CRvB, 09-12-2008, nr. 07/3295 WWB
ECLI:NL:CRVB:2008:BG7980
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
09-12-2008
- Magistraten
C. van Viegen, R.H.M. Roelofs, J.F. Bandringa
- Zaaknummer
07/3295 WWB
- LJN
BG7980
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2008:BG7980, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 09‑12‑2008
Uitspraak 09‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Ingangsdatum toekenning bijstand. Aanvraag. Vaststaat dat betrokkene zich op 5 augustus 2005 heeft vervoegd voor de aanvraag van een uitkering op grond van de WWB. De bestendige praktijk van het bestuursorgaan waarin aan een belanghebbende formulieren voor een aanvraag levensonderhoud worden uitgereikt waarbij wordt verwezen naar het inleveren tijdens de spreekuurtijden - al dan niet met de mondelinge toevoeging dat dit zo spoedig mogelijk dient te geschieden - en waarbij pas bij een melding tijdens de spreekuurtijden een belanghebbende in staat wordt gesteld de aanvraag in te dienen, is in strijd met artikel 2.3, derde lid, van het Besluit SUWI.
C. van Viegen, R.H.M. Roelofs, J.F. Bandringa
Partij(en)
UITSPRAAK
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 23 april 2007, 06/3997 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
I. Procesverloop
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Siksma, werkzaam bij de gemeente Edam-Volendam.
Betrokkene is niet verschenen.
II. Overwegingen
1
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1
Betrokkene ontving tot 1 augustus 2005 een bijstandsuitkering in de gemeente Amsterdam naar de norm van een alleenstaande ouder. Betrokkene zou gaan verhuizen naar de gemeente Edam-Volendam. Op 25 juli 2005 nam betrokkene telefonisch contact op met de Afdeling Inwonerszaken, sectie inkomenszaken van de gemeente Edam-Volendam (hierna: INW) teneinde aanvraagformulieren voor een bijstandsuitkering toegezonden te krijgen. Betrokkene meldde zich vervolgens op 5 augustus 2005 in persoon bij INW, waarbij zij aangaf geen aanvraagformulieren per post te hebben ontvangen. Hierop kreeg betrokkene aanvraagformulieren uitgereikt met de mededeling dat zij de formulieren persoonlijk diende in te leveren tijdens de daarvoor opengestelde spreekuren. Betrokkene verscheen op 18 oktober 2005 opnieuw bij INW en deelde mee dat zij haar aanvraagformulieren, via een vriend, had opgestuurd. Betrokkene kreeg te horen dat bij INW geen formulieren van haar waren binnengekomen. Betrokkene kreeg daarop wederom aanvraagformulieren mee die zij op 26 oktober 2005 persoonlijk inleverde bij INW.
1.2
Bij besluit van 6 december 2005 heeft appellant aan betrokkene bijstand toegekend ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingaande 26 oktober 2005.
1.3
Bij besluit van 18 april 2006 heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 6 december 2005 ongegrond verklaard onder wijziging van de ingangsdatum van de WWB-uitkering in 18 oktober 2005. Appellant zag geen dringende reden om bijstand met terugwerkende kracht ingaande 1 augustus 2005 te verlenen.
2
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank — met bepalingen inzake proceskosten en griffierecht — het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het besluit van 19 (lees: 18) april 2006 vernietigd, en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Daarbij heeft de rechtbank overwogen — voor zover voor dit geding van belang — dat dit besluit wat betreft de door appellant gehanteerde ingangsdatum in strijd is met artikel 2.3 van het Besluit SUWI en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
3
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd voor zover het betreft het oordeel van de rechtbank over de gehanteerde ingangsdatum.
4
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1
In artikel 41, eerste lid, van de WWB is de hoofdregel opgenomen dat een aanvraag om algemene bijstand bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) wordt ingediend en dat deze na overdracht verder door het college van burgemeester en wethouders (college) wordt behandeld. In de drie volgende leden van het artikel zijn voorts uitzonderingen op de hoofdregel (tweede lid) en afwijkingsmogelijkheden (derde en vierde lid) vermeld waaruit voortvloeit dat bepaalde aanvragen, in afwijking van de hoofdregel, niet bij de CWI, maar rechtstreeks bij het college moeten worden ingediend.
4.2
Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de WWB stelt het college het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
4.3
In artikel 44, eerste lid, van de WWB is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van melding, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Het tweede lid bepaalt voorts wanneer van een melding bij de CWI of bij het college kan worden gesproken, terwijl het derde lid de mogelijkheid biedt om bij verwijtbaar latere indiening van de aanvraag de aanvraagdatum als ingangsdatum te nemen om te voorkomen dat er teveel tijd verstrijkt tussen de melding en de aanvraag.
4.4
In het ten tijde in geding van toepassing zijnde artikel 2.3, derde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat bij de melding, bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de WWB door de CWI of het college met de belanghebbende een afspraak wordt gemaakt voor een gesprek waarin de aanvraag in ontvangst wordt genomen. Door de CWI onderscheidenlijk het college wordt bevorderd dat het gesprek op een zo kort mogelijke termijn na de melding plaatsheeft. In de toelichting op dit artikel is vermeld dat CWI of — in sommige gevallen — de gemeente bij de melding met de belanghebbende een afspraak maakt waarin de aanvraag in ontvangst wordt genomen om elke onduidelijkheid over het moment waarop de bijstandsuitkering wordt aangevraagd weg te nemen
4.5
Vaststaat dat betrokkene zich op 5 augustus 2005 bij INW heeft vervoegd voor de aanvraag van een uitkering op grond van de WWB. Daarmee heeft betrokkene genoegzaam blijk gegeven van de intentie zich te melden als bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de WWB.
4.6
De Raad is verder van oordeel dat de tekst van artikel 2.3, derde lid, van het Besluit SUWI geen ruimte laat aan de CWI of aan het college om na een melding in de hiervoor bedoelde zin geen afspraak te maken voor de ontvangst van de aanvraag om algemene bijstand. Dit betekent dat de bestendige praktijk van appellant waarin aan een belanghebbende formulieren voor een aanvraag levensonderhoud worden uitgereikt waarbij wordt verwezen naar het inleveren tijdens de spreekuurtijden — al dan niet met de mondelinge toevoeging dat dit zo spoedig mogelijk dient te geschieden — en waarbij pas bij een melding tijdens de spreekuurtijden een belanghebbende in staat wordt gesteld de aanvraag in te dienen, in strijd is met artikel 2.3, derde lid, van het Besluit SUWI. De rechtbank is derhalve terecht (ook) tot die conclusie gekomen.
4.7
Uit hetgeen hiervoor onder 4.5 en 4.6 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. Hetgeen appellant verder heeft aangevoerd behoeft naar het oordeel van de Raad geen bespreking meer.
4.8
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Bepaalt dat van de gemeente Edam-Volendam een griffierecht van € 433,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en R.H.M. Roelofs en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 december 2008.
(get.) C. van Viegen.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.