Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting
Artikel 23 Vermijding van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2018
- Redactionele toelichting
Wanneer een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de Staten vóór de datum waarop dit wijzigingsprotocol wordt getekend een pensioen, andere soortgelijke beloning of een lijfrente afkomstig uit de andere Staat ontvangt en na die datum dit pensioen, die andere soortgelijke beloning of deze lijfrente blijft ontvangen en inwoner blijft van die Staat, blijven de bepalingen van artikel 18 van het Verdrag zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsprotocol met betrekking tot dit pensioen, die andere soortgelijke beloning of deze lijfrente van toepassing.
- Bronpublicatie:
09-05-2018, Trb. 2018, 161 (uitgifte: 06-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2018, Trb. 2018, 207 (uitgifte: 04-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in Denemarken mogen worden belast.
2.
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 18, eerste en tweede lid, artikel 19, eerste lid, letter a, en tweede lid, letter a, en artikel 21, tweede lid,, van dit Verdrag in Denemarken mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3.
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 16, artikel 17 en artikel 18, zesde lid, van dit Verdrag in Denemarken mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Denemarken over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld. Dit lid beperkt een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek van de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan één land en de voortwenteling van de belasting betaald in Denemarken op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar volgende jaren.
4.
Niettegenstaande het bepaalde in het tweede lid zal Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting verlenen voor de in Denemarken betaalde belasting op die bestanddelen van het inkomen welke volgens artikel 7, artikel 10, zesde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 21, tweede lid, van dit Verdrag in Denemarken mogen worden belast, voor zover die bestanddelen van het inkomen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, indien en voor zover Nederland op grond van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting ter zake van die bestanddelen van het inkomen een aftrek verleent op de Nederlandse belasting van de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek is het bepaalde in het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5
a.
indien een inwoner van Denemarken inkomsten verkrijgt die in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag in Nederland mogen worden belast, staat Denemarken, onverminderd de bepalingen van onderdeel c, een aftrek op de belastingen naar het inkomen van die inwoner toe van een bedrag dat gelijk is aan de belastingen naar het inkomen betaald in Nederland.
b.
Deze aftrek overschrijdt echter in geen van beide gevallen dat deel van de inkomstenbelasting, zoals deze is berekend vóór het verlenen van de vermindering, dat, kan worden toegerekend aan het inkomen dat in Nederland mag worden belast.
c.
Indien een inwoner van Denemarken inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag uitsluitend in Nederland mogen worden belast of in Nederland mogen worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 en artikel 19, mag Denemarken deze inkomsten in de belastinggrondslag begrijpen maar zal het in aftrek toestaan op de inkomstenbelasting dat deel van de inkomstenbelasting dat toerekenbaar is, aan de inkomsten verkregen uit Nederland.
d.
Niettegenstaande de bepalingen van letter a en letter b van dit lid, zullen dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van Denemarken, volgens de bepalingen van de Deense wetgeving die betrekking hebben op de vrijstelling van belasting op dividenden die door buitenlandse dochtervennootschappen aan Deense lichamen worden betaald, worden vrijgesteld van Deense belasting.
Indien dividenden evenwel niet in aanmerking komen voor de vrijstelling van Deense belasting, zal Denemarken — naast de aftrek van belasting zoals bedoeld in letter a en b — op de belasting over deze dividenden in aftrek toestaan de verschuldigde belasting over de winst van waaruit deze dividenden zijn betaald overeenkomstig artikel 4 van de richtlijn van de Raad van de EG van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten, zoals deze kan worden gewijzigd.
e.
In het geval een natuurlijke persoon gedurende een periode van vijf jaar of meer inwoner van Denemarken was en inwoner van Nederland is geworden en op grond van de nationale wetgeving van Denemarken belast is geweest ter zake van vermogenswinsten op aandelen tot aan het moment van de wijziging van zijn woonplaats, verleent Denemarken, indien de aandelen vervolgens worden vervreemd en de winsten van deze vervreemding in Nederland worden belast, een aftrek van de belasting over het inkomen tot een bedrag dat gelijk is aan de inkomstenbelasting die in Nederland wordt betaald met betrekking tot het inkomen dat in Denemarken was belast. Deze aftrek zal echter niet de inkomstenbelasting zoals deze berekend is vóór het verlenen van de vermindering, die over het bedoelde inkomen in Denemarken is geheven, overschrijden.