lid, twee weken vanaf het moment waarop de geneesheer-directeur zijn besluit heeft meegedeeld op grond van het vierde lid, eerste volzin.
6.
Indien de geneesheer-directeur van oordeel is dat onvoldoende voortgang wordt gemaakt met het opstellen van een plan van aanpak, dan wel het ernstig nadeel zich niet langer verdraagt met verder uitstel van de voorbereiding van een zorgmachtiging, kan de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie besluiten nog voor het einde van de periode, bedoeld in het vijfde lid, de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te hervatten.
7.
De geneesheer-directeur neemt het besluit, bedoeld in het zesde lid, niet dan na overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger. De geneesheer-directeur stelt betrokkene en de vertegenwoordiger schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte van een dergelijk besluit.