Hof Amsterdam, 21-10-2021, nr. 23-002516-20
ECLI:NL:GHAMS:2021:3175
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-10-2021
- Zaaknummer
23-002516-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3175, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑10‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Jeugdzaak. Uit het dossier, de beelden en het ottz is gebleken van meerdere omstandigheden die - in onderlinge samenhang bezien - steun bieden aan het alternatieve scenario van verdachte, dat medewerkers KPN op de hoogte waren van de overval.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002516-20
datum uitspraak: 21 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-022842-20 (zaak A), 13-023141-20 (zaak B), 13-132014-20 (zaak C), 13-096380-20 (zaak D) en
13-036388-20 (zaak E) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 2003,
adres: [adres 1] .
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens de in de akte van hoger beroep van 6 november 2020 genoemde parketnummer, enkel gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 maart 2021 en 7 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft beperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 25 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (beiden werkzaam en aanwezig in [winkel] winkel (filiaal [adres 2] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een grote hoeveelheid telefoons en/of Ipads en/of Earpods (met een totale waarde van ongeveer 54.666,64 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] of aan een derde, te weten aan de [winkel] toebehoorde, door (in voornoemde winkel) - zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) gezichtsbedekking droeg(en), teneinde herkenning te voorkomen en/of teneinde schrik aan te jagen en/of - een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of - tegen voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te zeggen dat ze vuilniszakken moesten pakken en/of vullen (met telefoons en/of Ipads en/of Earpods) en/of dat ze hun prive telefoons moesten geven en/of snel moesten doen en/of naar achteren moesten lopen, althans (telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of - voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in/naar een ruimte (in voornoemde winkel) te brengen en/of de deur van die ruimte dicht te doen;
1. subsidiairhij op of omstreeks 25 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid telefoons en/of Ipads en/of Earpods (met een totale waarde van ongeveer 54.666,64 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (beiden werkzaam en aanwezig in [winkel] winkel ( filiaal [adres 2] )), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in voornoemde winkel) - zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) gezichtsbedekking droeg(en), teneinde herkenning te voorkomen en/of teneinde schrik aan te jagen en/of - een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of - tegen voornoemde [benadeelde 1] /of [benadeelde 2] te zeggen dat ze vuilniszakken moesten pakken en/of vullen ( met telefoons en/of Ipads en/of Earpods) en/of dat ze hun prive telefoons moesten geven en/of snel moesten doen en/of naar achteren moesten lopen, althans (telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of -voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in/naar een ruimte (in voornoemde winkel) te brengen en/of de deur van die ruimte dicht te doen;
2.hij op of omstreeks 25 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof wat betreft het onder 2 tenlastegelegde tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak feit 2
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het wapen is gebruikt bij de diefstal van telefoons uit de [winkel] -winkel en daarna in de ruimte waar de verdachte is aangehouden, is aangetroffen. Derhalve kan het voorhanden hebben van het wapen hem worden toegerekend.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de stukken in het dossier niet blijkt dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. Ook overigens blijkt uit het dossier niet dat de verdachte de beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad, nu enkel het DNA van de medeverdachte op het wapen is aangetroffen.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die het wapen voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte van hetgeen hem onder 2 is tenlastegelegd moet worden vrijgesproken. Voor dit oordeel acht het hof van belang dat uit het dossier blijkt dat het de medeverdachte is geweest die het wapen bij de diefstal heeft gehanteerd en niet uit enig bewijsmiddel kan worden afgeleid dat de verdachte beschikkingsmacht over dit wapen heeft gehad.
Bewijsoverweging feit 1
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de stukken in het dossier geen aanknopingspunten bieden die het alternatieve scenario van de verdachte, inhoudende dat de medewerkers van de [winkel] -winkel in het complot zaten en dat dus jegens hen geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld, ondersteunen.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde geweldshandelingen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het geschetste alternatieve scenario van de verdachte steun vindt in de stukken in het dossier.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft, net als in eerste aanleg, ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de aangevers en tevens medewerkers van de [winkel] -winkel, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , op de hoogte waren van het plan de winkel te overvallen. Zij zouden hebben geweten dat de verdachte en de medeverdachte naar de winkel zouden komen en hebben hun medewerking verleend door onder andere de winkel voor hen te openen en de te vervreemden goederen in te pakken.
Uit de stukken in het dossier, de camerabeelden en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van meerdere omstandigheden die – in onderlinge samenhang bezien – in die mate steun bieden aan het alternatieve scenario zoals door de verdachte geschetst, dat het hof niet buiten redelijke twijfel tot bewezenverklaring van – kortgezegd – afpersing en/of diefstal met geweld kan komen.
Het hof slaat daarbij onder meer acht op het volgende.
Op de camerabeelden is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [benadeelde 2] over geruime afstand, ogenschijnlijk gezamenlijk oplopen in de richting van de [winkel] -winkel. Ook is op de camerabeelden de gang van zaken rondom het betreden van de winkel door medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever [benadeelde 2] te zien, waarbij het er in sterke mate op lijkt dat [benadeelde 2] vrijwillig zijn medewerking verleent aan [medeverdachte 1] om deze – ruim buiten de officiële openingstijden – toegang tot de winkel te geven. Verder acht het hof het opmerkelijk dat de verdachte en zijn medeverdachte de telefoons van aangevers direct om de hoek op de grond bij de deur van de kluisruimte hebben achtergelaten, alwaar deze door de aangevers ook direct en zonder aarzelen na het verlaten van de kluisruimte werden opgeraapt, hetgeen de indruk wekt dat zij door de verdachte en zijn medeverdachten van deze plek op de hoogte zijn gebracht. De omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte geen tassen hadden meegebracht, terwijl zij voornemens waren een groot aantal goederen uit de [winkel] -winkel te ontvreemden, biedt naar het oordeel van het hof voorts steun aan de verklaring van de verdachte dat de aangevers een deel van de goederen reeds hadden ingepakt in al in de winkel aanwezige vuilniszakken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde geweldshandelingen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een grote hoeveelheid telefoons en iPads en Earpods (met een totale waarde van ongeveer 54.666,64 euro), toebehorende aan de [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 175 dagen, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de rechtbank de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van twaalf maanden opgelegd en dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte naar school en stage gaat volgens het rooster, een positieve vrijetijdsbesteding krijgt en behoudt en geen contact legt met medeverdachte [medeverdachte 1] , aangever [benadeelde 1] en aangever [benadeelde 2] .
Nu het hoger beroep is gericht tegen het aanvankelijk als zaak A tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van de in zaak B, zaak D en zaak E bewezenverklaarde misdrijven, te weten een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van twaalf maanden, bij niet naar behoren meewerken met de maatregel te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van negen maanden. De maatregel wordt dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Het hof heeft hierbij onder ogen gezien hetgeen blijkt uit de negatieve terugmelding van de JBRA van 24 september 2021, het daaromtrent verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, alsmede het bepaalde in artikel 6:6:35, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Voor wat betreft de motivering van de strafoplegging verwijst het hof naar de inhoud van de overweging zoals deze onder punt 9 is weergegeven in het verkort vonnis waarvan beroep van 27 oktober 2020.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie voor de duur van 50 dagen passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof spreekt de verdachte vrij van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde geweldshandelingen. Derhalve is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.625,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof spreekt de verdachte vrij van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde geweldshandelingen. Derhalve is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 13-023141-20 (zaak B) en in zaak
13-096380-20 (zaak D) onder 1 en 2 en in zaak 13-036388-20 (zaak E) bewezenverklaarde op:
een jeugddetentie voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- -
Het volgen van school en stage volgens het rooster;
- -
Het meewerken aan de hulpverlening vanuit IFA;
- -
Het meewerken aan de begeleiding vanuit de Kleinschalige Voorziening;
- -
Het meewerken aan behandeling (individuele en systeemtherapie) bij de Waag of een soortgelijke instelling;
- -
Het meewerken aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
- -
Het zich houden aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich dagelijks tussen 19:00 uur en 07:00 uur zal bevinden op het adres van vader. Deze avondklok loopt gedurende zes maanden vanaf de uitspraak, te weten tot 27 april 2021;
- -
Het meewerken aan alle hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht: ook als dit inhoudt een plaatsing bij Forensisch Centrum voor Adolescenten te [plaats] of een soortgelijke instelling;
- -
Op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1995, [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 4] 2003, [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 5] 2000, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 6] 1997, [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedag 7] 2004, [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag 8] 2002, [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedag 9] 2004 en [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedag 10] 2001;
Waarbij de verdachte zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van het hiervoor genoemde programma, met een maximum van zes maanden vanaf de dag van de uitspraak, te weten tot 27 april 2021.
De Jeugdbescherming regio Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, heeft tot taak de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.J. van der Wilt en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 oktober 2021.