NJ 2024/6
Cassatie in het belang der wet. Verzoek op voet art. 21 AVG tot verwijdering BKR-registratie; mogelijkheid vordering in kort geding na verstrijken termijn van art. 35 lid 2 AVG?; eisen onderbouwing spoedeisend belang.
HR 15-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1216, m.nt. E.J. Dommering
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 september 2023
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons, K. Teuben
- Zaaknummer
22/03293
- Conclusie
A-G i.b.d. mr. F.F. Langemeijer
- Noot
E.J. Dommering
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS939746:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1216, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑09‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1154, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑12‑2022
- Wetingang
Samenvatting
Art. 35 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) moet aldus worden uitgelegd dat in een geval waarin de verwerkingsverantwoordelijke het verzoek van de betrokkene binnen de in art. 12 lid 3 AVG genoemde termijnen heeft afgewezen en de betrokkene daartegen niet binnen de termijn van zes weken vermeld in art. 35 lid 2 UAVG ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.