Verordening (EU) nr. 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
22-10-2014, PbEU 2014, L 317 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: 1143/2014)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2014, PbEU 2014, L 317 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: 1143/2014)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het verschijnen van uitheemse soorten, ongeacht of dat dieren, planten, schimmels of micro-organismen zijn, op nieuwe locaties is niet altijd zorgwekkend. Een aanzienlijke groep uitheemse soorten kunnen echter invasief worden en kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, en kunnen ook andere economische en sociale gevolgen hebben, hetgeen voorkomen moet worden. In het milieu van de Unie en in andere Europese landen bevinden zich ongeveer 12 000 uitheemse soorten, waarvan ruwweg 10 % tot 15 % als invasief wordt beschouwd.
- (2)
Invasieve uitheemse soorten vormen een van de voornaamste bedreigingen voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, in het bijzonder in geografisch en evolutionair geïsoleerde ecosystemen, zoals kleine eilanden. De risico's die dergelijke soorten met zich meebrengen, kunnen groter worden door een toename van de wereldhandel, het vervoer, het toerisme en de klimaatverandering.
- (3)
De bedreiging van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten neemt verschillende vormen aan, zoals zeer ernstige gevolgen voor inheemse soorten en de structuur en werking van ecosystemen door de verandering van habitats, predatie, concurrentie, de overbrenging van ziekten, de vervanging van inheemse soorten in een significant deel van hun verspreidingsgebied en door genetische effecten als gevolg van kruisingen. Bovendien kunnen invasieve uitheemse soorten ook aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid en de economie. Alleen levende soorten, en onderdelen die zich kunnen voortplanten, vormen een bedreiging voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten, de menselijke gezondheid of de economie, en alleen deze derhalve moeten worden onderworpen aan de beperkingen van deze verordening.
- (4)
De Unie is als partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, zoals goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad (3), gebonden aan artikel 8, onder h), van dat Verdrag, op grond waarvan iedere verdragsluitende partij, voor zover mogelijk en passend ‘de binnenkomst van uitheemse soorten die bedreigend zijn voor ecosystemen, habitats of soorten dient te voorkomen dan wel deze te beheersen of uit te roeien’.
- (5)
De Unie heeft als partij bij het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa, zoals goedgekeurd bij Besluit 82/72/EEG van de Raad (4), zich ertoe verplicht alle passende maatregelen te nemen om het behoud van de habitats van wilde plant- en diersoorten te verzekeren.
- (6)
Ter ondersteuning van de doelstellingen van de Richtlijnen 2000/60/EG(5), 2008/56/EG(6) en 2009/147/EG(7) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8), moet deze verordening regels vaststellen om de nadelige gevolgen van invasieve uitheemse soorten voor de biodiversiteit en aanverwante ecosysteemdiensten en voor de menselijke gezondheid en de veiligheid te voorkomen, tot een minimum te beperken en te matigen en de sociale en economische gevolgen ervan te verminderen.
- (7)
Sommige soorten migreren van nature als reactie op veranderingen in het milieu. Zij moeten in hun nieuwe omgeving niet als uitheemse soorten worden beschouwd en moeten uitgesloten worden van het toepassingsgebied van deze verordening. Deze verordening moet alleen betrekking hebben op soorten die door menselijk tussenkomst in de Unie zijn geïntroduceerd.
- (8)
Er bestaan momenteel meer dan 40 wetgevingshandelingen van de Unie over dierengezondheid met bepalingen inzake dierenziekten. Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (9) bevat voorts voorschriften over organismen die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten, en bevat Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) de wetgeving die van toepassing is op genetisch gemodificeerde organismen. Iedere nieuwe regel betreffende invasieve uitheemse soorten dient daarom aan te sluiten bij die wetgevingshandelingen van de Unie zonder deze te overlagen en zij dient niet van toepassing te zijn op de organismen waarop die wetgevingshandelingen specifiek betrekking hebben.
- (9)
De Verordeningen (EG) nr. 1107/2009(11) en (EU) nr. 528/2012(12) van het Europees Parlement en de Raad, en Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad (13), bevatten regels voor de toelating van het gebruik van bepaalde uitheemse soorten voor specifieke doeleinden. Bij de inwerkingtreding van onderhavige verordening is het gebruik van bepaalde soorten overeenkomstig deze regelingen reeds toegelaten. Met het oog op een samenhangend juridisch kader moeten voor die doeleinden gebruikte soorten dus worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.
- (10)
Aangezien het aantal invasieve uitheemse soorten talrijk is, moet de groep van invasieve uitheemse soorten die als zorgwekkend voor de Unie wordt beschouwd, prioritair worden aangepakt. Daarom moet een lijst van invasieve uitheemse soorten die als zorgwekkend voor de Unie worden beschouwd (‘de Unielijst’), worden vastgesteld en regelmatig worden geactualiseerd. Een invasieve uitheemse soort moet als zorgwekkend voor de Unie worden beschouwd wanneer de schade die door de soort wordt veroorzaakt in de getroffen lidstaten zo aanzienlijk is dat specifieke in de gehele Unie toepasselijke maatregelen moeten worden getroffen, dus ook voor de lidstaten die nog niet getroffen zijn of die wellicht niet getroffen zullen worden. Om ervoor te zorgen dat de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die worden aangewezen proportioneel blijven, moet de Unielijst geleidelijk worden vastgesteld en geactualiseerd, en gericht zijn op die soorten waarvan het opnemen in de Unielijst daadwerkelijk de nadelige gevolgen van die soorten zal voorkomen, tot een minimum beperken of matigen, en dit op een kosteneffectieve manier. Aangezien er ten aanzien van soorten binnen eenzelfde taxonomische groep vaak vergelijkbare milieuvoorschriften gelden en zij gelijkaardige risico's met zich mee kunnen brengen, moet het opnemen van taxonomische groepen in de Unielijst waar nodig worden toegestaan.
- (11)
De criteria voor opname in de Unielijst vormen het belangrijkste toepassingsinstrument van deze verordening. Om een doeltreffend gebruik van middelen te verzekeren, moeten die criteria garanderen dat van de potentiële invasieve uitheemse soorten die momenteel bekend zijn, die met de meest significante nadelige gevolgen, in de lijst worden opgenomen. De Commissie moet bij het bij deze verordening ingestelde comité binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een voorstel indienen voor een op die criteria gebaseerde Unielijst. Wanneer zij de Unielijst voorstelt, moet de Commissie dat comité in kennis stellen van de wijze waarop zij met die criteria rekening heeft gehouden. De criteria moeten een risicobeoordeling omvatten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de verdragen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) betreffende het beperken van de handel in soorten.
- (12)
Om onevenredige of buitensporige kosten voor een lidstaat te vermijden en om de meerwaarde van een middels deze nieuwe verordening uitgevoerd Unie-optreden te vrijwaren, moet de Commissie bij het voorstellen van de Unielijst en de daarmee samenhangende maatregelen rekening houden met de uitvoeringskosten voor de lidstaten, de kosten indien niet wordt ingegrepen, de kosteneffectiviteit en de sociaaleconomische aspecten. In dit verband moet bij het selecteren van de uitheemse invasieve soorten die moete worden opgenomen op de Unielijst bijzondere aandacht worden geschonken aan soorten die op grote schaal worden gebruikt en die in een lidstaat aanzienlijke maatschappelijke en economische voordelen opleveren, zonder de doelstellingen van deze verordening in het gedrang te brengen.
- (13)
Met het oog op de naleving van de toepasselijke verdragen van de WTO en de coherente toepassing van deze verordening, moeten gemeenschappelijke criteria worden ontwikkeld voor de uitvoering van de risicobeoordeling. Die criteria moeten, indien mogelijk, gebaseerd zijn op bestaande nationale en internationale normen en het volgende omvatten: de verschillende aspecten van de kenmerken van de soorten, het risico op en de wijze van introductie in de Unie, de nadelige sociale, economische en biodiversiteitseffecten van de soort, de potentiële voordelen van het gebruik en de kosten van beperkingen afgewogen tegen de nadelige gevolgen, evenals op een inschatting van de potentiële kosten van de sociale, economische en milieuschade om het belang voor de Unie aan te tonen en verdere maatregelen te rechtvaardigen. Om het systeem progressief te ontwikkelen en op eerdere ervaringen voort te bouwen, moet de algemene aanpak uiterlijk op 1 juni 2021 worden geëvalueerd.
- (14)
Sommige invasieve uitheemse soorten zijn opgenomen in bijlage B van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad (14), en de invoer daarvan in de Unie is verboden omdat hun invasieve karakter is erkend en de introductie in de Unie nadelige gevolgen heeft voor inheemse soorten. Het betreft de volgende soorten: Callosciurus erythraeus, Sciurus carolinensis, Oxyura jamaicensis, Lithobates (Rana) catesbeianus, Sciurus niger, Chrysemys picta en Trachemys scripta elegans. Met het oog op een coherent juridisch kader en een uniforme regelgeving betreffende invasieve uitheemse soorten op het niveau van de Unie, moet het opnemen van die invasieve uitheemse soorten op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten als een prioriteit worden beschouwd.
- (15)
Preventie is vanuit milieuoogpunt gezien over het algemeen wenselijker en kosteneffectiever dan een reactie na de feiten, en moet derhalve als prioritair worden beschouwd. Daarom moet voorrang worden gegeven aan het in een lijst opnemen van invasieve uitheemse soorten die nog niet in de Unie aanwezig zijn of die in een vroeg stadium van invasie zijn, en van invasieve uitheemse soorten waarvan kan worden aangenomen dat zij de meest wezenlijke nadelige gevolgen zullen hebben. Aangezien nieuwe invasieve uitheemse soorten voortdurend in de Unie kunnen worden geïntroduceerd en de reeds aanwezige uitheemse soorten hun verspreidingsgebied vergroten, moet de Unielijst constant worden geëvalueerd en bijgewerkt.
- (16)
Waar het soorten betreft die bepaalde lidstaten tot zorg strekken, maar die niet in staat zijn een levensvatbare populatie tot stand te brengen in een groot deel van de Unie, moet regionale samenwerking tussen die lidstaten worden overwogen. Indien de doelstellingen van deze verordening beter kunnen worden verwezenlijkt door maatregelen op Unie-niveau, kunnen die soorten ook worden opgenomen in de Unielijst.
- (17)
Bij het nastreven van de doelstellingen van deze verordening moet er rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de ultraperifere regio's, en in het bijzonder met hun afgelegen locatie, hun insulaire karakter, en het unieke karakter van hun respectieve biodiversiteit. Daarom moeten de voorschriften van deze verordening, wat betreft het nemen van beperkende en preventieve maatregelen met betrekking tot voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's, als omschreven in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met inachtneming van Besluiten 2010/718/EU (15) en 2012/419/EU (16) van de Europese Raad.
- (18)
De risico's en gevaren van invasieve uitheemse soorten vormen een grensoverschrijdende uitdaging voor de gehele Unie. Het is derhalve van essentieel belang om op Unieniveau een verbod vast te stellen op het opzettelijk of door nalatigheid in de Unie invoeren, voortplanten, telen, kopen, verkopen, gebruikmaken, uitwisselen, houden en uitzetten van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, teneinde een vroegtijdig en consistent optreden in de gehele Unie te waarborgen om verstoringen op de interne markt te voorkomen evenals situaties waarin het optreden in de ene lidstaat wordt ondermijnd door het uitblijven van maatregelen in een andere lidstaat.
- (19)
Om wetenschappelijk onderzoek en bewaringsactiviteiten ex situ mogelijk te maken moeten specifieke regels worden vastgesteld voor de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten die het voorwerp vormen van dergelijke activiteiten. Die activiteiten moeten worden uitgevoerd in gesloten instellingen waar de organismen in een gesloten omgeving worden gehouden en alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten ontsnappen of onrechtmatig worden vrijgelaten. In uitzonderlijke, met redenen omklede gevallen van dwingend algemeen belang, en met toestemming van de Commissie, moeten die regels ook van toepassing kunnen zijn op andere activiteiten, waaronder commerciële activiteiten. Bij de uitvoering van die regels moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vermijden van eventuele nadelige gevolgen voor beschermde soorten en habitats, overeenkomstig het toepasselijke recht van de Unie.
- (20)
Het kan gebeuren dat uitheemse soorten die nog niet erkend zijn als voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, aan de grenzen van de Unie opduiken of op het grondgebied van de Unie worden waargenomen. De lidstaten moeten daarom bepaalde noodmaatregelen kunnen nemen op basis van het beschikbaar wetenschappelijke bewijsmateriaal. Dankzij dergelijke noodmaatregelen kunnen onmiddellijk maatregelen worden genomen tegen invasieve uitheemse soorten waarvan de introductie, de vestiging en de verspreiding in die landen een risico kunnen vormen, terwijl de lidstaten de daadwerkelijke risico's van die soorten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen in de toepasselijke verdragen van de WTO beoordelen, in het bijzonder om die soorten als voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te laten aanmerken. Nationale noodmaatregelen moeten worden gekoppeld aan de mogelijkheid noodmaatregelen te nemen op Unieniveau, om te voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke verdragen van de WTO. Bovendien bieden noodmaatregelen op Unieniveau de Unie een mechanisme om, in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel, snel te handelen wanneer het directe gevaar aanwezig is dat een nieuwe invasieve uitheemse soort zal binnenkomen.
- (21)
Een groot deel van de invasieve uitheemse soorten wordt onopzettelijk in de Unie geïntroduceerd. Daarom is het van cruciaal belang de routes waarlangs invasieve uitheemse soorten onopzettelijk worden geïntroduceerd, op een meer doeltreffende wijze te beheersen. Er moet op dit gebied geleidelijk worden opgetreden gezien de relatief beperkte ervaringen op dit gebied. De maatregelen moeten zowel verplichte als vrijwillige maatregelen omvatten, bijvoorbeeld de acties die worden voorgesteld in de richtsnoeren van de Internationale Maritieme Organisatie voor de controle en het beheer van de bioaangroei van schepen. De maatregelen moeten voortbouwen op de ervaring in de Unie en de lidstaten met het beheersen van bepaalde routes, met inbegrip van maatregelen die zijn vastgesteld op grond van het Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, dat is aangenomen in 2004. De Commissie moet derhalve alle nodige stappen ondernemen om de lidstaten ertoe aan te moedigen dit Verdrag te ratificeren.
- (22)
Om een adequate kennisbasis te ontwikkelen waarmee de problemen met betrekking tot invasieve uitheemse soorten kunnen worden aangepakt, moeten de lidstaten zorgen voor onderzoek, monitoring van en toezicht op deze soorten. Aangezien surveillancesystemen het meest geschikt zijn om nieuwe invasieve inheemse soorten vroegtijdig te detecteren en de verspreiding van reeds gevestigde soorten te bepalen, moeten deze systemen zowel gerichte als algemene onderzoeken omvatten en profiteren van de betrokkenheid van verschillende sectoren en belanghebbenden (onder meer regionale en plaatselijke gemeenschappen). De surveillancesystemen moeten voortdurend aandacht schenken aan nieuwe invasieve uitheemse soorten in de gehele Unie en moeten met name zorgen voor een doelmatig en volledig beeld op het niveau van de Unie. Met het oog op efficiëntie en kosteneffectiviteit moet worden gebruikgemaakt van bestaande systemen voor douanecontrole, toezicht en monitoring die al zijn vastgesteld door Unie-recht, in het bijzonder in de Richtlijnen 92/43/EEG, 2000/60/EG, 2008/56/EG en 2009/147/EG.
- (23)
Er moeten officiële controles van dieren en planten worden uitgevoerd om de opzettelijke introductie van invasieve uitheemse soorten te voorkomen. Levende dieren en planten moeten enkel de Unie worden binnengebracht via grenscontrole-entiteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (17), en Richtlijnen 91/496/EEG(18) en 97/78/EG(19) van de Raad of plaatsen van binnenkomst overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG. Om te zorgen voor efficiëntiewinsten en om te voorkomen dat er parallelle douanecontrolesystemen worden ontwikkeld, moeten bevoegde autoriteiten bij de eerste grenscontrole-entiteit of het eerste punt van binnenkomst verifiëren of deze soorten voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zijn.
- (24)
Na de introductie van invasieve uitheemse soorten zijn maatregelen voor de vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing ervan van cruciaal belang om te voorkomen dat de invasieve uitheemse soorten zich vestigen en verspreiden. De meest doeltreffende en kosteneffectieve maatregel bestaat er vaak in de gehele populatie zo snel mogelijk uit te roeien, zolang het aantal exemplaren nog beperkt is. Indien het niet haalbaar is de populatie uit te roeien of de kosten voor de uitroeiing niet opwegen tegen de sociale, economische en milieuvoordelen op lange termijn, moeten maatregelen worden genomen om de populatie in te dammen en te beheersen. De beheersmaatregelen moeten evenredig zijn met de gevolgen voor het milieu en voldoende rekening houden met de biogeografische en klimatologische omstandigheden in de betrokken lidstaat.
- (25)
Voorkomen moet worden dat de beheersmaatregelen nadelige gevolgen hebben voor het milieu alsook voor de menselijke gezondheid. De in sommige gevallen noodzakelijk geachte uitroeiing en beheersing van sommige invasieve uitheemse diersoorten kan bij de dieren pijn, spanning, angst of andere vormen van lijden veroorzaken, zelfs wanneer de beste technische middelen worden gebruikt. Daarom moeten de lidstaten en marktdeelnemers die betrokken zijn bij de uitroeiing, de beheersing of de indamming van invasieve uitheemse soorten, de nodige maatregelen nemen om de dieren tijdens het proces alle vermijdbare pijn, spanning, en lijden te besparen, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de beste praktijken ter zake, bijvoorbeeld de Richtsnoeren inzake dierenwelzijn van de Wereldorganisatie voor diergezondheid. Niet-letale methoden moeten in overweging worden genomen en alle genomen maatregelen moeten de gevolgen voor andere dan de doelsoorten tot een minimum beperken.
- (26)
Over het algemeen brengen invasieve uitheemse soorten schade toe aan die ecosystemen en verminderen zij de veerkracht ervan. Er moeten derhalve evenredige herstelmaatregelen worden genomen om de veerkracht van de ecosystemen te versterken tegen invasies, de veroorzaakte schade te herstellen en te zorgen voor een betere staat van instandhouding van soorten en hun habitats in overeenstemming met de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, een betere ecologische status van landoppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater in overeenstemming met Richtlijn 2000/60/EG, en een betere milieutoestand van het mariene milieu in overeenstemming met Richtlijn 2008/56/EG. De kosten van deze herstelmaatregelen moeten worden teruggevorderd overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt.
- (27)
Teneinde bij te dragen tot de daadwerkelijke toepassing van deze verordening, moet grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder met buurlanden, en coördinatie tussen lidstaten, in het bijzonder binnen eenzelfde biogeografische regio van de Unie, worden bevorderd.
- (28)
Een systeem voor de aanpak van invasieve uitheemse soorten moet worden ondersteund door een gecentraliseerd informatiesysteem dat informatie over uitheemse soorten in de Unie ordent en toegang biedt tot gegevens over de aanwezigheid van soorten, de verspreiding en de ecologie ervan, de invasiegeschiedenis en alle andere noodzakelijke informatie ter ondersteuning van beleids- en beheersmaatregelen, en dat ook de uitwisseling van beste praktijken mogelijk maakt.
- (29)
Bij Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) is een kader vastgesteld voor openbare raadpleging in verband met milieugerelateerde beslissingen. Bij de ontwikkeling van maatregelen ten aanzien van invasieve uitheemse soorten moet het publiek daadwerkelijk inspraak hebben en moeten de beleidsmakers met de standpunten en bekommernissen van het publiek rekening houden. Dit moet de verantwoordingsplicht en de transparantie van de besluitvorming vergroten en moet het publiek beter bewust maken van milieuvraagstukken en moet ook steun voor de genomen beslissingen vergroten.
- (30)
Het is van belang dat de wetenschappelijke gemeenschap deelneemt, teneinde een adequate kennisbasis te bieden om de problemen in verband met invasieve uitheemse soorten te kunnen aanpakken. Een specifiek wetenschappelijk forum moet worden opgericht om advies te verlenen over de wetenschappelijke aspecten van de toepassing van deze verordening, in het bijzonder wat betreft het opstellen en actualiseren van de Unielijst, risicobeoordeling, de noodmaatregelen en de maatregelen voor snelle uitroeiing.
- (31)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen en actualiseren van de Unielijst, het formaat van de documenten die als bewijsstukken voor vergunningen dienen, het vaststellen van noodmaatregelen op het niveau van de Unie, de voorwaarde om specifieke bepalingen in de betrokken lidstaten toe te passen in geval van versterkte regionale samenwerking, de verwerping van beslissingen van de lidstaten om uitroeiingsmaatregelen niet toe te passen, en de technische formaten voor de verslaglegging aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (21).
- (32)
Teneinde rekening te kunnen houden met de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen op milieugebied, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het bepalen van hoe geconcludeerd kan worden dat invasieve uitheemse soorten in staat zijn om een levensvatbare populatie te vestigen en om zich te verspreiden, evenals voor het vaststellen van de gemeenschappelijke elementen voor de ontwikkeling van risicobeoordelingen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (33)
Om de naleving van deze verordening te garanderen, is het van belang dat de lidstaten ontradende, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties opleggen voor inbreuken, rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk, het beginsel van de terugvordering van kosten, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
- (34)
Door middel van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen kunnen de lidstaten verplichtingen opleggen aan bezitters of gebruikers van uitheemse soorten, alsmede aan eigenaars en pachters van de betrokken grond.
- (35)
Teneinde niet-commerciële eigenaren van gezelschapsdieren die tot een op de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten opgenomen soort behoren, in staat te stellen hun gezelschapsdier tot het natuurlijke levenseinde van het dier te behouden, moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld, op voorwaarde dat alle maatregelen worden genomen om voortplanting of ontsnapping te voorkomen.
- (36)
Om commerciële marktdeelnemers, met mogelijkerwijze gerechtvaardigde verwachtingen, bijvoorbeeld marktdeelnemers die een vergunning hebben ontvangen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 708/2007, in staat te stellen hun voorraad voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten op te gebruiken nadat deze verordening in werking is getreden, is het gerechtvaardigd hen twee jaar tijd te geven om de exemplaren te slachten, op humane wijze op te ruimen, te verkopen of, indien van toepassing, over te dragen aan onderzoeksinstellingen of instellingen voor bewaring ex situ.
- (37)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het voorkomen, tot een minimum beperken en matigen van de nadelige gevolgen van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de effecten ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (38)
Het moet mogelijk zijn voor de lidstaten om regels inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten te handhaven of vast te stellen die strenger zijn dan die van deze verordening en om bepalingen zoals die inzake voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten van deze verordening toe te passen op voor een lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Dergelijke maatregelen moeten verenigbaar zijn met het VWEU en moeten overeenkomstig het recht van de Unie ter kennis van de Commissie worden gebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 177 van 11.6.2014, blz. 84.
Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 september 2014.
Besluit 93/626/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1).
Besluit 82/72/EEG van de Raad van 3 december 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (PB L 38 van 10.2.1982, blz. 1).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (PB L 168 van 28.6.2007, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1).
Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4).
Besluit 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131).
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).
Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).
Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).