Rb. Zeeland-West-Brabant, 03-09-2015, nr. 02-984803-14, nr. 15/729
ECLI:NL:RBZWB:2015:6538
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
03-09-2015
- Zaaknummer
02-984803-14
15/729
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2015:6538, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03‑09‑2015; (Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Verzoek overdracht stukken ex artikel 552p. Geld geen stuk van overtuiging. Hoewel Duitse autoriteiten verzocht hebben om geld in beslag te nemen, is de rechtbank van oordeel dat niet in te zien is hoe de geldbedragen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
Locatie Breda
Parketnummer: 02-984803-14
rk-nummer: 15/729
Beslissing op de vordering tot verlof tot overdacht van stukken van overtuiging en/of gegevensdragers
Beslissing op de vordering tot verlof ex artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie, ingekomen ter griffie op 1 mei 2015 in de zaak:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] , Duitsland,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R. Malewicz, Van der Helstplein 3 (postbus 51143, 1007 EC), Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn opgeroepen:
[belanghebbende 1] ,
geboren op [geboortedag belanghebbende 1] 1940, te [geboorteplaats belanghebbende 1]
en
[belanghebbende 2] ,
geboren op [geboortedag belanghebbende 2] 1939, te [geboorteplaats belanghebbende 2] ,
beiden wonende aan de [adres belanghebbenden 1 en 2] .
1. De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- -
bovengenoemde vordering, ingekomen ter griffie op 1 mei 2015;
- -
het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 9 juni 2015;
- -
het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 13 mei 2014, waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord.
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte noch hij zullen verschijnen bij de behandeling in raadkamer.
2. De beoordeling
In deze zaak staat de rechtbank voor de beoordeling of aan de officier van justitie verlof kan worden verleend om een aantal stukken van overtuiging te verstrekken aan de Duitse autoriteiten, welke stukken op 10 december 2014 zijn inbeslaggenomen in het appartement op het terrein van [naam en adres hotel] in Gilze, waarvan verdachte gebruik maakte, en in de woning van de ouders van verdachte op het adres [adres belanghebbenden 1 en 2] . Het gaat daarbij om de voorwerpen die niet geel zijn gearceerd op de bij de vordering gevoegde beslaglijsten.
De zaak is eerder behandeld in raadkamer op 9 juni 2015 en is toen aangehouden, in de eerste plaats teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen na te gaan of de Duitse autoriteiten, gelet op het feit dat verdachte reeds is overgeleverd aan Duitsland, nog steeds prijs stellen op de overdracht van stukken ex artikel 552p en in de tweede plaats omdat de raadsman nog niet in de gelegenheid was geweest de zaak met verdachte te kunnen bespreken nu hij gedetineerd is in Duitsland.
Op 23 juli 2015 heeft de raadsman wederom schriftelijk aan de rechtbank verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak omdat hij nog niet in de gelegenheid zou zijn geweest om zijn cliënt te spreken. Op 26 juli 2015 heeft de raadsman middels een e-mailbericht aan de rechtbank laten weten dat zijn cliënt het in beslag genomen geldbedrag graag terug wil en dat het geld niet als stuk van overtuiging kan worden aangemerkt en daarom niet dient te worden overgedragen.
De officier van justitie heeft gemeld dat er reactie is geweest van de Duitse autoriteiten dat nog steeds prijs wordt gesteld op overdracht van de stukken ex artikel 552p Sv. Voorts heeft de officier van justitie in een e-mailbericht van 27 juli 2015 naar voren gebracht dat het geld op verzoek van de Duitse autoriteiten in beslag is genomen.
Ter zitting heeft de rechtbank het verzoek om aanhouding afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de raadsman al geruime tijd gelegenheid heeft gehad om zijn cliënt te raadplegen. Hoewel een verdachte in beginsel het recht heeft om zijn standpunt over de overdracht van stukken te geven, dient de rechtbank ook te bezien of het belang van een snelle overdracht van stukken aan de autoriteiten zwaarder weegt dan het belang van verdachte om een standpunt over de vordering tot verlof overdracht stukken te geven. Bij die beoordeling betrekt de rechtbank het feit dat de rechtbank de vordering slechts marginaal kan toetsen, waarbij de mogelijkheden van verdachte om invloed uit te oefenen op een te nemen beslissing, zeer beperkt zijn. Ook neemt de rechtbank in ogenschouw het feit dat de raadsman per e-mail van 26 juli 2015 over de in beslag genomen goederen en de overdracht daarvan schriftelijk een standpunt heeft ingenomen. Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat het belang van een snelle overdracht van stukken van overtuiging aan de Duitse autoriteiten zwaarder weegt dan het belang van verdachte om een standpunt over de vordering in te nemen, temeer nu er wel een schriftelijk standpunt van de raadsman over de vordering ligt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verlof, in het kader van de marginale toetsing, kan worden verleend, ook waar het gaat om de inbeslaggenomen geldbedragen.
Bij de beoordeling van de vordering tot verlof heeft volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad als uitgangspunt te gelden dat, indien de vordering is gegrond op een verdrag, aan de vordering ingevolge artikel 552k, eerste lid, Sv, zoveel mogelijk het verlangde gevolg dient te worden gegeven. Deze bepaling dient aldus te worden verstaan dat slechts van toewijzing van de vordering kan worden afgezien indien zich belemmeringen van wezenlijke aard voordoen, die voortvloeien uit het toepasselijke verdrag onderscheidenlijk de wet, in het bijzonder artikel 552l Sv, dan wel indien door de inwilliging van het rechtshulpverzoek wordt gehandeld in strijd met fundamentele beginselen van Nederlands strafprocesrecht.
In dit geval is de vordering gebaseerd op:
. het Europees Rechtshulpverdrag;
. de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
De vordering kan derhalve de - beperkte - toetsing doorstaan, zodat het verlof in beginsel kan worden verleend.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verlof kan worden verleend voor het overdragen van de inbeslaggenomen geldbedragen. Op grond van artikel 552p, tweede lid, Sv kan slechts verlof worden verleend voor de overdracht van stukken van overtuiging. Stukken van overtuiging moeten kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met betrekking tot het feit waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft. De vraag is of de inbeslaggenomen geldbedragen in dit geval kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Mede in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 29 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1069) is de rechtbank van oordeel dat zij zich hierover een eigen oordeel dient te vormen. Het feit dat de Duitse autoriteiten specifiek om de inbeslagneming van geld hebben gevraagd, acht de rechtbank daarbij niet doorslaggevend. De inbeslagneming van geld kan ook een ander doel dienen dan het aan de dag brengen van de waarheid, namelijk verbeurdverklaring, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of het aantonen daarvan. De overdracht van geldbedragen kan in dat geval echter niet worden gebaseerd op artikel 552p Sv, nu deze bepaling uitsluitend ziet op voorwerpen die ten behoeve van de waarheidsvinding in beslag zijn genomen.
Het rechtshulpverzoek heeft betrekking op een verdenking jegens (onder meer) verzoeker van het bedrijfsmatig en in georganiseerd verband illegaal invoeren van verdovende middelen en grondstoffen daarvoor en het handelen in deze grondstoffen. Zonder nadere toelichting, die noch in het rechtshulpverzoek, noch in de vordering van de officier van justitie, noch ter zitting is gegeven, ziet de rechtbank niet in hoe de geldbedragen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met betrekking tot deze feiten. Voor zover het gaat om het aanwezig zijn van de geldbedragen kan voor de waarheidsvinding worden volstaan met een proces-verbaal van bevindingen, waarin het aantreffen van het geld wordt gerelateerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geldbedragen in dit geval niet als stukken van overtuiging kunnen worden aangemerkt. Het verlof zal daarom niet worden verleend ten aanzien van de inbeslaggenomen geldbedragen.
Artikel 552p, derde lid, Sv, is naar het oordeel van de rechtbank van toepassing.
3. De beslissing
De rechtbank verleent het gevraagde verlof ten aanzien van de niet geel gearceerde goederen zoals vermeld in de aan de vordering van de officier van justitie gehechte lijsten van inbeslaggenomen goederen, met uitzondering van de in beslag genomen geldbedragen.
Het verlof wordt verleend onder het in artikel 552p, derde lid Sv, vermelde voorbehoud dat bij de afgifte aan de buitenlandse autoriteiten wordt bedongen dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
Deze beslissing is op 3 september 2015 gegeven door mr. Ebben, rechter, in tegenwoordigheid vanVan Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 september 2015.