Statuut van de internationale arbeidsorganisatie
Artikel 35
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1974
- Bronpublicatie:
22-06-1972, Trb. 1975, 102 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-1972, Trb. 1975, 102 (uitgifte: 01-01-1975, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Leden verbinden zich de verdragen die zij overeenkomstig de bepalingen van dit Statuut hebben bekrachtigd, toe te passen op de buiten het moederland gelegen gebieden waarvoor zij de buitenlandse betrekkingen onderhouden, met inbegrip van alle trustgebieden met het beheer waarvan zij zijn belast, behalve wanneer de in het verdrag behandelde aangelegenheden vallen onder de eigen bevoegdheden van de autoriteiten van die gebieden of wanneer het verdrag niet van toepassing is in verband met plaatselijke omstandigheden of wanneer er wijzigingen noodzakelijk mochten zijn om de verdragen aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen.
2.
Ieder Lid dat een verdrag bekrachtigt, doet zo spoedig mogelijk na de bekrachtiging de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau een verklaring toekomen waarin het mededeelt in hoeverre het zich, met betrekking tot andere gebieden dan die welke zijn bedoeld in de leden 4 en 5 van dit artikel, verbindt de bepalingen van dit verdrag toe te passen, en waarbij het alle door het verdrag voorgeschreven inlichtingen verstrekt.
3.
Ieder Lid dat krachtens het bepaalde in het vorige lid een verklaring heeft ingediend, kan op gezette tijden overeenkomstig de bepalingen van het verdrag, een nieuwe verklaring indienen waarbij de inhoud van een vorige verklaring wordt gewijzigd en de nieuwe situatie van de in het vorige lid bedoelde gebieden wordt uiteengezet.
4.
Wanneer de in het verdrag behandelde aangelegenheden vallen onder de bevoegdheden van de autoriteiten van een buiten het moederland gelegen gebied, dient het Lid dat de buitenlandse betrekkingen voor dat gebied onderhoudt, het verdrag zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de regering van dat gebied, om deze regering in staat te stellen wettelijke of andere maatregelen te nemen. Vervolgens kan het Lid, in overeenstemming met de regering van dat gebied, de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau een verklaring doen toekomen waarbij het de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen namens dat gebied aanvaardt.
5.
Een verklaring waarbij de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen worden aanvaard, kan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau worden toegezonden door:
- (a)
twee of meer Leden van de Organisatie voor een gebied dat onder hun gemeenschappelijk gezag is geplaatst;
- (b)
iedere internationale autoriteit die met het beheer van een gebied belast is krachtens bepalingen van het Handvest der Verenigde Naties of krachtens een andere geldende regeling ten aanzien van dat gebied.
6.
Wanneer de verplichtingen van een verdrag krachtens het bepaalde in lid 4 of lid 5 worden aanvaard, houdt dit in dat namens het betrokken gebied ook de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen worden aanvaard alsmede de verplichtingen die, overeenkomstig het Statuut van de Organisatie, betrekking hebben op de bekrachtigde verdragen. In een verklaring van aanvaarding kan worden aangegeven op welke punten het verdrag zou moeten worden gewijzigd ten einde het aan de plaatselijke omstandigheden aan te passen.
7.
Ieder Lid dat, of iedere internationale autoriteit die krachtens het bepaalde in lid 4 of lid 5 van dit artikel een verklaring heeft ingediend, kan op gezette tijden, overeenkomstig de bepalingen van het verdrag, een nieuwe verklaring indienen waarbij de inhoud van een vorige verklaring wordt gewijzigd of waarbij de aanvaarding van de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen namens het betrokken gebied wordt ingetrokken.
8.
Indien de uit een verdrag voortvloeiende verplichtingen niet worden aanvaard namens een gebied waarop het bepaalde in lid 4 of lid 5 van dit artikel betrekking heeft, wordt door het Lid of door de Leden of door de internationale autoriteit aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau verslag uitgebracht over de stand van de wetgeving en de gebruiken in dat gebied ten aanzien van de in het verdrag behandelde aangelegenheden, waarbij in het verslag wordt aangegeven in hoeverre aan alle bepalingen van het verdrag uitvoering is gegeven of zal worden gegeven door middel van wettelijke of bestuurlijke maatregelen, collectieve overeenkomsten of anderszins en welke moeilijkheden de aanvaarding van dat verdrag verhinderen of vertragen.