HR, 24-11-2015, nr. 15/02099
ECLI:NL:HR:2015:3352
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-11-2015
- Zaaknummer
15/02099
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3352, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2015; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2295, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2295, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3352, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0547
Uitspraak 24‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Gegronde aanvraag i.v.m. persoonsverwisseling.
Partij(en)
24 november 2015
Strafkamer
nr. S 15/02099 H
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Haarlem van 2 juli 2010, nummer 15/800432-10, ingediend door mr. T. Bissessur, advocaat te Zoetermeer, namens:
[aanvraagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvraagster ter zake van "Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.
2. De aanvraag tot herziening
2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat niet de aanvraagster maar haar halfzus [betrokkene] degene is geweest die met een vervalst paspoort op naam van de aanvraagster in 2010 naar Nederland is gereisd en op Schiphol is aangehouden voor het in het bezit hebben van drugs.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3.
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze hiermee bekend geweest, de aanvraagster van het haar tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Conclusie 29‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Gegronde aanvraag i.v.m. persoonsverwisseling.
Nr. 15/02099 H Zitting: 29 september 2015 | Mr. Aben Conclusie inzake: [aanvraagster] |
1. Bij verzoekschrift van 6 mei 2014 heeft mr.drs. T. Bissessur, advocaat te Zoetermeer, namens [aanvraagster] , de herziening aangevraagd van de veroordeling die de politierechter in de rechtbank te Haarlem ten laste van [aanvraagster] heeft uitgesproken bij vonnis van 2 juli 2010. Daarbij heeft de politierechter het bewezenverklaarde gekwalificeerd als: “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,” en heeft de politierechter een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. De veroordeling is sedert 17 juli 2010 onherroepelijk.
2. Als grond voor herziening wordt aangevoerd dat niet [aanvraagster] , maar haar halfzus [betrokkene] degene is geweest die met een vervalst paspoort op naam van [aanvraagster] het misdrijf heeft gepleegd en vervolgens door de politierechter is veroordeeld.
3. Het misdrijf betreft het volgende. Een vrouw zich noemende [aanvraagster] arriveerde op 29 maart 2010 te Schiphol met een vliegtuig vanuit Suriname. Zij was in het bezit van een felblauwe rolkoffer. In een vijftal flacons met (volgens opschrift) haarverzorgingsproducten die zich in die rolkoffer bevonden, werden bij voortgezet onderzoek in totaal 122 zogenaamde ‘slikkersbollen’ aangetroffen, bevattende elk ongeveer 10 gram cocaïne, in totaal dus om en nabij 1,2 kilogram cocaïne. In haar bezit bevond zich een paspoort waarvan kwalitatief goede kleurenkopieën in het dossier zijn gevoegd. Het paspoort was - volgens verbalisant [verbalisant] - voorzien van een goedgelijkende pasfoto.
4. De persoon die zich [aanvraagster] noemde is in voorlopige hechtenis gesteld. Zij is ter terechtzitting van de politierechter verschenen. Zij heeft het misdrijf niet volmondig bekend. Ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling in het verzoekschrift dat de opgelegde straf volledig is ‘uitgezeten’ door de persoon die ter terechtzitting van de politierechter is verschenen en ook daar de naam van de aanvraagster tot herziening heeft opgegeven.
5. Bij de aanvraag is behalve de aantekening van het bestreden mondelinge vonnis gevoegd:
- productie 2: een aangifte van aanvraagster contra haar zus [betrokkene] ter zake van valsheid in geschrift, oplichting, valse reispas d.d. 15 augustus 2013; als bijlage is gevoegd een (kwalitatief minder goede) zwart-witkopie van een identiteitspas op naam van de aanvraagster.
- productie 3: een afschrift van dossierstukken van de justitiële autoriteiten te Suriname bevattende documenten omtrent onderzoek naar identiteitsfraude. Hierin bevinden zich documenten omtrent de inverzekeringstelling van [betrokkene] ter zake van - kort gezegd - identiteitsfraude, alsook haar bekennende verklaring ter zake.
- productie 4 betreft een afschrift van een melding van identiteitsfraude door de aanvraagster tot herziening.
6. Deze producties en het strafdossier leren mij het volgende. Allereerst erkent [betrokkene] in haar verklaring d.d. 29 januari 2014 dat zij een paspoort op naam van haar halfzus, [aanvraagster] , heeft laten maken, zulks voorzien van een pasfoto van haarzelf. Zij erkent bovendien (alsnog) dat zij in 2010 voornemens was drugs in te voeren in Nederland, dat zij in 2010 te Schiphol aan dat voornemen uitvoering heeft gegeven en vervolgens werd betrapt op het bezit van verdovende middelen in haar handbagage.
7. Bij vergelijking van de afbeelding van een persoon op de identiteitskaart (zie prod. 2) met de “goedgelijkende” afbeelding van een persoon in het hierboven onder 3 bedoelde paspoort, beide op naam van [aanvraagster] , zie ik grote verschillen in gelaatstrekken. Deze afbeeldingen betreffen vrij duidelijk niet hetzelfde individu.
8. De handtekeningen (“[aanvraagster]”) op elke bladzijde van de schriftelijke verklaring d.d. 31 maart 2010 van de op Schiphol aangehouden persoon verschillen sterk van de handtekening op de identiteitskaart op naam van [aanvraagster] , die als bijlage is gevoegd bij de aanvraag tot herziening (prod. 2).
9. Deze drie gegevens brengen mij tot de conclusie dat het bestreden vonnis zeer waarschijnlijk niet zozeer berust op een persoonsverwisseling, maar op een (door [betrokkene] beoogde) naamsverwisseling. Een dergelijk gegeven kan worden aangemerkt als een novum. Het gegeven was immers niet bekend aan de politierechter, en het verhoudt zich niet met de veroordeling die is uitgesproken op naam van [aanvraagster] .
10. De aanvraag tot herziening is gegrond.
11. Deze conclusie strekt tot verwijzing van de strafzaak naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als is voorzien in artikel 472, tweede lid Sv.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG