Rb. Gelderland, 07-08-2017, nr. AWB - 16 , 5884
ECLI:NL:RBGEL:2017:4158
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
07-08-2017
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 5884
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:4158, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 07‑08‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:217, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
AR 2017/4478
Uitspraak 07‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Stichting belanghebbende bij ontheffing in kader Flora- en Faunawet. Behartigt collectieve belangen van de bewoners.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/5884
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J. van de Riet),
en
De Staatssecretaris van Economische Zaken te Zwolle, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende], gemachtigde mr. W.G.B. van de Ven.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde belanghebbende] voor een aantal diersoorten ontheffing verleend van de in artikel 9 van de Flora- en Faunawet, zoals deze wet luidde ten tijde in geding, (hierna: Ffw) neergelegde verbodsbepaling.
Bij besluit van 26 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017.
Namens eiseres is [naam 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] . Namens derde-partij is [naam 3] verschenen.
De zaak is ter zitting gevoegd behandeld met zaaknummer 16/5888.
Na de sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende is omdat de statutaire doelstelling dermate ruim is dat niet gesproken kan worden van belangen die eiseres krachtens haar doelstelling in het bijzonder behartigt. Voorts kan niet gesproken worden van belangen die eiseres krachtens haar doelstelling èn feitelijke werkzaamheden ten aanzien van het bestreden besluit in het bijzonder behartigt omdat de feitelijke werkzaamheden vaak minstens drie jaar geleden zijn uitgevoerd, heel ruim zijn en niet specifiek zien op flora en fauna, aldus verweerder.
2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, p. 32-35) veilig willen stellen dat organisaties als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de statutaire doelstelling niet te ruim is en heeft een lijst overgelegd van feitelijke werkzaamheden.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Het primaire besluit voorziet in het verlenen van ontheffing voor een aantal diersoorten van de in artikel 9 van de Ffw neergelegde verbodsbepaling. Met het verlenen van de ontheffing worden de belangen van bepaalde bewoners van deze gemeente als feitelijk gevolg van deze ontheffing getroffen. Uit artikel 2, eerste lid, van de statuten van eiseres volgt dat zij onder meer tot doel heeft het verbeteren en behouden van de leefbaarheid, veiligheid en een goed woon- en leefklimaat in de gemeente Oude IJsselstreek en directe omgeving alsmede het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder begrepen flora en fauna. Eiseres tracht haar doel ingevolge artikel 2, tweede lid, van haar statuten onder meer te verwezenlijken door het behartigen van de collectieve en individuele belangen van de bewoners van de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving daarvan, onder andere door het in rechte opkomen voor de belangen van deze bewoners. Aangezien, zoals ter zitting is vastgesteld, de omwonenden eiseres in het leven hebben geroepen, een achterban vormen en geld doneren teneinde procederen mogelijk te maken behartigt eiseres naar het oordeel van de rechtbank -naast een algemeen belang- in het bijzonder de collectieve belangen van de bewoners van de Oude IJsselstreek en directe omgeving. Daarmee brengt het optreden in rechte van eiseres in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van individuele bewoners die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Staat, bijvoorbeeld in de zaak van 24 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI9672, kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van belangen. Het bezwaar van eiseres is ten onrechte niet ontvankelijk verklaard en eiseres moet aangemerkt worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het primaire besluit.
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om zelf in de zaak te voorzien en zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moet nemen.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verweerder te veroordelen in de door eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 495 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde van € 495 per punt en een wegingsfactor 1) aan kosten van verleende rechtsbijstand en € 20,72 aan reiskosten. Tevens bestaat aanleiding verweerder te gelasten het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 515,72;
bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 334 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Smeenk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
griffier | rechter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. |