Rb. Dordrecht, 22-12-2006, nr. AWB 06/336
ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ8190
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
22-12-2006
- Magistraten
Mrs. W.M.P.M. Weerdesteijn, J.A. Monsma, M.A.C. Prins
- Zaaknummer
AWB 06/336
- LJN
AZ8190
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ8190, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 22‑12‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
V-N 2007/40.35 met annotatie van Redactie
Uitspraak 22‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Aanslag OZB. Negatief stelsel. Onjuiste informatie in uittreksel kadaster? Een Vereniging van Eigenaars is aangeslagen in de onroerende-zaakbelasting (eigendom). Dit is in overeenstemming met een uittreksel van het kadaster waarin de VVE staat vermeld als gerechtigde ten aanzien van het recht van erfpacht op een perceel. De VVE heeft een akte overgelegd volgens welke het erfpachtrecht is gesplitst in appartementsrechten, rechtgevende op het gebruik van een recreatiewoning, ligplaats, parkeerplaats en verder toebehoren. Gelet daarop vormt de enkele constatering van verweerder dat de VVE bij het kadaster bekend staat als erfpachtgerechtigde onvoldoende onderbouwing voor verweerders standpunt dat de VVE belastingplichtige is. Verweerder had nader onderzoek (kadastrale recherche) moeten verrichten naar de door de VVE gestelde feiten en omstandigheden.
Mrs. W.M.P.M. Weerdesteijn, J.A. Monsma, M.A.C. Prins
Partij(en)
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[Verenig[XXX]],
te Numansdorp, eiseres,
gemachtigde: mr. P.J. Charpentier, [X[XXX].
tegen
De heffingsambtenaar van de gemeente Cromstrijen, verweerder,
gemachtigde: mr. E. Blom, werkzaam bij het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW).
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij gecombineerde beschikking, gedagtekend 28 februari 2005, heeft verweerder aan eiseres voor het belastingjaar 2005 betreffende de kadastrale objecten bekend als [pand[XXX], [pand[XXX] NB01 en [pand B] onder meer aanslagen opgelegd in de onroerende-zaakbelasting (eigendom)(aanslagnummer: 366235599).
Eiseres heeft tegen de beschikking bij brief van 29 maart 2005 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij uitspraak van 23 januari 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 6 maart 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 10 oktober 2006 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1
Ingevolge artikel 220, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kan voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken, onder de naam onroerende-zaakbelastingen, een belasting worden geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar van onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Ingevolge artikel 220b van de Gemeentewet wordt voor de toepassing van artikel 220, onderdeel b, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
In de vergadering van de raad van de gemeente Cromstrijen van 14 december 2004 is de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2005 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
In artikel 1, derde lid, van de Verordening is bepaald dat met betrekking tot de eigenarenbelasting als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
2.2
Het bestreden besluit strekt tot handhaving van de aanslag. Daartoe verwijst verweerder naar artikel 1 van de Verordening op grond waarvan als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat. Verweerder stelt dat voorts is gebleken dat voor de [XXX] een recht van erfpacht is gevestigd op het perceel dat kadastraal bekend staat als sectie D, nummer 441. Gelet op artikel 1 van de Verordening is eiseres dus terecht als belastingplichtige aangemerkt. Daaraan kan naar de opvatting van verweerder niet afdoen de omstandigheid dat de [XXX] zelf geen erfpachtcanon aan de erfpachtgever voldoet, nu de eigenarenbelasting blijkens de Verordening wordt geheven van degene die in het kadaster als zakelijk gerechtigde is vermeld.
In het verweerschrift heeft verweerder er nog op gewezen dat uit onderzoek bij het kadaster gebleken dat op de in geding zijnde onroerende zaken geen appartementsrechten zijn gevestigd.
2.3
Eiseres kan zich met de bestreden uitspraak niet verenigen. Volgens eiseres is verweerder er ten onrechte van uitgegaan dat er op de waardepeildatum een recht van erfpacht ten name van de [XXX] was gevestigd op de kadastrale objecten bekend als [pand B], [XXX] en [XXX] NB01. Het door verweerder bedoelde erfpachtrecht is bij notariële akte van 15 december 1978 gesplitst in appartementsrechten, ieder appartementsrecht uitmakende een in de splitsingsakte gespecificeerd gedeelte in de rechten van erfpacht. De opstallen waarop de onderhavige aanslagen betrekking hebben zijn naar eiseres stelt ook reeds bij de betrokken eigenaars van de appartementsrechten in rekening gebracht, hetgeen volgens eiseres blijkt uit de WOZ-taxaties van de individuele appartementsrechten.
2.4
De rechtbank overweegt het volgende.
In geschil is de vraag of eiseres belastingplichtig is voor het eigenarengedeelte van de onroerende-zaak belasting voor de kadastrale objecten bekend als [pand B] (beheerderswoning), [pand[XXX] (kantine annex botenloods) en [pand[XXX] NB01 (tennisbaan) te Numansdorp. Genoemde objecten zijn gelegen op het kadastraal perceel, gemeente Numansdorp, sectie D, perceelnummer 441 (170830 m²) en maken deel uit van een recreatieterrein, met recreatiewoningen, ligplaatsen, parkeerplaatsen en gemeenschappelijke voorzieningen.
Het is aan verweerder aannemelijk te maken dat eiseres belastingplichtig is voor de onroerende-zaakbelasting. Daartoe heeft verweerder in het geding gebracht een uittreksel uit de kadastrale kaart betreffende het perceel sectie D, nummer 441, een kadastrale kaart waarop de onderhavige kadastrale objecten staan aangegeven, alsmede een uittreksel uit het kadaster, waarop eiseres staat vermeld als gerechtigde ten aanzien van het recht van erfpacht op voormeld perceel sectie D, nummer 441.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar reeds in haar bezwaarschrift ingenomen standpunt kopieën overgelegd van een akte houdende vaststelling erfpachtvoorwaarden en uitgiften in erfpachtrecht alsmede van een akte houdende splitsing in appartementsrechten en vaststelling splitsingsreglement. Deze stukken dateren van 15 december 1978 en hebben betrekking op de kadastrale percelen gemeente Numansdorp, sectie D, nummers 440, 441 en 448 (tezamen aangeduid sectie D, nummer 449A, 221910 m²). Volgens deze akten is de eigenares van de zakelijke rechten van erfpacht op het perceel aangeduid als sectie D, nummer 449A (Cromstrijen Recreatie BV) op 15 december 1978 overgegaan tot splitsing van dit erfpachtrecht in appartementsrechten. Door deze splitsing zijn 600 appartementsrechten ontstaan, recht gevende op het gebruik van respectievelijk een recreatiewoning, ligplaats en parkeerplaats, en verder toebehoren. Voorts stelt eiseres dat niet zij de erfpachtcanon betaalt aan de gerechtigde krachtens eigendom, de ambachtsheerlijkheid Cromstrijen (hierna: de ambachtsheerlijkheid), maar dat de eigenaren van de appartementsrechten elk rechtstreeks aan de ambachtsheerlijkheid betalen naar rato van het gedeelte dat elk appartementsrecht uitmaakt van het recht van erfpacht.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting nader toegelicht, dat uit navraag bij het kadaster is gebleken dat de opneming van eiseres als gerechtigde van het recht van erfpacht voor het perceel gemeente Numansdorp, sectie D, nummer 441, een systeemtechnische basis heeft, in die zin dat opneming van de afzonderlijke gerechtigden ondoenlijk is vanwege de veelvuldige wisselingen en daaraan inherente wijzigingen in het kadaster.
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de door eiseres overgelegde akten erop dat de rechten van erfpacht op het gehele perceel, kadastraal bekend gemeente Numansdorp, sectie D, nummer 441, in een splitsing in appartementsrechten zijn betrokken, althans daaruit kan niet worden opgemaakt dat de onderhavige kadastrale objecten van die splitsing zijn uitgezonderd. De onweersproken gebleven stelling van eiseres dat niet zij maar de verschillende eigenaars van appartementsrechten de erfpachtcanon naar rato voldoen — daargelaten of juist is dat die eigenaars dus al betalen voor de onderhavige opstallen — ondersteunt dit oordeel. Daaraan kunnen niet zonder meer afdoen de kadastrale kaarten en het kadastrale uittreksel die verweerder in het geding heeft gebracht, reeds omdat daaruit niet blijkt dat er op de onderhavige kadastrale objecten een afzonderlijk recht van erfpacht is gevestigd. Voorts vormt de telefonisch door eiseres bij het kadaster ingewonnen informatie over het feit dat eiseres als rechthebbende staat vermeld op het uittreksel van het kadaster, indien juist, een niet op voorhand onaannemelijke verklaring.
De door verweerder in het bestreden besluit gegeven onderbouwing voor het standpunt dat eiseres als belastingplichtige wordt aangemerkt, namelijk dat zij bij het kadaster bekend staat als erfpachtgerechtigde is, gelet op artikel 1, derde lid, van de verordening een ontoereikende motivering voor het bestreden besluit. Verweerder heeft immers, gelet op wat eiseres in bezwaar had aangevoerd, niet uiteengezet waarom in het geval van eiseres de tenzij-zinsnede in artikel 1, derde lid, van de Verordening niet van toepassing is. De uitspraak op bezwaar is dan ook genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
Voorts had verweerder zich niet zonder (nader) onderzoek naar de door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat eiseres als belastingplichtige moet worden aangemerkt. De uitspraak op bezwaar is dan ook tevens genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Ten overvloede en ter voorlichting van partijen overweegt de rechtbank dat het aan verweerder is de wijze van nader onderzoek te bepalen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het (laten) verrichten van kadastrale recherche.
De rechtbank ziet dan ook aan aanleiding het beroep gegrond te verklaren en de bestreden uitspraak te vernietigen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
Mitsdien beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht:
- —
verklaart het beroep gegrond;
- —
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- —
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na verzending daarvan;
- —
bepaalt dat de gemeente Cromstrijen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, en mrs. J.A. Monsma en M.A.C. Prins, leden, en door de voorzitter en mr. C.Y. de Lange, griffier, ondertekend.
De griffier is buiten staat
te tekenen De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- —
hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's‑Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag; dan wel
- —
beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1 —
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2 —
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.