Hof Den Haag, 30-08-2019, nr. AV 001201-19
ECLI:NL:GHDHA:2019:2344
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
30-08-2019
- Zaaknummer
AV 001201-19
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:2344, Uitspraak, Hof Den Haag, 30‑08‑2019; (Wraking)
Uitspraak 30‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek afgewezen.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer wrakingszaak: AV 001201-19
Zaaknummer hoofdzaak: 200.221.235/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 30 augustus 2019
inzake het verzoek tot wraking in de zaak met bovengenoemd zaaknummer van:
1. [verzoeker 1] q.q. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam],
gevestigd te [woonplaats],
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verzoeker 3]
wonende te [woonplaats]
verzoekers,
hierna te noemen in enkelvoud: [verzoeker],
advocaat: mr. C.P. Timmers te Middelharnis.
Het geding
[verzoeker] heeft ter terechtzitting van 4 juli 2019 een verzoek tot wraking gedaan van mr. M.D. Ruizeveld, raadsheer in het gerechtshof Den Haag en raadsheer-commissaris van de op voornoemde datum bepaalde contra-enquête (tegengetuigenverhoor) in hoger beroep in de procedure tussen Facilities & Results B.V., h.o.d.n. Fris & Rein Schoonmaakdiensten (hierna: F&R) als verzoekster en [verzoeker] als verweerster.
De gewraakte raadsheer heeft de wrakingskamer laten weten dat zij niet berust in de wraking en
zij gebruik zal maken van de gelegenheid ter zitting mondeling te worden gehoord op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op vrijdag 16 augustus 2019 om 13:30 uur en [verzoeker], de gewraakte raadsheer, alsmede F&R van de behandeling op deze datum en dit tijdstip op de hoogte gebracht.
Ter zitting van 16 augustus 2019 zijn verschenen: mr. Timmers, mr. Ruizeveld en mr. D.J. van de Weerdt, de advocaat van F&R (laatstgenoemde als toehoorder).
Beoordeling van het wrakingsverzoek
1. In de hoofdzaak is een contra-enquête bepaald op 4 juli 2019.
Blijkens het proces-verbaal van die zitting waren, naast vertegenwoordigers van partijen en hun advocaten, twee toehoorders aanwezig ter openbare zitting, te weten de heren [X] en [Y].
De raadsheer-commissaris heeft de toehoorders aan het begin van de zitting naar hun personalia gevraagd. Na het antwoord van de toehoorders, heeft mr. Van de Weerdt opgemerkt dat hij hierdoor overvallen is, dat hij het niet eens is met de gang van zaken en dat hij zich gehinderd voelt in de voorbereiding van het getuigenverhoor. In het proces-verbaal is hierover vervolgens vermeld: “De raadsheer-commissaris vraagt aan de heren [X] en [Y] hoe zij op de hoogte zijn geraakt van deze zaak. Zij laten weten dat dat via mr. Timmers is gegaan, met wie hun advocaat contact heeft gehad.” Mr. Timmers heeft blijkens het proces-verbaal vervolgens desgevraagd gezegd dat hij de heren niet heeft uitgenodigd, dat zij niet op zijn verzoek aanwezig zijn en dat daar verder geen contact over is geweest. Bij het dicteren van het proces-verbaal heeft mr. Timmers opgemerkt dat hij niet gezegd heeft dat daar geen contact over is geweest. Het proces-verbaal vervolgt: “De raadsheer-commissaris vraagt de heren [X] en [Y] of zij door mr. Timmers zijn geïnformeerd over het tijdstip en de plaats van de zitting. De heer [X] bevestigt dat. De raadsheer-commissaris schorst de zitting. Tijdens de schorsing komt de heer [X] binnen die mededeelt dat hij en de heer [Y] afzien van verdere aanwezigheid en dat het niet handig is dat mr. Timmers ontkent dat hij contact met [X] en [Y] over deze zitting heeft gehad.
Na de schorsing komen partijen terug. Mr Van de Weerdt acht zich gehinderd in de voorbereiding van het getuigenverhoor en wil uitstel voor beraad over voortzetting van de contra-enquête. Mr. Timmers verzoekt de raadsheer-commissaris zich te verschonen. Hij voert aan dat het een openbare zitting is en de raadsheer-commissaris overbodige vragen heeft gesteld aan de toehoorders; alsmede dat zij heeft bewilligd in een schorsing ten einde mr. Van de Weerdt in de gelegenheid te stellen overleg te voeren met de door hem aangedragen getuigen en dat zij daarmee blijk heeft gegeven van partijdigheid, aldus mr. Timmers.
De raadsheer-commissaris laat weten dat zij zich niet zal verschonen en het verzoek als een wrakingsverzoek kan worden ingediend. Dit heeft de instemming van mr. Timmers. Hierna wordt het getuigenverhoor geschorst.”
2. Ter zitting van de wrakingskamer hebben mr. Timmers en de gewraakte raadsheer hun standpunten toegelicht.
2.1
Mr. Timmers heeft daarbij aangegeven dat er een ongelukkige situatie was ontstaan toen de raadsheer-commissaris door bleef vragen over de aanwezigheid van de toehoorders terwijl hij reeds had medegedeeld dat de toehoorders niet op zijn verzoek aanwezig waren. Door het doorvragen werd zijn integriteit in twijfel getrokken.
2.2
De gewraakte raadsheer stelt zich op het standpunt dat de door [verzoeker] aangevoerde gronden geen omstandigheden opleveren die blijk geven van (de schijn van) vooringenomenheid van haar zijde. Zij heeft verklaard dat zij heeft doorgevraagd over de toehoorders omdat bij mr. Van de Weerdt wat onrust was ontstaan over hun aanwezigheid en er na eerdere vragen geen duidelijkheid kwam over de aanwezigheid van toehoorders. Ook gaf een van de toehoorders door zijn houding aan dat de zaak anders lag dan mr. Timmers vertelde. Het toestaan van de door mr. Van de Weerdt verzochte schorsing voor beraad over hoe voort te gaan met de zitting, was ook ingegeven door de gedachte iedereen wat tot bedaren te laten komen.
3. De wrakingskamer overweegt als volgt.
3.1
Een rechter die een zaak behandelt, kan op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Volgens vaste rechtspraak is uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) volgt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. De motivering van die (tussen)beslissing kan evenmin grond vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie rov. 3.3 en 3.4 van genoemd arrest).
3.3
Deze uitspraak brengt in dit geval mee dat de beslissingen van de gewraakte raadsheer met betrekking tot de vragen aan de toehoorders en het schorsen van de zitting, geen grond voor wraking vormen.
Overigens acht de wrakingskamer de door de gewraakte raadsheer bij de behandeling van het wrakingsverzoek gegeven verklaring om door te vragen en de zitting te schorsen, verdedigbaar in het licht van de omstandigheden die zij bij die behandeling heeft uiteengezet, welke omstandigheden niet zijn weersproken door [verzoeker]. Niet kan worden gezegd dat die verklaring naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid jegens [verzoeker] en/of mr. Timmers.
4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [verzoeker] aangedragen gronden voor de wraking niet slagen. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) [verzoeker], de gewraakte raadsheer en (de advocaat van) F&R.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.A.J. Kroon, M.A.F. Tan-de Sonnaville en C.M. Warnaar, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.