ABRvS, 29-11-2006, nr. 200601984/1
ECLI:NL:RVS:2006:AZ3237
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29-11-2006
- Magistraten
Mrs. M. Vlasblom, H.G. Lubberdink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
200601984/1
- LJN
AZ3237
- Vakgebied(en)
Politierecht (V)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2006:AZ3237, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑11‑2006
Uitspraak 29‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft de korpsbeheerder van de politie Fryslân (hierna: de korpsbeheerder) geweigerd om appellant afschriften te verstrekken van de documenten die betrekking hebben op racistische posters die op of omstreeks 15 april 2005 zijn aangetroffen in Leeuwarden.
Mrs. M. Vlasblom, H.G. Lubberdink, O. de Savornin Lohman
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1570 van de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2006 in het geding tussen:
appellant
en
de korpsbeheerder van de politie Fryslân.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft de korpsbeheerder van de politie Fryslân (hierna: de korpsbeheerder) geweigerd om appellant afschriften te verstrekken van de documenten die betrekking hebben op racistische posters die op of omstreeks 15 april 2005 zijn aangetroffen in Leeuwarden.
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft de korpsbeheerder het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder aanpassing van de motivering.
Bij uitspraak van 2 maart 2006, verzonden op 3 maart 2006, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 april 2006 heeft appellant de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Bij brief van 20 april 2006 heeft de korpsbeheerder van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. L.E. Berends, werkzaam bij de politie Fryslân, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet politieregisters (hierna: de Wpolr) wordt onder politieregister of register verstaan een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens
- —
die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd, en
- —
die is aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder f, onder 1o, van dit artikel wordt bij een regionaal politiekorps onder beheerder met betrekking tot een register verstaan de ingevolge de Politiewet als korpsbeheerder aangewezen burgemeester.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder h, van dit artikel wordt onder het verstrekken van gegevens uit een politieregister verstaan het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dat politieregister zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder i, wordt onder persoonsgegevens verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp).
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wpolr stelt de beheerder van een politieregister voor het register een reglement vast.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wpolr deelt de beheerder een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke deze persoon betreffende persoonsgegevens in een register zijn opgenomen. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de herkomst van de gegevens en over degenen aan wie deze zijn verstrekt. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp wordt onder persoonsgegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
Ter uitvoering van artikel 9, eerste lid, van de Wpolr heeft de korpsbeheerder het Reglement politieregister Multipol regionaal politiekorps Fryslân (hierna: het Reglement) vastgesteld.
In artikel 10, aanhef en onder a en b, van het Reglement is neergelegd dat in het Register gegevens worden opgenomen betreffende verdachten en aangevers, melders.
Volgens artikel 11, eerste lid, van het Reglement worden omtrent de in artikel 10, onder a tot en met e, genoemde categorieën van personen ten hoogste de volgende gegevens opgenomen:
- a.
volledige personalia, A-nummer van de GBA en -datum;
- b.
adresgegevens, telefoonnummer en postcode;
- c.
geboortegegevens, nationaliteit en spreektaal;
- d.
soort, plaats, datum en tijdstip van het misdrijf, de overtreding of het incident;
(…)
- j.
weergave van de door de geregistreerde afgelegde verklaringen;
- k.
andere op het misdrijf, de overtreding of het incident betrekking hebbende gegevens;
(…).
2.2
Appellant heeft op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzocht om afschriften van alle documenten die betrekking hebben op de racistische posters die rond 15 april 2005 in Leeuwarden werden aangetroffen. Het gaat hem hierbij nadrukkelijk om een kopie van de poster, de aangifte van de gemeente bij de politie over de poster, de correspondentie hierover en alle documenten die daarop betrekking hebben.
2.3
Bij besluit van 12 mei 2005 heeft de korpsbeheerder dit verzoek afgewezen. De bij de politie Fryslân aanwezige documenten betreffen volgens de korpsbeheerder twee in het bedrijfsprocessensysteem van de politie Fryslân (X-POL) geregistreerde documenten, namelijk de aangifte van de gemeente Leeuwarden (hierna: de aangifte) en een naar aanleiding hiervan verzonden kennisgeving van het Crime Team van de politie Fryslân (hierna: de kennisgeving), alsmede de bij de aangifte overgelegde posters. De aangifte en de kennisgeving vallen naar het oordeel van de korpsbeheerder niet onder het regime van de Wob, maar onder de Wpolr, op grond waarvan derden geen verzoek tot inzage kunnen indienen. Ten aanzien van de posters stelt de korpsbeheerder zich op het standpunt dat, afgezien van het feit dat verdere openbaarmaking gezien het grievende en strafbare karakter ervan ontoelaatbaar is, deze moeten worden aangemerkt als behorende bij de aangifte, waardoor reeds op die grond geen afschriften kunnen worden verstrekt.
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft de korpsbeheerder zijn weigering gehandhaafd, waarbij hij de motivering heeft aangevuld en gewijzigd. Ten aanzien van de aangifte en de kennisgeving is de korpsbeheerder van mening dat, naast het feit dat de in deze documenten opgenomen gegevens geen betrekking hebben op appellant en hij daarom geen recht heeft op inlichtingen daarover, ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wpolr geen mededelingen in schriftelijke vorm worden gedaan, zodat de Wpolr zich in zijn algemeenheid verzet tegen het verstrekken van afschriften van deze documenten. Ten aanzien van de posters corrigeert de korpsbeheerder zijn eerdere motivering en stelt hij zich op het standpunt dat deze geen persoonsgegevens bevatten en niet onder het regime van de Wpolr vallen en dat daaraan niet afdoet dat de posters onderdeel uitmaken van de aangifte. De posters vallen volgens de korpsbeheerder echter evenmin onder het regime van de Wob, omdat ze geen betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid. Derhalve bestaat voor de korpsbeheerder ook op grond van de Wob geen verplichting om een afschrift van de documenten te verstrekken.
2.4
De Afdeling stelt voorop dat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 23 augustus 2005 in stand zijn gelaten en voor zover de rechtbank geen vergoeding van de reis- en verletkosten heeft toegekend.
2.5
Appellant richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat de documenten uitsluitend of grotendeels persoonsgegevens bevatten in de zin van de Wpolr, gelezen in samenhang met de Wbp, en dat de korpsbeheerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Wpolr aan verstrekking aan appellant van de door hem gevraagde afschriften in de weg staat. Volgens appellant is het aannemelijk dat in de aangifte een beschrijving van de inbeslaggenomen posters staat, alsmede datum en locatie van het aantreffen van de posters. Deze informatie behelst, zo stelt appellant, geen persoonsgegevens en zij mag niet in een politieregister worden opgenomen. De rechtbank heeft volgens appellant voorts ten onrechte een door de korpsbeheerder zelf vastgesteld reglement bij haar beoordeling betrokken.
2.5.1
Uit de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van de Wpolr vloeit voort dat deze wet voor de verstrekking van gegevens een gesloten systeem kent. De bij deze wet of bij daarop gebaseerde Algemene maatregel van bestuur gestelde regels, waarmede het reglement, als bedoeld in artikel 9 van de Wpolr, in overeenstemming dient te zijn, geven tezamen een uitputtende regeling (TK, 1985–1986, 19 589, nr. 3, p. 9).
Uit de tekst van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, h en i, van de Wpolr blijkt dat het regime van de Wpolr uitsluitend van toepassing is op persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp. De wetsgeschiedenis biedt geen grond aan deze bepalingen een andere betekenis toe te kennen dan uit hun tekst voortvloeit. Het verstrekkingenregime van de Wpolr heeft derhalve betrekking op persoonsgegevens in vorenbedoelde zin en — anders dan de Wob — niet op de documenten waarin ze kunnen zijn vervat. In dit stelsel brengt de omstandigheid dat een document persoonsgegevens bevat niet met zich dat het document als zodanig onder de werking van de Wpolr valt, ook voor zover dit document andere dan persoonsgegevens in voormelde zin bevat. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte betekenis heeft gehecht aan de omstandigheid dat in het Reglement in strijd met de Wpolr is bepaald dat ook andere gegevens dan persoonsgegevens in het politieregister mogen worden opgenomen.
2.5.2
De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door de korpsbeheerder vertrouwelijk overgelegde stukken. Anders dan de rechtbank, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat deze stukken uitsluitend of grotendeels persoonsgegevens bevatten in de zin van de Wpolr, gelezen in samenhang met de Wbp. De korpsbeheerder is er dan ook ten onrechte vanuit gegaan dat deze stukken integraal onder het regime van de Wpolr vallen en heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan de Wob. Hieruit volgt dat de door de korpsbeheerder gehandhaafde weigering afschriften te verstrekken van de in geding zijnde stukken op een onjuiste grondslag berust en mitsdien ondeugdelijk is gemotiveerd. De korpsbeheerder zal nader moeten vaststellen welke gegevens uit de stukken als persoonsgegevens zijn aan te merken. Ten aanzien van deze documenten voor zover die geen persoonsgegevens behelzen zal hij alsnog toepassing moeten geven aan de Wob. Naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie overweegt de Afdeling in dit verband dat, nu de posters aanleiding zijn geweest voor de gemeente Leeuwarden om aangifte te doen, deze deel uit zijn gaan maken van een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van de Wob.
2.6
Voorts betoogt appellant met succes dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat een vergoeding toe te kennen van de reis- en verletkosten van appellant, nu hij in zijn functie als freelance journalist de stukken heeft opgevraagd en de zitting heeft bijgewoond en de reis naar Leeuwarden en het bijwonen van de zitting derhalve moeten worden geacht tot zijn werk als freelance journalist te behoren. Wanneer een beslissing op bezwaar door de rechter wordt vernietigd, is dat in de regel aanleiding om een proceskostenveroordeling ten laste van het verwerende bestuursorgaan uit te spreken, voor zover sprake is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De Afdeling ziet geen aanleiding in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken en is van oordeel dat, nu appellant heeft verzocht om vergoeding van reis- en verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting, de rechtbank de korpsbeheerder had moeten veroordelen in die kosten. Het feit dat appellant in zijn hoedanigheid van freelance journalist heeft verzocht om stukken en daarom voor zijn werk ook de zitting bijwoonde, doet hieraan niet af.
2.7
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten en voor zover de rechtbank geen vergoeding voor de reis- en verletkosten heeft toegekend. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de korpsbeheerder veroordelen in de door appellant in beroep gemaakte reis- en verletkosten. De korpsbeheerder dient met inachtneming van het vorenoverwogene een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
2.8
De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 maart 2006 in zaak no. 05/1570, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten en voor zover de rechtbank geen vergoeding van de reis- en verletkosten heeft toegekend;
- III.
veroordeelt de korpsbeheerder van de politie Fryslân tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 66,81 (zegge: zesenzestig euro en eenentachtig cent) en in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 982,91 (zegge: negenhonderdtweeëntachtig euro en eenennegentig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politie Fryslân aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
- IV.
gelast dat de politie Fryslân aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 211,00 (zegge: tweehonderdelf euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. O. de Savornin Lohman, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom
Voorzitter
w.g. Van der Smissen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006