Einde inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de regelgeving
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-12-2017, Stcrt. 2017, 69426 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 3215945)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2017, Stcrt. 2017, 69426 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 3215945)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Wetgeving
Het toekennen van eerbiedigende werking of uitgestelde werking kan onder meer wenselijk zijn indien het aan de nieuwe regeling voorafgaande rechtsregime heeft geleid tot het ontstaan van verwachtingen omtrent het voortduren van situaties dan wel het al dan niet intreden van aan bepaalde handelingen verbonden rechtsgevolgen of andere effecten, aan welke verwachtingen de nieuwe regeling afbreuk zal doen. In hoeverre deze verwachtingen gehonoreerd moeten worden, hangt in de eerste plaats af van de vraag of de overwegingen die geleid hebben tot het tot stand brengen van de nieuwe regeling, daartoe de ruimte laten. Verder spelen bij het tot stand brengen van een nieuwe regeling vaak allerlei praktische zaken: onder de oude regeling verleende vergunningen of genomen besluiten, waarvan het wenselijk is om die — ter voorkoming van onnodige invoeringslasten voor zowel burgers en bedrijven als voor betrokken overheden en bestuursorganen — onder de nieuwe regeling al dan niet tijdelijk te continueren.
De overgangsregeling dient zodanig specifiek te zijn dat duidelijk blijkt wat rechtens de relevante situatie is. Leidt de toepassing van eerbiedigende of uitgestelde werking tot een zeer ingewikkelde regeling, dan verdient het overweging de te handhaven regeling opnieuw vast te stellen als onderdeel van en uitzondering op de nieuwe regeling.
Voorbeelden
- —
Artikel 104, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, blijft van toepassing op de leden, gewezen leden, werknemers die op een kandidatenlijst staan of gestaan hebben voor en de toegevoegd secretaris van een deelnemersraad. (Artikel 220a, tweede lid, van de Pensioenwet)
- —
Artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, blijft gedurende zes weken na dat tijdstip van kracht met betrekking tot besluiten: (…). (Artikel 13.Ia van de Wet van 26 april 1995 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Leemtewet Awb))
- —
Vergunningen tot uitoefening van het verzekeringsbedrijf, verleend op grond van artikel 9 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, berusten na de inwerkingtreding van deze wet op artikel 2:1, eerste lid, onderdeel b. (Artikel 10:1, tweede lid, van de Wet financiële markten BES)
- —
Besluiten van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, het college voor de post- en telecommunicatiemarkt of de Consumentenautoriteit worden na inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet aangemerkt als besluiten van de Autoriteit Consument en Markt. (Artikel 42, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)
- —
Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12n van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een overtreding is begaan en beëindigd, blijft met betrekking tot de hoogte van de boete die ten hoogste kan worden opgelegd […] het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel 12n. (Artikel 44e van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)
- —
De vaststelling door de Autoriteit Consument en Markt van een begroting als bedoeld in artikel 25 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt voor het eerst plaats ten aanzien van het kalenderjaar na dat waarin deze wet in het Staatsblad is geplaatst. (Artikel 43, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)
- —
Dit artikel is niet van toepassing op overeenkomsten inzake premiepensioenvorderingen die zijn afgesloten vóór 1 januari 2016, met dien verstande dat de niet-toepasselijkheid voor die overeenkomsten op 31 december 2020 eindigt. (Artikel 86c, vijfde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)
- —
Dit artikel is van toepassing op overeenkomsten inzake schadeverzekeringen die zijn aangegaan op of na 1 januari 2012. (Artikel 86d, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)