Hof Amsterdam, 01-07-2019, nr. 200.247.067/01, nr. 200.247.067/02
ECLI:NL:GHAMS:2019:2213
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
01-07-2019
- Zaaknummer
200.247.067/01
200.247.067/02
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:2213, Uitspraak, Hof Amsterdam (OK), 01‑07‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:GHAMS:2018:3996, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑10‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JOR 2019/9 met annotatie van mr. M.W. Josephus Jitta
OR-Updates.nl 2018-0157
Uitspraak 01‑07‑2019
Inhoudsindicatie
OK; Enquete; minnelijke regeling getroffen; beeindiging onderzoek en onmiddellijke voorzieningen; 2:349a lid 2, 350 lid 1 BW
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.247.067/01 en 02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 1 juli 2019
in de zaken tussen
1. de stichting
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Zoetermeer,
VERZOEKSTER in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK,
advocaten: mr. J.H. Lemstra en mr. K. Spruitenburg, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Groep Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER in de zaak met nummer 200.247.067/02 OK,
advocaten: mr. M.W.E. Evers en mr. J. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de stichting
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTER in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK,
niet verschenen,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Groep Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in de zaak met nummer 200.247.067/02 OK,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. DE LEDEN VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN DE STICHTING SCHADEREGELINGSKANTOOR RECHTSBIJSTANDVERZEKERING,
a) [A],
b) [B],
c) [C],
advocaten: mr. M.W.E. Evers en mr. J. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
2. DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING SCHADEREGELINGSKANTOOR RECHTSBIJSTANDVERZEKERING (thans opgeheven),
gevestigd te Zoetermeer,
advocaten: mr. S.F.H. Jellinghaus en mr. J.J.M. van Mierlo, beiden kantoorhoudende te Tilburg,
BELANGHEBBENDEN in de zaken met nummers 200.247.067/01 en 02 OK,
e n
3. de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij n.v.,
gevestigd te Den Haag,
advocaten: mr. A.F.J.A. Leijten en mr. J.E.P.A. van Hooff, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
Aegon Schadeverzekering n.v.,
gevestigd te Den Haag,
advocaten: mr. R.G.J. de Haan, mr. M. Keuper en mr. T. Minovic, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
5. de naamloze vennootschap
Goudse Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaten: mr. R.J. van Agteren en mr. R.Y.H. Doorduyn, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
6. de naamloze vennootschap
DE vEREENDE N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
advocaat: mr. J.E. Polet, kantoorhoudende te Amsterdam,
7. de onderlinge waarborgmaatschappij
Juwon Onderlinge Schade Maatschappij U.A.,
gevestigd te IJsselstein,
verschenen in de persoon van haar bestuurder [D] ,
BELANGHEBBENDEN in de zaken met nummers 200.247.067/01 en 02 OK.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering met SRK;
Groep Rechtsbijstandverzekering met de Vereniging;
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. met NN;
AEGON Schadeverzekering N.V. met Aegon;
Goudse Schadeverzekeringen N.V. met De Goudse;
De Vereende N.V. met De Vereende;
Juwon Onderlinge Schade Maatschappij U.A. met Juwon.
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking in deze zaak van 31 oktober 2018.
1.3 Bij de beschikking van 31 oktober 2018 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van SRK en de Vereniging over de periode vanaf mei 2016, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding –:
mr. B.F.M. Knüppe (hierna: Knüppe) benoemd tot commissaris van SRK en tevens tot bestuurder van de Vereniging met beslissende stem en zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid en bepaald dat zonder deze bestuurder de Vereniging niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaald dat de rechtsgevolgen van de opzeggingen van NN en Aegon van hun lidmaatschap van de Vereniging zijn opgeschort tot 1 juli 2019;
bepaald – in zoverre in afwijking van artikel 6.1 van de statuten van de Vereniging – dat De Goudse, de Vereende en Juwon hun lidmaatschap van de Vereniging rechtsgeldig kunnen opzeggen tegen 1 juli 2019, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.
1.4 Bij e-mail van 27 juni 2019 heeft mr. Jellinghaus de Ondernemingskamer bericht dat de ondernemingsraad van SRK zich in verband met opsplitsing van de activiteiten van SRK heeft opgeheven en dat de ondernemingsraad om die reden zijn verzoek intrekt.
1.5 Bij e-mail van 28 juni 2019 hebben mr. Lemstra en mr. Spruitenburg namens het bestuur en de raad van commissarissen van SRK en het bestuur van de Vereniging de Ondernemingskamer bericht dat partijen een definitieve oplossing hebben bereikt en dat zij om die reden per 1 juli 2019 om 23.59 uur hun enquêteverzoeken intrekken en de Ondernemingskamer verzoeken de onmiddellijke voorzieningen ook per 1 juli 2019 om 23.59 uur te beëindigen. Een en ander onder de vermelding dat Knüppe en de andere partijen daarmee instemmen.
1.6 Bij e-mail van 1 juli 2019 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen bericht dat
de Ondernemingskamer, behoudens tegenbericht er van uit gaat dat alle partijen instemmen met een beëindiging van de procedure per 1 juli 2019 om 23.59 uur. De Ondernemingskamer heeft geen andersluidende mededelingen ontvangen.
2. De gronden van de beslissing
Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen, geen bezwaren zijn ontvangen tegen het verzoek tot beëindiging van het bevolen onderzoek en opheffing van de getroffen onmiddellijke voorzieningen en de Ondernemingskamer voorts niet is gebleken van enig belang dat zich tegen de toewijzing van het verzoek verzet, zal de Ondernemingskamer het verzoek inwilligen aldus dat zij het bij beschikking van 31 oktober 2018 bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen zal beëindigen, een en ander met ingang van 1 juli 2019 om 23.59 uur.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van 1 juli 2019 om 23.59 uur het bij haar beschikking van 31 oktober 2018 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en de vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering;
beëindigt met ingang van 1 juli 2019 om 23.59 uur de bij haar beschikking van 31 oktober 2018 getroffen onmiddellijke voorzieningen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en dr. P.M. Verboom, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins, griffier, en in het openbaar uitgesproken door M.M.M. Tillema op 1 juli 2019.
Uitspraak 31‑10‑2018
Inhoudsindicatie
OK. Enquête. Onderzoek bevolen naar beleid en gang van zaken van stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering (SRK) en de Vereniging Groep Rechtsbijstandverzekering. Bij wijze van onmiddellijke voorziening, vooralsnog voor de duur van het geding, mr. B.F.M. Knüppe benoemd tot commissaris van stichting SRK en tot bestuurder van de Vereniging Groep Rechtsbijstandverzekering. Benoeming onderzoeker aangehouden om te bezien of een oplossing kan worden gevonden door de te treffen onmiddellijke voorzieningen.
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.247.067/01 en 02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 31 oktober 2018
in de zaken tussen
1. de stichting
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Zoetermeer,
VERZOEKSTER in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK,
advocaten: mr. J.H. Lemstra en mr. K. Spruitenburg, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Groep Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER in de zaak met nummer 200.247.067/02 OK,
advocaten: mr. M.W.E. Evers en mr. J. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de stichting
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTER in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK,
niet verschenen,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Groep Rechtsbijstandverzekering,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in de zaak met nummer 200.247.067/02 OK,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. DE LEDEN VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN DE STICHTING SCHADEREGELINGSKANTOOR RECHTSBIJSTANDVERZEKERING,
a) [A],
b) [B],
c) [C],
advocaten: mr. M.W.E. Evers en mr. J. de Rooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
2. DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE STICHTING SCHADEREGELINGSKANTOOR RECHTSBIJSTANDVERZEKERING,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaten: mr. S.F.H. Jellinghaus en mr. J.J.M. van Mierlo, beiden kantoorhoudende te Tilburg,
BELANGHEBBENDEN in de zaken met nummers 200.247.067/01 en 02 OK,
e n
3. de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij n.v.,
gevestigd te Den Haag,
advocaten: mr. A.F.J.A. Leijten en mr. J.E.P.A. van Hooff, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
Aegon Schadeverzekering n.v.,
gevestigd te Den Haag,
advocaten: mr. R.G.J. de Haan, mr. M. Keuper en mr. T. Minovic, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
5. de naamloze vennootschap
Goudse Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaten: mr. R.J. van Agteren en mr. R.Y.H. Doorduyn, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
6. de naamloze vennootschap
DE vEREENDE N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
advocaat: mr. J.E. Polet, kantoorhoudende te Amsterdam,
7. de onderlinge waarborgmaatschappij
Juwon Onderlinge Schade Maatschappij U.A.,
gevestigd te IJsselstein,
verschenen in de persoon van haar bestuurder [D] ,
BELANGHEBBENDEN in de zaken met nummers 200.247.067/01 en 02 OK.
1. Het verloop van het geding
1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- -
Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering met SRK;
- -
Groep Rechtsbijstandverzekering met de Vereniging;
- -
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. met NN;
- -
AEGON Schadeverzekering N.V. met Aegon;
- -
Goudse Schadeverzekeringen N.V. met De Goudse;
- -
De Vereende N.V. met De Vereende;
- -
Juwon Onderlinge Schade Maatschappij U.A. met Juwon.
1.2
SRK heeft bij op 3 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties (in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK) de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van SRK over de periode vanaf 1 januari 2013, althans vanaf een door de Ondernemingskamer te bepalen datum. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
i. artikel 18.1 van de statuten van SRK buiten werking te stellen ten aanzien van NN en Aegon vanaf het moment dat zij geen lid meer zijn van de Vereniging;
ii. artikel 21.1 van de statuten van SRK buiten werking te stellen zodat het deelnemerschap van NN en Aegon niet eindigt op hetzelfde moment waarop het lidmaatschap van NN en Aegon bij de Vereniging eindigt;
iii. te bepalen dat NN zich moet onthouden van het verspreiden van misleidende informatie over de financiële performance van SRK en het bewegen van andere deelnemers om het deelnemerschap in SRK op te zeggen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000 per overtreding; en
iv. een commissaris te benoemen die het onder meer tot zijn taak mag rekenen een regeling buiten rechte te beproeven.
Tot slot heeft SRK verzocht NN en Aegon te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
De Vereniging heeft bij op 10 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties (in de zaak met nummer 200.247.067/02 OK) de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Vereniging over de periode vanaf 1 januari 2013, althans vanaf een door de Ondernemingskamer te bepalen datum. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
i. artikel 6.1 sub b en 6.2 van de statuten van de Vereniging buiten toepassing te verklaren, althans de in die bepalingen bedoelde opzegtermijnen buiten toepassing te verklaren en te vervangen door een opzegtermijn die gelijk is aan (vooralsnog) de duur van het geding;
ii. de door de Ondernemingskamer op basis van het verzoek van SRK bij SRK te benoemen commissaris, althans een andere door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon, te benoemen tot tijdelijk bestuurder van de Vereniging;
iii. het aan de leden van de Vereniging op grond van de statuten toekomende stemrecht over te dragen aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon;
iv. althans die voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer nodig acht,
kosten rechtens.
1.4
De raad van commissarissen van SRK (hierna: de RvC) heeft bij op 12 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van SRK tot het gelasten van een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen toe te wijzen, kosten rechtens.
1.5
De ondernemingsraad van SRK (hierna: de ondernemingsraad) heeft zich bij op 12 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties (in de zaak met nummer 200.247.067/01 OK) aangesloten bij het verzoek van SRK en de Ondernemingskamer bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van SRK over de periode vanaf 1 januari 2013, althans vanaf een door de Ondernemingskamer te bepalen datum, en de te benoemen onderzoeker te machtigen tot het raadplegen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers en het doen tonen van de bezittingen van de Vereniging. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
i. artikel 18.1 en 21.1 van de statuten van SRK buiten toepassing te verklaren ten aanzien van de Deelnemers, zodat het deelnemerschap niet eindigt ten gevolge van een opzegging van het lidmaatschap van de Vereniging;
ii. artikelen 12.2, 13.1 en 13.3 van de statuten van SRK buiten toepassing te verklaren, zodat de RvC geen wijziging kan aanbrengen in de samenstelling van het bestuur van SRK;
iii. een commissaris bij SRK te benoemen die het onder meer tot zijn taak mag rekenen een regeling buiten rechte te beproeven.
1.6
NN heeft bij op 12 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties tevens houdende zelfstandig verzoek ex art. 282 lid 4 Rv de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven –
i. het verzoek van SRK tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen af te wijzen en het verzoek een onderzoek te bevelen nog niet toe te wijzen, althans vooralsnog geen onderzoeker te benoemen;
ii. bij wijze van onmiddellijke voorziening een commissaris van SRK te benoemen die tot zijn taak mag rekenen diverse toekomstscenario’s voor SRK in kaart te brengen en te bewerkstelligen dat het scenario wordt gekozen en uitgevoerd dat het meest in het belang van SRK en haar stakeholders is en aan wie bij uitsluiting de bevoegdheid toekomt beslissingen te nemen over en om SRK te vertegenwoordigen in ieder overleg en iedere onderhandeling met betrekking tot het aangaan van transacties met de deelnemers en/of ARAG en DAS;
iii. SRK te veroordelen in de kosten van het geding (met zaaknummer 200.247.067/02 OK);
iv. de Vereniging niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans de verzoeken van de Vereniging af te wijzen, met veroordeling van de Vereniging in de kosten van het geding (met zaaknummer 200.247.067/02 OK).
1.7
Aegon heeft bij op 12 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met productie tevens houdende een zelfstandig verzoek ex art. 282 lid 4 Rv de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, – zakelijk weergegeven –
i. het verzoek van SRK tot het gelasten van een onderzoek aan te houden, althans vooralsnog geen onderzoeker te benoemen;
ii. voor zover een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van SRK wordt bevolen, deze betrekking te doen hebben op de periode vanaf 23 mei 2018, althans vanaf een door de Ondernemingskamer te bepalen datum;
iii. alle overige verzoeken van SRK af te wijzen en SRK te veroordelen in de kosten van het geding (met zaaknummer 200.247.067/01 OK);
iv. bij wijze van onmiddellijke voorziening een commissaris van SRK te benoemen met een doorslaggevende stem in de RvC die het tot zijn taak mag rekenen diverse toekomstscenario’s voor SRK in kaart te brengen en te bewerkstelligen dat het scenario wordt gekozen en uitgevoerd dat het meest in het belang van SRK en haar stakeholders is en te bepalen dat die commissaris exclusief vertegenwoordigingsbevoegd is in alle kwesties betreffende de opzeggingen door de deelnemers en mogelijke oplossingsrichtingen dienaangaande;
v. de Vereniging niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans de verzoeken van de Vereniging af te wijzen, met veroordeling van de Vereniging in de kosten van het geding (met zaaknummer 200.247.067/02 OK).
1.8
De Goudse heeft op 12 oktober 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer een verweerschrift ingediend.
1.9
De ondernemingsraad heeft bij ter griffie van de Ondernemingskamer op 15 oktober 2018 ingekomen verweerschrift geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek van de Vereniging (met zaaknummer 200.247.067/02 OK).
1.10
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 oktober 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen (behoudens mr. Van Agteren) en wat mr. Lemstra en mr. De Rooij betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties, te weten producties 31 tot en met 41 van SRK en producties 5 en 6 van de RvC. [D] heeft het standpunt van Juwon toegelicht. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.11
Ter zitting hebben partijen zich bereid verklaard zich nader te beraden over een ter zitting besproken regeling. Bij e-mailbericht van 22 oktober 2018 heeft mr. Lemstra namens SRK, en daarbij aansluitend mr. Evers namens de Vereniging en mr. Jellinghaus namens de ondernemingsraad, verzocht om een beslissing op de verzoeken. Bij brief van haar advocaat van dezelfde datum heeft NN gereageerd op het verzoek van SRK een beschikking te wijzen, bij welke reactie Aegon zich heeft aangesloten. Na daartoe door de Ondernemingskamer in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft SRK haar verzoek tot het wijzen van beschikking bij e-mail van 23 oktober 2018 toegelicht en gehandhaafd. Ten slotte heeft De Goudse zich bij e-mail van haar advocaat van 23 oktober 2018 uitgelaten over de hiervoor genoemde correspondentie.
2. De feiten
2.1
SRK is in 1964 opgericht. Zij drijft een onderneming die zich bezig houdt met het verlenen van onafhankelijke rechtskundige bijstand aan verzekerden van de bij haar aangesloten verzekeringsinstellingen (haar deelnemers, zie 2.2). SRK heeft ruim 400 medewerkers in loondienst, onder wie 230 fte’s juristen en 70 fte’s advocaten. SRK heeft een – wettelijk verplichte – ondernemingsraad ingesteld. Het bestuur van SRK wordt gevormd door [E] (hierna: [E] ) en [F] (hierna: [F] ); zij zijn ieder zelfstandig bevoegd.
2.2
Deelnemers van SRK zijn verzekeringsinstellingen die lid zijn van de Vereniging. De Vereniging is kort na SRK opgericht. Van de Vereniging kunnen uitsluitend lid zijn verzekeringsinstellingen die de schadeafhandeling van claims uit hun rechtsbijstandverzekering door middel van hun polisvoorwaarden overdragen aan SRK. De Vereniging heeft vijf leden: NN, Aegon, De Goudse, De Vereende en Juwon (hierna: de deelnemers). Zij zijn alle deelnemer A in de zin van de statuten van SRK.
2.3
De onderlinge verhouding tussen SRK en de Vereniging en de zeggenschap van beide rechtspersonen met betrekking tot de onderneming van SRK is geregeld in de statuten van SRK en van de Vereniging, zoals nader aan de orde komt in rechtsoverweging 4.4.
2.4
De leden van de Vereniging hebben ieder twee stemmen in de algemene ledenvergadering (hierna: ALV) (artikel 17.1). Wijziging van de statuten van de Vereniging kan slechts plaatshebben na een daartoe strekkend besluit van de ALV (artikel 18.1). De bestuursleden van de Vereniging worden door de ALV gekozen. Tot bestuurders van de Vereniging, met uitzondering van de voorzitter, kunnen uitsluitend worden benoemd bestuurders of directieleden van de leden dan wel andere door een lid voorgedragen personen, mits die laatste de instemming van het bestuur hebben. De voorzitter van het bestuur is onafhankelijk – voor hem gelden kwaliteitseisen die op die onafhankelijkheid zijn gericht – en wordt door de ALV in functie benoemd (artikel 7 van de statuten van de Vereniging). Als secretaris van de Vereniging fungeert de directeur van SRK; hij staat het bestuur terzijde en heeft in de bestuursvergaderingen een adviserende stem (artikel 9.1). De leden van de RvC van SRK worden benoemd en ontslagen door de ALV en voor hen, met uitzondering van de voorzitter, geldt een gelijksoortige kwaliteitseis als voor de bestuurders van de Vereniging. De voorzitter van de RvC is onafhankelijk en wordt door de ALV in functie benoemd (artikel 7 van de statuten van SRK). De RvC is bevoegd het bestuur van SRK te benoemen, te schorsen en te ontslaan (artikelen 12 en 13 van de statuten van SRK). Hij heeft een algemene toezichthoudende taak (artikel 9.1 van de statuten van SRK), goedkeuringsbevoegdheden ten aanzien van het door het bestuur te voeren beleid en de door het bestuur ontworpen begroting (artikel 9.2) en ten aanzien van bepaalde bestuursbesluiten (artikel 14.4 en 14.6), waaronder die met betrekking tot uitgaven die niet passen binnen de begroting voor algemene kosten. De RvC is voorts bevoegd tot wijziging van de statuten van SRK te besluiten (artikel 25).
2.5
Het bestuur van de Vereniging en de RvC van SRK vormen een personele unie. De samenstelling van het bestuur van de Vereniging en van de RvC van SRK is thans als volgt: [G] (voorzitter, onafhankelijk), [H] (op voordracht van De Goudse) en [I] (op voordracht van Aegon). [J] (benoemd op voordracht van NN) maakte tot 11 oktober 2018 deel uit van beide gremia; op die datum is zij teruggetreden.
2.6
SRK heeft geen winstoogmerk. Alle kosten die SRK maakt in het kader van haar werkzaamheden worden zonder opslag en volledig doorberekend aan de deelnemers. Iedere deelnemer is aan SRK een jaarlijkse bijdrage in de algemene kosten verschuldigd en de kosten voor de behandeling van schadegevallen uit hoofde van de door de deelnemer geaccepteerde rechtsbijstandsverzekeringen (artikel 20.2 en 20.3 van de statuten van SRK). Van de door SRK geleverde rechtsbijstand wordt 70% verleend aan verzekerden van NN en 20% aan verzekerden van Aegon.
2.7
De dienstverlening van SRK aan de deelnemers is voor iedere deelnemer vastgelegd in afzonderlijke, bilaterale overeenkomsten, telkens genaamd het Pakket Dienstverleningsafspraken (hierna: PDVA).
2.8
De status van deelnemer eindigt op het tijdstip waarop het lidmaatschap van de deelnemer bij de Vereniging eindigt (artikel 21.1 van de statuten van SRK). Een deelnemer blijft na beëindiging van die status verplicht een bijdrage te leveren in de algemene kosten van SRK als volgt: in het eerste jaar na uittreden 60% van de bijdrage die de desbetreffende deelnemer betaald heeft over het laatste jaar dat hij deelnemer was en in het tweede jaar na uittreden 30% van die bijdrage (artikel 20.6 van de statuten van SRK). Volgens artikel 6.1 aanhef en onder b(i) van de tot 28 juni 2018 geldende statuten van de Vereniging kon opzegging van het lidmaatschap slechts geschieden tegen het einde van een verenigingsjaar (zijnde een kalenderjaar) met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden (zie hierna 2.26 voor de huidige regeling).
2.9
In 2012 hebben het bestuur en de deelnemers van SRK (met goedkeuring van de RvC) besloten tot de ontwikkeling van een nieuwe strategie van SRK, gericht op het aanboren van de markt van rechtsbijstand aan onverzekerden. In een gecombineerde RvC-/ledenvergadering op 5 september 2013 hebben de leden ingestemd met de uitgangspunten van de herstructurering – onder meer bestaande uit omzetting van SRK in een naamloze vennootschap en toetreding van een externe aandeelhouder – en de nieuwe strategie. Vanaf eind september 2013 heeft het bestuur van SRK met een onderhandelingsdelegatie bestaande uit vertegenwoordigers van NN, Aegon en De Goudse, onder de naam ‘project King’ gewerkt aan de implementatie van de herstructurering.
2.10
Op 8 april 2016 heeft SRK een intentieovereenkomst gesloten met een investeringsmaatschappij die als 51%-aandeelhouder wenste te participeren in de beoogde structuur. Een maand later, op 13 mei 2016, is in de vergadering van de onderhandelingsdelegatie besloten ‘project King’ af te breken, omdat NN bij e-mail van 6 mei 2016 onder meer het volgende te kennen had gegeven:
“Bevindingen NN. (…) De governance structuur verslechtert substantieel. (…) Dit is een verlies aan controle ten opzichte van de huidige situatie, waarin de verzekeraars via de RvC controle over directievoering en ook de statuten van de stichting kunnen uitoefenen. (…) Conclusie. De voorgestelde propositie voldoet ruim onvoldoende aan de door NN gestelde eisen. Het voorstel is het huidige proces te stoppen en de alternatieven te onderzoeken. (…) NN hecht eraan te benadrukken dat het genomen besluit niet afdoet aan de wens om met SRK een volgende stap te maken”.
2.11
De deelnemers hebben vervolgens besloten de beoogde vennootschappelijke herstructurering ten behoeve van de nieuwe strategie door NN, Aegon en De Goudse zelf te laten financieren (nadien aangeduid als ‘project Kairos’). Op 30 november 2016 bereikten SRK, NN, Aegon en De Goudse in dat kader een ‘Hoofdlijnenakkoord Herstructurering en kapitalisatie SRK’. Het akkoord hield onder meer in dat NN, Aegon en De Goudse per 1 februari 2017 ieder een derde van de door de nieuw te vormen SRK-entiteit uit te geven aandelen zouden gaan houden en zich zouden committeren voor ten minste een periode van vijf jaar. Uitgangspunt was dat de btw-vrijstelling voor de dienstverlening van SRK aan haar deelnemers/beoogde aandeelhouders ook in de nieuwe structuur behouden diende te blijven. Partijen spraken verder af dat de uittreedvergoeding na vijf jaar significant zou kunnen worden verlaagd indien het nieuwe businessmodel van de grond zou komen. Het benodigde kapitaal bedroeg € 8,5 miljoen, naast out-of-pocket advieskosten voor de herstructurering sinds 1 augustus 2016. De deelnemers dienden in eigen huis akkoord te vragen op de herstructurering en kapitalisatie.
2.12
Inmiddels, op 2 oktober 2016, had NN Group N.V. (hierna: NN Group) een bod gedaan op alle aandelen in Delta Lloyd N.V. (hierna: Delta Lloyd). Op 23 december 2016 hebben NN Group en Delta Lloyd overeenstemming bereikt over de overname van Delta Lloyd door NN Group. De overname is in april 2017 voltooid. Delta Lloyd heeft voor de dekking van de door haar aangeboden rechtsbijstandverzekering een overeenkomst met DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. (hierna: DAS) en met ARAG SE Nederland (hierna: ARAG).
2.13
In juni 2017 zijn de onderhandelingen over de herstructurering van SRK uitgemond in een op schrift gestelde Participatie- en Aandeelhoudersovereenkomst (hierna: POVK) en een addendum bij het PDVA. Onderdeel van dit addendum is een regeling over de duur, uittreedvergoeding en beëindiging, welke regeling onder meer inhoudt dat de PDVA geldt voor een periode van telkens vijf jaar en dat de PDVA kan worden opgezegd tegen het einde van het boekjaar van SRK met inachtneming van een opzegtermijn van 18 maanden. In de considerans van de POVK is onder meer opgenomen:
“Overwegende dat (…) (I) [SRK] een ruling van de Belastingdienst heeft verkregen met betrekking tot de toepassing van de koepelvrijstelling voor btw-doeleinden, hierbij aangehecht als Bijlage (I);
(J) [SRK] een bevestiging van de ruling van de Belastingdienst heeft verkregen met betrekking tot de vennootschapsbelasting, hierbij aangehecht als Bijlage (J); (…)”
Artikel 8.4.2 van de POVK houdt onder meer in:
“Indien de BTW-vrijstelling op enig moment onder druk zou komen te staan dan wel zou komen te vervallen, zullen Partijen gezamenlijk, op initiatief van het bestuur van SRK, alles in het werk stellen om de BTW-vrijstelling te behouden, zo nodig op een andere titel. (…) Mochten er geen oplossingen mogelijk zijn voor het behoud van de BTW-vrijstelling op welke titel dan ook, dan wel mocht de gewijzigde situatie voor een Aandeelhouder leiden tot materieel negatieve commerciële gevolgen, dan zal een evaluatie van de governance van SRK plaatsvinden om te bezien hoe met de dan ontstane situatie omgegaan dient te worden. (…).”
2.14
Een brief van 13 juni 2017 waarin notaris G.C. van Eck verwijst naar de POVK en naar een concept van een door hem te verlijden akte van oprichting van de nieuwe vennootschap hebben Aegon, NN, De Goudse (althans aan hen verwante vennootschappen) en SRK voor erkenning en instemming ondertekend. De POVK is uiteindelijk echter niet ondertekend en de notariële akte is niet verleden.
2.15
Bij brief van 21 juni 2017 heeft de belastingdienst laten weten dat de btw-koepelvrijstelling na de beoogde herstructurering niet van toepassing is omdat binnen SRK N.V. sprake zou zijn van een fiscale eenheid. Op 21 september 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) een arrest gewezen waarin de btw-koepelvrijstelling voor verzekeraars ontoelaatbaar wordt geacht. Naar aanleiding daarvan heeft SRK PwC advies gevraagd over alternatieven voor de btw-koepelvrijstelling. In oktober en november 2017 heeft SRK de deelnemers als alternatief voor koepelvrijstelling de “kosten voor gemene rekening”-regeling (hierna: de KGR) voorgesteld.
2.16
De ruling met betrekking tot de vennootschapsbelasting is eind juni 2017 ontvangen.
2.17
Op 28 november 2017 hebben partijen een bespreking over de KGR gehad, waarin NN te kennen heeft gegeven meer tijd nodig te hebben, ook vanwege de integratie met Delta Lloyd.
2.18
NN heeft bij brief van 8 december 2017 de inhoud van een gesprek met het bestuur van SRK op 6 december 2017 bevestigd, waarin zij bedenkingen heeft geuit over de KGR als alternatief voor de btw-koepelvrijstelling en onder meer het volgende heeft gemeld:
“Gezien voornoemde ontwikkelingen, zal het project Kairos vanuit NN tot nader order on hold worden gezet om alle strategische opties als gevolg van het arrest zorgvuldig te kunnen afwegen. (…) NN wil de komende periode gebruiken om intern de juiste afwegingen te maken. De interne afweging zal binnen NN in een bredere strategische context plaatsvinden, waarbij naast de nieuwe fiscale realiteit, onder andere de integratie van de activiteiten van Delta Lloyd in de algehele overwegingen zullen worden meegenomen.”
2.19
Half december 2017 hebben Loyens & Loeff en EY adviezen uitgebracht aan SRK over alternatieven voor de btw-koepelvrijstelling, met als strekking dat de KGR het enige reële alternatief is. Bij e-mail van 19 december 2017 heeft SRK een presentatie aan NN toegezonden over de herstructurering en btw-vrijstelling.
2.20
Op 30 december 2017 zijn NN Group en Delta Lloyd juridisch gefuseerd, waarbij NN Group de verkrijgende rechtspersoon en Delta Lloyd de verdwijnende rechtspersoon was.
2.21
In een gesprek met SRK op 11 april 2018 heeft de belastingdienst bevestigd dat SRK na de beoogde herstructurering gebruik kan maken van de KGR om te voorkomen dat de verdeling van de gezamenlijke kosten onder de aandeelhouders belast zal zijn met btw. Dit heeft de belastingdienst op 25 april 2018 schriftelijk bevestigd.
2.22
In zijn rapport van 7 mei 2018 heeft ‘strategy consultant’ Roland Berger in opdracht van SRK toekomstscenario’s voor SRK beschreven, waaronder toekomstscenario’s na een mogelijke uittreding van NN.
2.23
In een gesprek op 22 mei 2018 heeft NN [E] en [A] geïnformeerd dat zij wenst uit te treden uit SRK. Bij brief van 23 mei 2018 heeft NN, onder verwijzing naar dat gesprek, haar lidmaatschap van de Vereniging opgezegd per 31 december 2018. In de brief heeft NN te kennen gegeven met het bestuur van SRK te willen spreken over ‘de vervolgstappen’ en dat zij streeft naar een oplossing “waarbij de belangen van de stakeholders, zoals het klantbelang en behoud van werkgelegenheid, meegenomen worden”.
2.24
Bij brief van mr. Lemstra van dezelfde dag aan NN heeft SRK zich op het standpunt gesteld dat de opzegging geen doel treft en dat NN gehouden is onverkort mee te werken aan de uitvoering van project Kairos.
2.25
Bij brief van 28 mei 2018 heeft NN de inhoud van de reactie van SRK bestreden en heeft zij de opzegging van haar lidmaatschap van de Vereniging bevestigd en – voor zover sprake zou zijn van gebondenheid aan de concept-transactiedocumentatie van project Kairos – de concept rechtshulpverleningsovereenkomst met toepassing van de opzegtermijn per 31 december 2019 beëindigd. Zij heeft opnieuw aangedrongen op overleg over de gevolgen van het stoppen door haar met de dienstverlening door SRK.
2.26
Op 28 juni 2018 zijn de statuten van de Vereniging gewijzigd om de opzegtermijn voor de overige leden te verkorten van zes naar twee maanden en aldus te voorkomen dat andere leden zich genoodzaakt zouden zien hun lidmaatschap nog voor 1 juli 2018 op te zeggen tegen het einde van het jaar (artikel 6.2 aanhef en onder b).
2.27
Op 18 september 2018 heeft Aegon in een gesprek met SRK haar zorgen geuit over de continuïteit van SRK na de opzegging door NN. Aegon heeft de mogelijkheid dat zij zelf ook opzegt daarin een realistische optie genoemd.
2.28
Op 20 september 2018 heeft NN een uitgewerkt uittreedvoorstel aan SRK doen toekomen ‘voor discussiedoeleinden’ met de structuur X + Y – Z, waarbij X staat voor de statutaire uittreedvergoeding, Y voor het bedrag dat wordt betaald ter beëindiging van het geschil en Z voor een aftrek in verband met besparingen als gevolg van een overname van personeel en huurverplichtingen van SRK. Op 28 september 2018 hebben SRK en NN aan de hand van een namens SRK opgesteld ‘concept hoofdlijnenakkoord’ de gevolgen van de opzegging door NN besproken. Het concept houdt in dat NN aan alle werknemers van SRK een arbeidsovereenkomst aanbiedt met behoud van anciënniteit en met een maximum van 189 fte’s (zijnde 2/3 van het totale werknemersbestand), de NN-dossiers en de huurovereenkomst van SRK geheel overneemt en een lumpsum van € 17.2 miljoen betaalt. Volgens SRK is in die bespreking daarover overeenstemming op hoofdlijnen bereikt, maar volgens NN niet.
2.29
Eveneens op 28 september 2018 heeft Aegon haar lidmaatschap van de Vereniging opgezegd per 1 januari 2019, waarbij zij heeft aangeboden haar status van deelnemer tot 1 juli 2019 te verlengen. Bij brief aan SRK van 4 oktober 2018 heeft NN geconcludeerd dat met het vertrek van Aegon een nieuwe situatie is ontstaan die noopt tot nader overleg, onder meer over een overname van de onderneming van SRK in zijn geheel.
2.30
SRK heeft de ondernemingsraad bij brief van 11 oktober 2018 het enquêterecht toegekend.
3. De standpunten van partijen
3.1
SRK heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SRK en dat gelet op de toestand van de stichting onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft SRK – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
De financiële inrichting van SRK brengt mee dat zij geen eigen vermogen heeft terwijl zij zich wel bij voorbaat heeft vastgelegd op bepaalde lasten, in het bijzonder arbeids- en huurkosten. Zij heeft geen financiële buffer. Het wegvallen van betaling van een deelnemer leidt ertoe dat SRK al op korte termijn niet meer kan voldoen aan haar verplichtingen. Deze fundamentele kwetsbaarheid heeft, in combinatie met de veranderende markt, geleid tot herbezinning op de vennootschappelijke en strategische structuur van SRK. Deze herbezinning heeft vorm gekregen in achtereenvolgens de projecten King (2012 – 2016) en Kairos (vanaf 2016), waarmee SRK zich tevens zou gaan richten op de markt van onverzekerde rechtshulp. Met betrekking tot project Kairos heeft ondertekening van de transactiedocumenten in juni 2017 alleen daarom geen doorgang gevonden omdat toen nog geen zekerheid bestond ten aanzien van de benodigde btw-vrijstelling. Ondanks dat de btw-vrijstelling via de KGR kan worden veiliggesteld, zoals bleek in april 2018, heeft NN bij brief van 23 mei 2018 echter onverhoeds haar 54-jarig lidmaatschap van de Vereniging opgezegd en te kennen gegeven niet verder aan project Kairos te zullen meewerken. De handelwijze van NN als deelnemer van SRK en lid van de Vereniging raakt en schaadt het belang van de onderneming van SRK, haar deelnemers, haar personeel en de verzekerden. Weliswaar is NN een statutair vastgelegde uittreedvergoeding verschuldigd, maar dat bedrag is ruimschoots onvoldoende om de negatieve consequenties te compenseren. Door de handelwijze van NN loopt SRK de voordelen van de overeengekomen herstructurering mis en lijdt zij nadeel door vermindering van haar omzet met circa 70%. Als gevolg van de opzegging door NN en het ontbreken van enig uitgewerkt plan van NN ten aanzien van de gevolgen daarvan bestaat grote onzekerheid voor de werknemers (er zijn al werknemers die SRK daarom verlaten), de behandeling van de ongeveer 38.000 meldingen en dossiers en meer in het algemeen voor de exploitatie van de onderneming van SRK. Door een en ander worden de belangen van SRK, van de (achterblijvende) deelnemers en van de verzekerden op onevenredige wijze geschaad. NN is zodanig betrokken bij en maakt zodanig onderdeel uit van de organisatie en governance van SRK en van die van de Vereniging dat haar onverantwoorde handelwijze het beleid en de gang van zaken binnen SRK rechtstreeks raakt.
De gegronde redenen om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SRK te twijfelen zijn – tegen de achtergrond van de geschetste feiten en omstandigheden – de volgende:
a. De verhoudingen binnen SRK zijn ernstig verstoord als gevolg van (i) de weigering van NN mee te werken aan de uitvoering van de overeengekomen vennootschappelijke en strategische herstructurering van SRK en (ii) de opzegging van haar lidmaatschap op 23 mei 2018. Deze handelwijze brengt de continuïteit van de onderneming van SRK ernstig in gevaar en bemoeilijkt de hele samenwerking, benadeelt andere deelnemers en brengt onrust onder de deelnemers teweeg. Ook Aegon heeft inmiddels haar lidmaatschap/deelnemerschap opgezegd.
b. NN maakt door haar handelwijze misbruik van haar machtspositie als grootste deelnemer van SRK. SRK vermoedt dat NN andere deelnemers beweegt en Aegon heeft bewogen om ook hun deelnemerschap in SRK te beëindigen en dat zij in het kader van het aanbestedingstraject dat zij heeft uitgeschreven en waaraan DAS en ARAG (en niet ook SRK) mogen deelnemen, ook de portefeuilles van Aegon en De Goudse heeft aangeboden om een better offer te krijgen. Ook het actief bewegen van andere deelnemers om hun deelnemerschap te beëindigen is zeer schadelijk voor SRK. Daarnaast handelt NN in strijd met de redelijkheid van artikel 2:8 BW door te weigeren de vennootschappelijke en strategische herstructurering van SRK uit te voeren.
c. De gedragingen van NN roepen het risico in leven van een liquidatie of faillissement van SRK.
d. NN doet als deelnemer onzorgvuldige en aantoonbaar onjuiste uitspraken over de financiële prestaties van SRK. Haar stelling dat DAS en ARAG voordeliger zijn dan SRK is onjuist en niet onderbouwd.
e. De gedragingen van NN maken het voor de andere deelnemers riskant in een ernstig verzwakt SRK achter te blijven.
f. Aegon heeft door haar opzegging bij brief van 28 september 2018 en de timing daarvan – op de dag waarop SRK en NN over een concept hoofdlijnenakkoord onderhandelden – bewust de onderhandelingen getorpedeerd en de verhoudingen binnen SRK en tussen de deelnemers verder op scherp gezet. Aegon en NN hadden een hele andere agenda: een vijandige overname van de onderneming van SRK met gesloten beurs. Een dergelijke overname en de facto liquidatie van SRK past niet in de strategie van SRK en is niet in het belang van SRK en haar stakeholders, mede gelet op de uitkomsten van het onderzoek naar een aantal strategische scenario’s dat is gedaan door Roland Berger in het rapport van 7 mei 2018.
De situatie bij SRK vergt volgens SRK onmiddellijk ingrijpen van de Ondernemingskamer.
3.2
De Vereniging heeft zich aangesloten bij de inhoud van het verzoekschrift van SRK. Het doel en de strekking van haar zelfstandige verzoek is dat de Ondernemingskamer ook ingrijpt op het niveau van de Vereniging en ook op dat niveau een onderzoek gelast. De Vereniging voert – onder meer onder verwijzing naar de statuten van de Vereniging en SRK – het volgende aan. De Vereniging en SRK zijn organisatorisch zeer nauw met elkaar verweven, er is ook sprake van een personele unie binnen de organen en de Vereniging en SRK – ook gelet op de wijze waarop zij tientallen jaren hebben geopereerd – kunnen niet zonder elkaar bestaan en functioneren. De Vereniging is opgericht ten behoeve van verzekeringsinstellingen die de schadeafhandeling van hun rechtsbijstandsverzekeringen hebben overgedragen aan de SRK en de Vereniging en SRK zijn beide onderdeel van dezelfde structuur. In de praktijk is het beleid aangaande de toekomst van SRK steeds bepaald door de verzekeringsinstellingen en de personen die bij de organisatie van de Vereniging en SRK betrokken zijn, door de hele structuur heen. De Vereniging meent dat zij voldoet aan het bepaalde in artikel 2:344 sub b BW, nu ook de Vereniging de onderneming van SRK in stand houdt althans deze ten minste mede in stand houdt. Bij pleidooi heeft de Vereniging in dit verband ter illustratie nog verwezen naar het eigen betoog van NN en Aegon dat als gevolg van hun opzegging van het lidmaatschap van de Vereniging, de onderneming van SRK geen zelfstandig bestaansrecht meer zou hebben. Ook wijst zij op medezeggenschapsrechtelijke jurisprudentie over medeondernemerschap en betoogt zij daarnaast dat, nu een vakorganisatie op grond van artikel 2:347 BW, zoals dat in de jurisprudentie is uitgelegd, een enquêteverzoek zou kunnen doen bij de Vereniging, zij dat uiteraard ook zelf kan.
Ook binnen de Vereniging zijn volgens de Vereniging gegronde redenen om aan een juist beleid en juiste gang van zaken te twijfelen. De Vereniging acht de weigering van NN mee te werken aan de uitvoering van project Kairos en de opzegging van het lidmaatschap door NN, gevolgd door de opzegging door Aegon, in strijd met de redelijkheid en billijkheid die leden jegens de Vereniging en elkaar en ook jegens SRK in acht dienen te nemen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat in de gevolgen van de opzeggingen – waarvan de Vereniging de rechtsgeldigheid overigens betwist – niet is voorzien en overleg niet tot resultaat heeft geleid, terwijl de gevolgen zodanig ingrijpend zijn dat het voortbestaan van SRK, en daarmee ook van de Vereniging, in gevaar is. Bij gebrek aan openheid van NN over haar bedoelingen en motivatie van de opzegging, die een substantiële koerswijziging is ten opzichte van het eerdere commitment van NN aan project Kairos, moet de Vereniging er rekening mee houden dat NN buiten de Vereniging en SRK om over de toekomst van SRK wil beslissen, hetgeen de Vereniging onaanvaardbaar acht. Materieel acht de Vereniging het belangrijk dat de Ondernemingskamer haar enquêteverzoek, naast dat van SRK, toewijst. Zonder ingrijpen van de Ondernemingskamer, ook bij de Vereniging, ontstaat er geen volwaardig level playing field terwijl ingrijpen ook noodzakelijk is om NN en Aegon in de structuur te laten blijven zolang er geen nette oplossing is voor de huidige situatie, aldus de Vereniging.
3.3
De RvC heeft het verzoek van SRK en de feiten en gronden waarop dit berust onderschreven. Ook de RvC acht de verhoudingen binnen SRK ernstig verstoord door de handelwijze van NN (waaronder ook het blokkeren van pogingen van SRK om, door middel van een herstructurering, commercieel zelfstandig te worden) en acht acute risico’s voor de continuïteit aanwezig door de opzeggingen door NN en Aegon. De RvC acht ingrijpen door de Ondernemingskamer door middel van de door SRK verzochte onmiddellijke voorzieningen noodzakelijk en een onderzoek geïndiceerd. Alle organen van SRK en de ondernemingsraad zitten op één lijn, maar de RvC stemt in met benoeming van een extra commissaris omdat op die manier een persoon wordt toegevoegd aan de RvC die niet belast is met de ontwikkelingen van de afgelopen maanden.
3.4
Ook de ondernemingsraad wijst op de ingrijpende gevolgen van de beëindiging van het deelnemerschap van SRK door NN en Aegon en op de vergaande verwevenheid die er ook in zijn visie bestaat tussen de deelnemers, de Vereniging en SRK. Illustratief acht de ondernemingsraad het functieprofiel voor een nieuw aan te trekken directeur bij SRK: ‘Het SRK voert de juridische bijstand voor de producten van de deelnemende verzekeraars. Vanuit deze optiek fungeert het SRK als back office.’ Voor de ondernemingsraad staat vast dat de Vereniging het vehikel is dat het de deelnemers mogelijk maakt min of meer volledige controle en zeggenschap uit te oefenen over SRK. Bij pleidooi heeft de ondernemingsraad in het kader van de bestuurlijke invloed nog gewezen op de inhoud van de mail van NN van 6 mei 2016. De ondernemingsraad beschouwt de Vereniging en SRK als mede-ondernemers en acht voorts het besluit van NN (met 70% van de omzet en dito bijdrage verreweg de belangrijkste deelnemer) het deelnemerschap te beëindigen voor de toepassing van artikel 25 WOR toerekenbaar aan SRK. Dit besluit heeft volgens de ondernemingsraad te gelden als een besluit tot een belangrijke inkrimping van de werkzaamheden van de onderneming (artikel 25 lid 1 sub d WOR) en had ter advies aan de ondernemingsraad moeten worden voorgelegd. De termijn voor beroep is inmiddels verstreken, maar dat betekent niet dat dit besluit in relatie tot de ondernemingsraad geen gegronde reden kan zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen. De ondernemingsraad heeft zich achter de opsomming van de gegronde redenen in het verzoekschrift van SRK geschaard en deze als volgt aangevuld:
a. Het eenzijdige besluit van NN om project King af te blazen op het moment dat de verwachting gerechtvaardigd was dat daarover overeenstemming zou worden bereikt.
b. Het eenzijdige besluit van NN om project Kairos te beëindigen althans dit niet af te ronden nadat via de KGR alsnog in een btw-vrijstelling was voorzien.
c. De beëindiging van het deelnemerschap door NN en Aegon in samenhang met het veronachtzamen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 25 WOR.
Een en ander zonder dat NN en Aegon zich rekenschap lijken te hebben gegeven van de ingrijpende personele gevolgen van hun handelen en zonder te voorzien in hun zorgplicht dienaangaande, mede in het licht van de uitsluiting van SRK in het door NN uitgeschreven aanbestedingstraject. Bij pleidooi heeft de ondernemingsraad nog aangevoerd dat NN met haar beëindiging in feite ook beëindiging door alle overige deelnemers (die in de huidige omstandigheden voor de hand ligt) heeft bewerkstelligd en dus beëindiging van de werkzaamheden van SRK.
d. De ernstige verstoring van de onderlinge verhoudingen binnen SRK als gevolg van de opstelling van NN na de beëindiging van haar deelnemerschap, gevolgd door de beëindiging van het deelnemerschap door Aegon.
De ondernemingsraad heeft zich achter het verzoek van SRK geschaard een onderzoek te gelasten bij SRK en heeft ook zelf om een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen verzocht.
De ondernemingsraad acht ook de Vereniging ontvankelijk in haar verzoek en kan zich vinden in toewijzing van het verzoek van de Vereniging.
3.5
NN heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij acht de Vereniging niet-ontvankelijk in haar verzoek omdat de Vereniging geen onderneming in stand houdt. Zij sluit zich op dit punt aan bij het verweer van Aegon ten aanzien van de Vereniging.
Inhoudelijk heeft zij, kort – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
NN Group heeft in april 2017 Delta Lloyd N.V. overgenomen en is voornemens NN en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. ultimo 2018 juridisch te fuseren. Als gevolg daarvan zal NN met betrekking tot haar rechtsbijstandsportefeuille een keuze moeten maken omdat voor de gecombineerde portefeuille thans twee contracten lopen: met SRK en met DAS. Het is praktisch niet mogelijk om voor één label met verschillende aanbieders te werken. Na een uitvoerige analyse die NN in een vroeg stadium met SRK heeft gedeeld, heeft NN besloten om de keuze niet op SRK te laten vallen, hetgeen heeft geleid tot de opzegging van haar deelnemerschap op 23 mei 2018 per 31 december 2018. Deze opzegging is regelmatig en rechtmatig, want in overeenstemming met de statuten van SRK en de Vereniging. In de opzeggingsbrief heeft NN te kennen gegeven te streven naar een oplossing waarbij de belangen van de stakeholders meegenomen worden. De reactie van SRK was geënt op de onjuiste stelling dat de opzegging geen rechtsgevolg had en getuigt van struisvogelpolitiek. Anders dan SRK stelt heeft NN geen zeggenschap of invloed van betekenis in SRK. In de algemene vergadering van de Vereniging heeft NN slechts twee van de tien stemmen, terwijl zij 70% van de omzet levert. NN is geen pseudobestuurder en het handelen van NN is geen handelen van een (feitelijke) beleidsbepaler. Reeds om die reden kunnen in de handelingen van NN op zichzelf geen gegronde redenen zijn gelegen om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van SRK te twijfelen. Het handelen van NN kan de relevante toets der kritiek overigens ook ruimschoots doorstaan.
NN is in haar verweerschrift ingegaan op de nadelen die de structuur van SRK voor haar had en heeft. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat de uittreedvergoeding dermate hoog is dat NN en de andere deelnemers zich gevangen voelden in SRK, terwijl zij weinig directe controle hebben over SRK; een prisoners dilemma. NN heeft om valide redenen afgezien van het project King en nadien van project Kairos. Het verkrijgen van een ruling met betrekking tot de koepelvrijstelling was een opschortende voorwaarde voor de uitvoering van project Kairos. Omdat (onder andere) deze ruling niet werd verkregen, is de op 12 juni 2017 geplande tekensessie afgeblazen. Na het arrest van het HvJEU van 21 september 2017 werd duidelijk dat de Belastingdienst een dergelijke ruling niet zou afgeven. SRK presenteerde vervolgens als alternatief de KGR, maar NN had hier serieuze, steekhoudende bedenkingen tegen. KGR brengt onzekerheid mee en is inflexibel omdat de verdeelsleutel van de kosten slechts kan worden aangepast bij gelegenheid van het toe- of uittreden van een deelnemer. Duidelijk was dat de signing condition voor het tekenen van de Kairos-documentatie niet zou worden vervuld. Bovendien werd project Kairos ingehaald door de ontwikkelingen: NN wilde mede in de bredere strategische context afwegen hoe nu verder te gaan, waarbij onder andere de integratie van de activiteiten van Delta Lloyd zou worden betrokken. Project Kairos stond hiermee on hold. Uit analyses bleek dat SRK minder optimaal is ten opzichte van andere rechtsbijstandsverleners. Dit bracht NN tot het besluit de samenwerking met SRK te beëindigen per 31 december 2018. NN heeft SRK uitgenodigd voor een gesprek over de vervolgstappen, maar SRK was niet bereid in gesprek te gaan. Van een onverhoedse opzegging was geen sprake; NN heeft SRK vanaf najaar 2017 signalen gegeven over haar aarzelingen bij de KGR en over haar strategische heroriëntatie. SRK heeft pas na aandringen vanaf juli 2018 vertrouwelijke gesprekken gevoerd, maar die zijn begin september afgebroken. Bij brief van 20 september 2018 heeft NN een indicatief voorstel gedaan. Na een aanvankelijk negatieve reactie van SRK en verdere correspondentie en telefonisch overleg vond op 28 september 2018 een bespreking plaats. NN had kort daarvoor van Aegon vernomen dat zij voornemens was ook haar lidmaatschap op te zeggen. Na de bespreking heeft SRK zich op het onjuiste standpunt gesteld dat overeenstemming over de hoofdlijnen van een regeling was bereikt. Door de opzegging van Aegon is een nieuwe situatie ontstaan. Een van de redenen van NN om op te zeggen was dat voor haar het stichtingsmodel van SRK minder aantrekkelijk was dan het herverzekeringsmodel dat DAS en ARAG hanteren; zij is na ampel beraad tot deze overweging gekomen en heeft niet geprobeerd ook andere deelnemers te bewegen hun deelnemershap in SRK te beëindigen. De (gevolgen van) de legitieme gedragingen van NN leveren geen gegronde redenen op voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken. NN is ook geen beleidsbepaler van SRK. Van het verspreiden van onjuiste informatie is evenmin sprake. Het belang van SRK wordt in hoge mate bepaald door haar doelstelling van shared service center; als de deelnemers geen behoefte meer hebben aan de diensten die SRK kan leveren, valt het belang van SRK weg. Door de opzegging van NN en Aegon staat vast dat op afzienbare termijn geen sprake meer zal zijn van continuïteit van de onderneming in haar huidige vorm; bestuur en RvC houden ten onrechte vast aan een onduidelijk continuïteitsperspectief. De door SRK verzochte onmiddellijke voorzieningen onder a t/m c acht NN onredelijk dan wel disproportioneel. Het verzoek tot benoeming van een commissaris ondersteunt NN, maar zij meent dat de commissaris verdergaande bevoegdheden moet hebben omdat het bestuur van SRK tot op heden geweigerd heeft te praten over overdracht van (een deel van) de onderneming aan ARAG en/of DAS.
NN heeft aan haar verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van SRK (niet tevens: juiste gang van zaken) te twijfelen en dat die zijn gelegen in het ondermaatse functioneren van bestuur en toezicht binnen SRK, voornamelijk in de onverantwoordelijke reactie van bestuur en RvC van SRK op het niet doorgaan van project Kairos wegens het arrest van het HvJEU en in de van realiteitszin gespeende reactie van bestuur en RvC op de opzeggingen door NN en Aegon. Met betrekking tot dit laatste is althans sprake van een voor de stakeholders van SRK gevaarlijke strategie. Dit falende beleid en toezicht is de oorzaak geweest van de inmiddels ernstig verstoorde verhoudingen binnen SRK. Door vast te houden aan de stelling dat de opzegging door NN geen rechtsgevolg heeft en niet in overleg te willen treden over een ordentelijke overdracht van de door de opzeggingen geraakte activiteiten van SRK (tezamen vertegenwoordigend 90% van de omzet) handelt het bestuur tegen het belang van SRK en haar stakeholders. NN acht het enquêteverzoek van SRK in beginsel toewijsbaar, maar verzoekt de Ondernemingskamer de beslissing daarop, althans de benoeming van een onderzoeker aan te houden om de te benoemen commissaris in staat te stellen een oplossing voor het acute probleem van SRK te onderzoeken. NN verzoekt de Ondernemingskamer een commissaris van SRK te benoemen met een aantal exclusieve bevoegdheden, gericht op een ordentelijk overlegproces tussen de opzeggende deelnemers en SRK, waarbij als uitgangspunt geldt het door de opzeggingen onvermijdelijk geworden verlies van 90% van de omzet van SRK.
3.6
Aegon heeft zich bij het verweer van NN aangesloten. Zij onderkent dat de verhoudingen binnen SRK ernstig zijn verstoord en heeft een gelijkluidend verzoek gedaan als het verzoek van NN. Daarbij heeft zij suggesties gedaan voor het onderwerp en de reikwijdte van het te gelasten onderzoek, mocht de Ondernemingskamer de beslissing op het enquêteverzoek niet aanhouden. Ook zij acht de door SRK verzochte onmiddellijke voorzieningen onder a tot en met c disproportioneel en zij meent dat deze ook geen oplossing bieden voor de problemen en praktisch niet uitvoerbaar zijn. In de visie van Aegon is de Vereniging niet-ontvankelijk in haar verzoek omdat de Vereniging geen onderneming in stand houdt, ook niet mede in stand houdt. De hele onderneming wordt gedreven in SRK, aldus Aegon. De statutaire kruisverbanden en de personele unie tussen bestuur van de Vereniging en RvC van SRK maken dit niet anders. Voor zover de Ondernemingskamer de Vereniging ontvankelijk acht in haar verzoek, geldt dat dit moet worden afgewezen nu de gegronde redenen binnen SRK liggen en niet (ook) binnen de Vereniging.
Aegon heeft betwist dat haar handelen gegronde redenen oplevert voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van SRK. Zij heeft rechtmatig en regelmatig opgezegd, en dat kan haar niet kwalijk worden genomen gelet op de eerdere opzegging door NN. Zij heeft in haar opzeggingsbrief van 28 september 2018 aangeboden tot 1 juli 2019 aan te blijven als deelnemer en met alle betrokkenen te spreken over de consequenties van de opzegging. De opzegging kwam ook niet als een verrassing voor SRK; Aegon heeft meermaals laten weten dat opzegging een reële optie was en dat zij er bij het bestuur van SRK op heeft aangedrongen de mogelijkheid te onderzoeken van een volledige overdracht van de onderneming van SRK aan een derde partij, maar dat het bestuur dit steeds heeft geweigerd en aangestuurd op een andere oplossing. Volgens Aegon zou hiermee vooral het bestuur van SRK zelf zijn gediend. Bij pleidooi heeft zij de stelling van de ondernemingsraad dat de opzegging een adviesplichtig besluit is, betwist.
3.7
De Goudse heeft in haar verweerschrift de positie geschetst waarin zij als gevolg is van de opzeggingen door NN en Aegon is komen te verkeren. Zij heeft twee keuzes: ofwel ook uittreden ofwel de kosten voor haar rekening nemen voor een organisatie die is ingericht voor het tienvoudige van de omzet die De Goudse bijdraagt. Zij heeft aangevoerd dat het NN en Aegon op zich natuurlijk vrij staat op te zeggen, maar dat de wijze waarop, de timing en de consequenties veel meer aandacht verdienen dan een simpele opzeggingsbrief. De Goudse betreurt dat SRK met het uittreden van NN en Aegon wezenlijk van karakter zal veranderen (ervan uitgaande dat zij de financiële uitdagingen het hoofd kan bieden) nu het bestuur en de deelnemers vergevorderd waren met het toekomstbestendig maken van SRK. De Goudse zag en ziet wel degelijk brood in een dergelijke strategische heroriëntatie van SRK, maar de mogelijkheid tot voortzetting van de samenwerking met SRK is thans zeer onzeker geworden, aldus De Goudse. Voor De Goudse is het in dit stadium niet goed mogelijk op een afgewogen manier haar positie te bepalen; zij houdt alle opties open. Er zou een level playing field gecreëerd moeten worden waardoor alle partijen tot een goede oplossing kunnen komen, aldus De Goudse.
3.8
De Vereende heeft bij pleidooi laten weten realistisch genoeg te zijn om in te zien dat er een definitief einde is gekomen aan de samenwerking binnen SRK en dat het nu zaak is zorgvuldig om te gaan met de onderneming van SRK, de schadedossiers en niet het minst de werknemers. De Vereende twijfelt ernstig aan de levensvatbaarheid van SRK en de continuïteit van haar dienstverlening en overweegt op korte termijn haar lidmaatschap van de Vereniging op te zeggen. Zij ziet met name toekomst in de overdracht van de onderneming aan een derde partij. De Vereende onderschrijft de verzoeken van NN en Aegon de beslissing op het enquêteverzoek van SRK aan te houden althans de benoeming van een onderzoeker aan te houden en een commissaris te benoemen. Zij sluit zich ook aan bij de subsidiaire stelling van Aegon dat een te gelasten onderzoek zich ook moet richten op het beleid en de gang van zaken binnen SRK na de datum van opzegging door NN.
3.9
Juwon heeft bij gelegenheid van het pleidooi bij monde van haar bestuurder [D] te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het betoog van de RvC en De Goudse.
3.10
SRK en de RvC hebben in reactie op de verzoeken van NN en Aegon bij pleidooi betwist dat zij geen realiteitszin hebben en niet open hebben gestaan voor de door NN en Aegon gewenste alternatieven. De aantijging dat het bestuur vooral aan zijn eigen positie zou denken, vindt SRK ongegrond en beneden de maat. SRK heeft aangevoerd dat het bestuur de strategie op zorgvuldige wijze heeft bepaald, met inachtneming van de inbreng van de ondernemingsraad en externe adviseurs en na zorgvuldige afstemming met en na advies van de RvC. Het scenario van overname door een andere uitvoerder heeft zij wel serieus onderzocht maar op goede gronden niet in het belang van SRK geacht, aldus SRK. De RvC heeft erop gewezen dat in het rapport van Roland Berger alle mogelijke scenario’s zijn uitgewerkt en aangevoerd dat hij in het kader van zijn toezichthoudende en adviserende taak steeds een zorgvuldige afweging heeft gemaakt.
4. De ontvankelijkheid
4.1
4.2
SRK heeft de ondernemingsraad bij brief van 11 oktober 2018 het enquêterecht toegekend. De ondernemingsraad is derhalve op de voet van artikel 2:346 lid 1 onder e BW bevoegd een zelfstandig verzoek te doen tot het gelasten van een onderzoek bij SRK, ook bij wijze van zelfstandig tegenverzoek.
4.3
De Vereniging heeft eveneens een enquêteverzoek gedaan; zij verzoekt een onderzoek naar haar eigen beleid en gang van zaken. Zij stelt zich op het standpunt dat zij ontvankelijk is in dit verzoek aangezien zij de onderneming van SRK ook in stand houdt, althans deze onderneming ten minste mede in stand houdt, zodat haar op de voet van artikel 2:346 lid 1 onder d jo. artikel 2:344 aanhef en onder b BW de bevoegdheid toekomt tot het indienen van het verzoek.
4.4
De Ondernemingskamer oordeelt dat de Vereniging ontvankelijk is in haar verzoek en overweegt daartoe als volgt.
( i) SRK is opgericht om de belangen van de verzekerden van haar deelnemers (verzekeringsinstellingen) te behartigen voor zover betrekking hebbend op voor deze deelnemers geaccepteerde rechtsbijstandsverzekeringen (artikel 3.1. van de statuten van SRK). De Vereniging is opgericht ten behoeve van verzekeringsinstellingen die de schadeafhandeling van hun rechtsbijstandsverzekeringen door middel van hun polisvoorwaarden hebben overgedragen aan SRK (artikelen 2 en 3.1. van de statuten van de Vereniging).
(ii) Het deelnemerschap van SRK en het lidmaatschap van de Vereniging zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deelnemers van SRK zijn de bij SRK aangesloten verzekeringsinstellingen die lid zijn van de Vereniging (artikel 1.1. onder e van de statuten van SRK). Van de Vereniging kunnen alleen lid zijn verzekeringsinstellingen die de schadeafhandeling van hun rechtsbijstandsverzekeringen overdragen aan SRK (artikel 3.1 statuten van de Vereniging). Een verzekeringsinstelling die wil worden toegelaten als lid dient te verklaren dat zij onmiddellijk na toelating het deelnemerschap bij SRK zal aanvragen (artikel 4.1 van de statuten van de Vereniging). Uitsluitend leden van de Vereniging kunnen deelnemer zijn van SRK (artikel 18.1 van de statuten van SRK). Op het tijdstip waarop het lidmaatschap van de Vereniging eindigt, eindigt ook het deelnemerschap van SRK (artikel 21.1 van de statuten van SRK).
(iii) De ALV van de Vereniging beslist over de toelating van nieuwe leden (artikel 4.2 van de statuten van de Vereniging) en daarmee over de deelnemers van SRK.
(iv) In de jaarvergadering van de Vereniging wordt verslag uitgebracht over de werkzaamheden van SRK en wordt rekening en verantwoording afgelegd over het gevoerde beheer van de geldmiddelen; in de jaarvergadering worden tevens de begroting van zowel de Vereniging als van SRK goedgekeurd (artikel 16.2 van de statuten van de Vereniging).
( v) Een verzekeringsinstelling die wil worden toegelaten als lid van de Vereniging dient te verklaren dat zij de uit het deelnemerschap van SRK volgende (financiële) verplichtingen stipt zal nakomen (artikel 4.1 van de statuten van de Vereniging). De Vereniging kan ten behoeve van haar leden rechten bedingen en ten laste van haar leden verplichtingen aangaan die voortvloeien uit de statuten en reglementen van SRK (artikel 4.4 van de statuten van de Vereniging). De ALV van de Vereniging doet aan het bestuur van SRK een voorstel omtrent de hoogte van het entreegeld (artikel 5.2 van de statuten van de Vereniging). De hoogte van het entreegeld wordt vastgesteld door de RvC van SRK waarbij deze rekening houdt met hetgeen in de ALV is besloten (artikel 20.1 van de statuten van SRK). De RvC stelt voorts de jaarlijkse bijdrage in de algemene kosten vast (artikel 20.2 van de statuten van SRK).
(vi) De ALV van de Vereniging benoemt de leden van de RvC van SKR, die, behalve de voorzitter, bestuurder/directielid moeten zijn van een deelnemer/lid van de Vereniging of met instemming van de RvC door een lid van de Vereniging/deelnemer zijn voorgedragen (artikel 7.2 en 7.6 van de statuten van SRK).
(vii) De RvC benoemt het bestuur van SRK (artikel 9.2 aanhef en onder f en artikel 12.2 jo. 6.1 van de statuten van SRK).
(viii) De RvC heeft naast zijn algemeen toezichthoudende taak (artikel 9.1 van de statuten van SRK) tevens tot taak het goedkeuren van het algemeen meerjarenbeleid, het jaarlijkse activiteitenplan en de begroting (artikel 9.2. aanhef en onder a, b en e) en het goedkeuren van de jaarstukken (artikel 9.3 aanhef en onder e). Daarnaast behoeven bepaalde besluiten van het bestuur goedkeuring van de RvC (artikel 14.4 en 14.6 van de statuten van SRK). Ten minste eenmaal per jaar komen de deelnemers en de leden van de RvC in gemeenschappelijke vergadering bijeen ter bespreking van de algemene lijnen van het gevoerde en te voeren beleid en zij komen voorts bijeen in de gevallen waarin de RvC goedkeuring is gevraagd voor een voorgenomen besluit als genoemd in de artikelen 14.4 en 14.6 (artikel 19.1 en 19.2 van de statuten van SRK).
Uit het samenstel van deze statutaire bepalingen van SRK en de Vereniging volgt dat zij economisch en organisatorisch onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en in wezen deel uitmaken van één samenhangende structuur waarin de governance van de onderneming SRK is vastgelegd door de deelnemende verzekeraars.
Daarbij komt:
(ix) In de praktijk vormen het bestuur van de Vereniging en de RvC van SRK een personele unie. Daarnaast is [E] , de algemeen directeur van SRK, secretaris van de Vereniging (in overeenstemming met artikel 9.1 van de statuten van de Vereniging).
( x) Geconstateerd kan worden dat de leden van de Vereniging (in het bijzonder NN als belangrijkste lid) in belangrijke mate het beleid en de strategie van SRK bepalen. Te wijzen valt op de rol die NN in het kader van de projecten King en Kairos heeft gespeeld. Het project King is stopgezet omdat NN dit wenste, in verband waarmee zij in haar e-mail van 6 mei 2016 onder meer heeft geschreven dat het project King zou leiden tot een verlies aan controle ten opzichte van de geldende situatie, waarin de verzekeraars via de RvC controle kunnen uitoefenen. Ook het project Kairos is gestopt omdat NN niet wilde meewerken aan verdere uitvoering. De facto is SRK sterk afhankelijk van NN, zoals NN bij meerdere gelegenheden heeft laten zien.
(xi) Opzegging van het lidmaatschap van de Vereniging door een lid dat ten tijde van de opzegging een ruime meerderheid van de omzet van SRK vertegenwoordigt heeft een direct gevolg voor (het voortbestaan van) de onderneming van SRK.
De geconstateerde economische en organisatorische verbondenheid van SRK en de Vereniging in combinatie met de feitelijke invloed van (de leden van) de Vereniging op het beleid en de continuïteit van SRK, leidt tot de conclusie dat SRK en de Vereniging de formeel door SRK uitgeoefende onderneming gezamenlijk in stand houden. Nu derhalve ook de Vereniging een onderneming als bedoeld in artikel 2:344 aanhef en onder b BW in stand houdt, is zij ontvankelijk in haar enquêteverzoek.
5. De inhoudelijke beoordeling van de verzoeken
5.1
De Ondernemingskamer is van oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juiste gang van zaken van SRK en de Vereniging te twijfelen. Deze redenen zijn vooral gelegen in het handelen van NN. Zoals volgt uit hetgeen in het kader van de ontvankelijkheid is overwogen, maakt NN als lid van de Vereniging en deelnemer van SRK onderdeel uit van de structuur van SRK en de Vereniging. Voor zover haar handelen de gang van zaken binnen SRK en de Vereniging raakt, kan dat om die reden aanleiding zijn voor het gelasten van een enquête, op dezelfde wijze als gedragingen van een aandeelhouder aanleiding kunnen zijn voor het gelasten van een enquête ten aanzien van een naamloze of besloten vennootschap.
5.2
Partijen zijn zich er al geruime tijd van bewust dat de SRK in haar huidige vorm kwetsbaar is. Sinds 2012 zijn SRK en de deelnemers in gesprek geweest over een gewijzigde opzet om de kwetsbaarheid te ondervangen. Een belangrijk element daarbij was dat SRK zich zou gaan richten op de markt van onverzekerden. Nadat het project King – in het kader waarvan een vennootschappelijke herstructurering van SRK werd beoogd, met een derde als houder van 51% van de aandelen – in mei 2016 feitelijk door NN was beëindigd omdat NN bij nader inzien niet met de verkoop van 51% van de aandelen kon instemmen, hebben partijen in 2017 inhoudelijk overeenstemming bereikt over project Kairos. Project Kairos voorzag in een vennootschappelijke en strategische herstructurering op basis van eigen financiering door NN, Aegon en De Goudse. Op 30 november 2016 hebben partijen daartoe een Hoofdlijnenakkoord getekend. Het tekenen van de uitgewerkte transactiedocumentatie (POVK en een addendum bij het PDVA) was voorzien in juni 2017 (derhalve op een moment waarop de overname van Delta Lloyd door NN Group reeds een feit was) en is toen niet doorgegaan wegens het ontbreken van een ruling van de belastingdienst op het punt van de koepelvrijstelling voor de btw. Als gevolg van het op 21 september 2017 gewezen arrest van het HvJEU bleek de koepelvrijstelling als mogelijkheid voor verkrijging van btw-vrijstelling te vervallen. Met het oog op dat scenario hebben partijen in de POVK een inspanningsverbintenis op zich genomen om andere mogelijkheden voor het verkrijgen van btw-vrijstelling te beproeven. SRK meent een alternatief gevonden te hebben in de KGR. NN heeft SRK bij brief van 8 december 2017 laten weten project Kairos on hold te zetten om de strategische opties als gevolg van het arrest van het HvJEU nader af te wegen en om in een bredere strategische context een interne afweging te maken, waarbij ook de integratie van de activiteiten van Delta Lloyd zou worden meegenomen. Na de brief van 8 december 2017 heeft nog een aantal gesprekken plaatsgevonden. NN heeft vervolgens op 23 mei 2018 haar lidmaatschap van de Vereniging opgezegd tegen 1 januari 2019. In haar opzeggingsbrief heeft zij verwezen naar een gesprek op 22 mei 2018 tussen [K] en [L] van NN enerzijds en [A] en [E] anderzijds, heeft zij de wens uitgesproken een vervolgafspraak in te plannen om met het bestuur van SRK te spreken over de vervolgstappen en heeft zij laten weten te streven naar een oplossing waarbij de belangen van de stakeholders meegenomen worden.
5.3
Uitgangspunt is dat NN als lid van de Vereniging gerechtigd is haar lidmaatschap op te zeggen. De mogelijkheid van opzegging is ook in de statuten van de Vereniging voorzien en de statuten bevatten een regeling omtrent de dan verschuldigde uittreedvergoeding. De vraag of de mate van overeenstemming die bereikt was over project Kairos – in de vorm van de uitonderhandelde transactiedocumentatie – in dit geval in de weg staat aan een (rechtsgeldige) opzegging behoort tot de competentie van de gewone burgerlijke rechter. De Ondernemingskamer behoeft die vraag thans niet voorshands te beantwoorden ter beoordeling van de toewijsbaarheid van de verzoeken voor zover daaraan de opzegging door NN ten grondslag is gelegd. Voor dat laatste volstaat immers het oordeel van de Ondernemingskamer dat NN bij haar opzegging niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die in de gegeven omstandigheden op grond van artikel 2:8 BW van haar mocht worden verlangd en dat dit een gegronde reden oplevert om aan een juiste gang van zaken van SRK en de Vereniging te twijfelen. De Ondernemingskamer licht dit hieronder toe.
5.4
SRK voorziet inmiddels al meer dan 50 jaar in het verlenen van rechtsbijstand aan de verzekerden van de deelnemende verzekeraars. De aanspraken van verzekerden van NN vertegenwoordigen 70% van de omzet van SRK. Daarmee is SRK in verregaande mate van NN afhankelijk en bedreigt een opzegging door NN de continuïteit van SRK. Het standpunt van NN dat haar zeggenschap binnen SRK beperkt is doordat zij slechts 20% van de stemmen in de ALV vertegenwoordigt, miskent de realiteit. Illustratief voor de feitelijke machtspositie van NN is dat zij bij brief van 8 december 2017 eenzijdig “het project Kairos tot nader orde on hold” heeft gezet. Mede om de kwetsbare positie van SRK te verminderen, is jarenlang gesproken over een vennootschappelijke en strategische heroriëntatie van SRK en is in 2017 inhoudelijk overeenstemming bereikt over project Kairos, ook met NN en nadat de overname van Delta Lloyd in april 2017 een feit was. In het licht van de omstandigheden dat de beoogde herstructurering na de terugtrekking van NN haar medewerking daaraan op losse schroeven is komen te staan en dat, gelet op haar dominante positie binnen de kring van de deelnemers, de opzegging van NN de continuïteit van SRK in gevaar brengt, had NN in haar besluitvorming over haar terugtreden uit SRK en de gevolgen daarvan, de voor haar kenbare belangen van SRK en de overige deelnemers moeten betrekken. In het bijzonder had in redelijkheid van NN mogen worden verwacht dat zij haar lidmaatschap van de Vereniging en daarmee haar deelnemerschap van SRK niet zou beëindigen zonder daarbij verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen die deze beëindiging zou meebrengen voor de werknemers van SRK, haar verzekerden en de overige deelnemers van SRK. Het had op de weg van NN gelegen hierover voorafgaand aan de opzegging in overleg te treden met SRK, maar NN was in ieder geval gehouden de opzegging zelf gepaard te doen gaan met een concreet voorstel waarin een aantal uitgewerkte scenario’s wordt voorgelegd om de belangen van SRK en de stakeholders afdoende te waarborgen en een ordentelijk vertrek mogelijk te maken. Daarbij is van belang dat – zoals partijen ook zelf lijken te onderkennen – de statutaire uittreedvergoeding op zichzelf geen adequate remedie is ter waarborging van de continuïteit van SRK indien een deelnemer die 70% van de omzet en de financiering vertegenwoordigt uittreedt. Het doen van een niet gespecificeerd en kennelijk vrijblijvend aanbod over de gevolgen van de uitreding te praten, zoals NN heeft gedaan in haar opzeggingsbrief van 23 mei 2018, is in de gegeven omstandigheden niet voldoende. Nu NN bij haar opzegging onvoldoende zorg heeft betracht ten aanzien van de belangen van SRK en de overige deelnemers, vormt dit een gegronde reden om aan een juiste gang van zaken te twijfelen.
5.5
Na de opzegging is de verstandhouding tussen SRK en NN (verder) verstoord. Een regeling over de gevolgen van de opzegging van NN is uitgebleven, ook al leken partijen elkaar dicht genaderd vlak voor de opzegging door Aegon op 28 september 2018. SRK c.q. de Vereniging en NN maken elkaar in dit verband over en weer verwijten, maar in het midden kan hier blijven of een van partijen hiervoor in overwegende mate verantwoordelijk is te houden. De te benoemen onderzoeker kan de houding en gedragingen van partijen in de periode na de opzegging door NN bij zijn onderzoek betrekken.
5.6
Bij brief van 28 september 2018 (op de datum waarop SRK en NN, met medeweten van Aegon, onderhandelden over het concept hoofdlijnenakkoord) heeft ook Aegon haar lidmaatschap van de Vereniging opgezegd. Bij het handelen van Aegon kunnen vraagtekens worden gezet. Hoewel Aegon de bereidheid heeft getoond haar opzegging niet eerder dan met ingang van 1 juli 2019 feitelijk te doen ingaan, is niet gebleken van een verdergaande bereidheid tot constructief overleg, hoewel haar positie na de opzegging door NN voor SRK substantieel in belang is toegenomen. Daarbij roept het tijdstip van de opzegging vragen op en wordt in de processtukken van Aegon de integriteit van het bestuur van SRK zonder feitelijke grondslag in twijfel getrokken, wat de verhoudingen verder op scherp zet. SRK en de Vereniging spreken het vermoeden uit van samenspanning tussen NN en Aegon met het oogmerk SRK als geheel te laten overnemen en zodoende de kosten van de statutaire uitreedvergoeding te besparen die zij in het geval van voortbestaan van SRK verschuldigd zijn. Hoewel hiervan vooralsnog niet daadwerkelijk is gebleken, kan de te benoemen onderzoeker dit punt in zijn onderzoek betrekken, mocht hij daartoe aanleiding zien.
5.7
Wat er verder zij van het vorenstaande, feit is dat thans, twee maanden voor het einde van het lidmaatschap/deelnemerschap van NN en Aegon (vooralsnog uitgaand van de rechtsgeldigheid van de opzegging), nog volstrekt onduidelijk is wat er gaat gebeuren met de werknemers, de dossiers en de onderneming zelf. Het bestaan en voortduren van deze onzekere situatie vormt een tweede gegronde reden om aan een juiste gang van zaken van SRK en de Vereniging te twijfelen.
5.8
De overige bezwaren die de verzoekende partijen hebben aangevoerd (zoals het verwijt van de ondernemingsraad dat SRK heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen onder de WOR) kunnen in dit stadium onbesproken blijven. De hiervoor geconstateerde redenen voor twijfel rechtvaardigen een onderzoek. De Ondernemingskamer zal een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van SRK en de Vereniging over de periode vanaf mei 2016, toen het project King op instigatie van NN werd afgeblazen. De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker echter vooralsnog aanhouden om te bezien of een oplossing kan worden gevonden door de te treffen onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer zal ook de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten aanhouden.
5.9
De Ondernemingskamer acht het treffen van de volgende onmiddellijke voorzieningen geboden gelet op de toestand waarin SRK en de Vereniging thans verkeren. Zij zal in de eerste plaats een tijdelijke commissaris benoemen in de RvC, die tevens zal worden benoemd als bestuurder van de Vereniging. Deze benoeming heeft tot doel te bewerkstelligen dat onder leiding van deze functionaris de besprekingen over een regeling vlot worden getrokken en te bevorderen dat voor 1 januari 2019 een regeling wordt bereikt. De taak van de commissaris/bestuurder omvat het bepalen van scenario’s die daarbij in aanmerking komen. Aan de te benoemen commissaris zullen geen bijzondere bevoegdheden worden toegekend; als bestuurder zal hij een beslissende stem krijgen binnen het bestuur en zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid. In verband met de benoeming als commissaris merkt de Ondernemingskamer, conform verzoek van de RvC bij pleidooi, nog op dat deze voorziening niet is ingegeven door enig geconstateerd disfunctioneren van de RvC. In de tweede plaats zal de Ondernemingskamer de rechtsgevolgen van de gedane opzeggingen opschorten tot 1 juli 2019 c.q. bepalen dat eventuele nieuwe opzeggingen per 1 juli 2019 kunnen worden gedaan. Deze voorzieningen beogen te voorzien in een standstill van zes maanden na 1 januari 2019 gedurende welke de uitvoering van een eventueel bereikte regeling kan plaatsvinden. Meer of andere voorzieningen acht de Ondernemingskamer vooralsnog niet noodzakelijk. Indien de voorzieningen niet het beoogde gevolg hebben, zal nader worden bezien of verdergaande of andere voorzieningen zijn aangewezen. Voor het geval dit zich voordoet, zal de Ondernemingskamer reeds thans een datum bepalen voor de voortzetting van de behandeling van de zaak.
6. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering over de periode vanaf mei 2016 en benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dienen te stellen;
houdt de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten aan;
benoemt mr. M.M.M. Tillema tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering – mr. B.F.M. Knüppe, wonende te Dordrecht, tot commissaris van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en benoemt mr. Knüppe voornoemd tevens tot bestuurder van de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering met beslissende stem en zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid en bepaalt dat zonder deze bestuurder Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze commissaris/bestuurder ten laste komen van de stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandsverzekering en de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering en bepaalt dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de commissaris/bestuurder zekerheid dienen te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van de opzeggingen van NN Schadeverzekering Maatschappij N.V. en Aegon Schadeverzekering N.V. van hun lidmaatschap van de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering zijn opgeschort tot 1 juli 2019;
bepaalt – in zoverre in afwijking van artikel 6.1 van de statuten van de Vereniging Groep Rechtsbijstandverzekering – dat Goudse Schadeverzekeringen N.V., de Vereende N.V. en Juwon Onderlinge Schade Maatschappij U.A. hun lidmaatschap van de Vereniging Groep Rechtsbijstandsverzekering rechtsgeldig kunnen opzeggen tegen 1 juli 2019, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden;
bepaalt dat, indien een van partijen dan wel de door de Ondernemingskamer benoemde commissaris/bestuurder, voortzetting van de behandeling van de zaak wenst, betrokkene dit uiterlijk op 2 januari 2019 aan de Ondernemingskamer te kennen kan geven, in welk geval verdere behandeling zal plaatsvinden ter zitting van de Ondernemingskamer op 10 januari 2019, om 10.00 uur;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en dr. P.M. Verboom, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins en mr. A.E. el Bably, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 31 oktober 2018.