Procestaal: Zweeds.
HvJ EG, 08-04-2008, nr. C-167/05
ECLI:EU:C:2008:202
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
08-04-2008
- Magistraten
V. Skouris, P. Jann, A. Rosas, K. Lenaerts, L. Bay Larsen, R. Silva de Lapuerta, K. Schiemann, P. Kūris, A. Ó Caoimh
- Zaaknummer
C-167/05
- LJN
BD3459
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2008:202, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 08‑04‑2008
Uitspraak 08‑04‑2008
V. Skouris, P. Jann, A. Rosas, K. Lenaerts, L. Bay Larsen, R. Silva de Lapuerta, K. Schiemann, P. Kūris, A. Ó Caoimh
Partij(en)
ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)
8 april 2008*
In zaak C-167/05,
betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 april 2005,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Ström van Lier, K. Gross, K. Simonsson en R. Lyal als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
Koninkrijk Zweden, vertegenwoordigd door K. Wistrand als gemachtigde,
verweerder,
ondersteund door:
Republiek Letland, vertegenwoordigd door E. Balode-Buraka en E. Broks als gemachtigden,
interveniënte,
‘Niet-nakoming — Artikel 90, tweede alinea, EG — Binnenlandse belastingen op producten uit andere lidstaten — Belastingen die andere producties indirect beschermen — Verbod van discriminatie tussen ingevoerde producten en concurrerende nationale producten — Accijns — Gedifferentieerde belastingheffing voor bier en wijn — Bewijslast’
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Grote kamer),
samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, A. Rosas, K. Lenaerts en L. Bay Larsen, kamerpresidenten, R. Silva de Lapuerta, K. Schiemann, P. Kūris (rapporteur) en A. Ó Caoimh, rechters,
advocaat-generaal: P. Mengozzi,
griffier: C. Strömholm, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 8 mei 2007,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 18 juli 2007,
het navolgende
Arrest
1
De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat het Koninkrijk Zweden, door zodanige binnenlandse belastingen toe te passen dat daardoor bier, dat voornamelijk in Zweden wordt vervaardigd, zijdelings wordt beschermd tegenover wijn, die voornamelijk uit andere lidstaten wordt ingevoerd, de krachtens artikel 90, tweede alinea, EG op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Toepasselijke bepalingen
Wet 1994:1564 op de accijns op alcoholhoudende dranken
2
De Zweedse regeling inzake accijns op alcoholhoudende dranken, die hier aan de orde is, staat in wet 1994:1564 op de accijns op alcoholhoudende dranken [lagen (1994:1564) om alkoholskatt] van 15 december 1994 (SFS 1994, nr. 1564), zoals gewijzigd bij wet 2001:822 (hierna: ‘wet op de accijns op alcoholhoudende dranken’).
3
§ 2 van de wet op de accijns op alcoholhoudende dranken luidt:
‘Accijns wordt geheven over bier van categorie 2203 wanneer het alcoholgehalte 0,5 % vol overschrijdt.
Accijns is ook verschuldigd op producten met een mengsel van bier en niet-alcoholhoudende dranken van categorie 2206 wanneer het alcoholgehalte van het mengsel 0,5 % vol overschrijdt.
Accijns per liter worden geheven a rato van 1,47 [SEK] per alcohol-volumepercent.
Bier met een alcoholgehalte van maximaal 2,8 % vol is vrijgesteld.’
4
§ 3 van deze wet luidt:
‘Accijns is verschuldigd op wijn van de categorieën 2204 en 2205 wanneer het alcoholgehalte alleen het gevolg is van fermentatie en
- 1.
wanneer het alcoholgehalte 1,2 % vol overschrijdt, maar lager dan of gelijk is aan 15 % vol, of
- 2.
wanneer het alcoholgehalte 1,2 % vol overschrijdt, maar lager dan of gelijk is aan 18 % vol, en wanneer de wijn geen enkel additief bevat.
Accijns wordt geheven per liter:
7,58 [SEK] op dranken met een alcoholgehalte van meer dan 2,25 % vol, maar minder dan of gelijk aan 4, 5 % vol;
11,20 [SEK] op dranken met een alcoholgehalte van meer dan 4,5 % vol, maar minder dan of gelijk aan 7 % vol;
15,41 [SEK] op dranken met een alcoholgehalte van meer dan 7 % vol, maar minder dan of gelijk aan 8,5 % vol;
22,08 [SEK] op dranken met een alcoholgehalte van meer dan 8,5 % vol, maar minder dan of gelijk aan 15 % vol;
45,17 [SEK] op dranken met een alcoholgehalte van meer dan 15 % vol, maar minder dan of gelijk aan 18 % vol.
Wijn met een alcoholgehalte van maximaal 2, 25 % vol is vrijgesteld.’
Precontentieuze procedure
5
Na klachten over de Zweedse regeling inzake accijns op wijn, die discriminerend zou zijn tegenover die op bier, heeft de Commissie de betrokken wetgeving onderzocht en kwam zij tot de conclusie dat het Koninkrijk Zweden zodanige binnenlandse belastingen toepaste dat bier, dat voornamelijk in Zweden wordt vervaardigd, in strijd met artikel 90, tweede alinea, EG zijdelings wordt beschermd tegenover wijn, die voornamelijk uit andere lidstaten wordt ingevoerd.
6
Na deze lidstaat bij brieven waarvan op 28 februari 2000 en 1 juli 2002 kennis is gegeven, te hebben aangemaand zijn opmerkingen kenbaar te maken, heeft de Commissie vervolgens op 19 juni 2001 respectievelijk 7 juli 2004 een met redenen omkleed advies en een aanvullend met redenen omkleed advies uitgebracht.
7
Aangezien de Commissie de wetswijzigingen na 19 juni 2001 bij de wetten 2001:517 en 2001:822 onvoldoende achtte en het Koninkrijk Zweden zich niet neerlegde bij haar standpunt in het aanvullend met redenen omkleed advies, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.
8
Bij beschikking van de president van het Hof van 16 september 2005 is de Republiek Letland toegelaten tot interventie aan de zijde van het Koninkrijk Zweden.
Het beroep
Opmerkingen vooraf
9
De Commissie en het Koninkrijk Zweden zijn het erover eens dat in Zweden:
- —
bier voornamelijk een nationaal product en wijn voornamelijk een importproduct is;
- —
de meest verbruikte wijnen, die over het algemeen de minst dure zijn, voldoende gemeenschappelijke kenmerken hebben met bier om voor de consument als substitutieproduct te gelden zodat zij in de optiek van artikel 90, tweede alinea, EG kunnen worden geacht in concurrentie te staan met bier;
- —
de heffing op bier en wijn traditioneel in verband staat met het alcoholgehalte van deze dranken, dat wil zeggen evenredig is aan hun alcohol-volumegehalte;
- —
er een verschil is tussen de heffing op het alcohol-volumegehalte van bier en van wijn, en
- —
belastingen het consumentengedrag kunnen beïnvloeden.
10
Het Koninkrijk Zweden nuanceert evenwel de stellingen in het tweede en het vijfde streepje hierboven. Zo zijn, aldus deze lidstaat, bier en wijn slechts gedeeltelijk concurrerende producten en zijn belastingen slechts één van factoren die het consumentengedrag kunnen beïnvloeden.
11
De Commissie en het Koninkrijk Zweden zijn het er ook over eens dat bij de toetreding van deze lidstaat tot de Europese Unie op 1 januari 1995, de heffing over het alcohol-volumegehalte van zwaar bier, dat in wet 1994:1738 inzake alcoholhoudende dranken [alkohollagen (1994:1738)] van 16 december 1994 (SFS 1994, nr. 1738) wordt omschreven als bier met een alcoholgehalte van meer dan 3,5 % vol, en de heffing over het alcohol-volumepercentage van wijn met een alcoholgehalte van ongeveer 11 % vol nagenoeg gelijk waren.
12
Vanaf 1 januari 1997 is de accijns op bier met ongeveer 40 % verminderd.
13
Dienaangaande wijst het Koninkrijk Zweden erop dat zijn regering in 1996 heeft vastgesteld dat de grenshandel in bier met Denemarken door het verschil in heffing op dit product tussen de twee betrokken lidstaten, in die mate was toegenomen dat de heffing op bier moest worden verminderd.
14
Voorts, aldus het Koninkrijk Zweden, heeft zich voor wijn geen grenshandel als voor bier ontwikkeld, hoewel in Zweden ook wijn veel zwaarder wordt belast dan in Denemarken. Zijns inziens hoeft de accijns op wijn dus niet te worden aangepast en was er geen reden om de heffing erop parallel met de beslissing tot vermindering van de accijns op bier te wijzigen. Deze lidstaat voegt er evenwel aan toe dat de accijns op wijn op aandringen van de Commissie krachtens wet 2001:822 per 1 december 2001 met 18,8 % is verminderd, waardoor de vroegere vergelijkbare heffing op zwaar bier en wijn is hersteld. Thans komen deze twee heffingen dus overeen.
15
In Zweden is de detailhandel in wijn, zwaar bier en gedistilleerde dranken een monopolie dat is verleend aan een aandelenvennootschap die volledig in handen is van de Zweedse Staat, Systembolaget AB (hierna: ‘Systembolaget’). Volgens de uitleg van het Koninkrijk Zweden, onweersproken door de Commissie, is dit systeem het belangrijkste instrument van het beleid van deze lidstaat tot bestrijding van alcoholisme, dat ertoe strekt de detailhandel in alcoholhoudende dranken in goede banen te leiden — met het oog op de controle op de leeftijd van de consumenten en de handhaving van het geldende verkoopverbod — en de toegankelijkheid tot de betrokken producten te garanderen.
Argumenten van partijen
16
Volgens de Commissie is de accijns op Zweeds bier, dat op de Zweedse markt de meest verkochte alcoholhoudende drank is, lager dan de accijns op wijn van de concurrerende categorie. Haars inziens beïnvloedt het verschil in heffing de keuze van de consument doordat de structuur en de kenmerken van de betrokken fiscale regeling de naar verluidt historisch gegroeide voorkeur van de Zweedse consument voor bier versterken. Dit benadeelt wijn, die voornamelijk uit andere lidstaten wordt ingevoerd, en werkt dus beschermend voor bier, dat voornamelijk in Zweden wordt geproduceerd; deze beschermende werking is verboden krachtens artikel 90, tweede alinea, EG.
17
Onderzoek van de opzet van de betrokken Zweedse fiscale bepalingen wijst uit, aldus de Commissie, dat wijn ondanks de vermindering van de accijns erop per 1 december 2001 krachtens wet 2001:822, niet alleen aan een hogere accijns dan bier onderworpen blijft, maar bovendien progressief wordt belast op basis van het alcoholgehalte ervan overeenkomstig het accijnstarief van § 3, tweede alinea, van de wet op de accijns op alcoholhoudende dranken. Op wijn met een alcoholgehalte van 12,5 % vol, dat volgens de Commissie normaal is, wordt, aldus de Commissie, een accijns geheven van 1,77 SEK per alcohol-volumepercentage, dat wil zeggen een verschil van ongeveer 20 % ten opzichte van de accijns op bier (1,47 SEK per alcohol-volumepercentage).
18
Zij wijst erop dat de eindverkoopprijs ook de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: ‘btw’) van 25 % bevat, die over de prijs inclusief accijns wordt berekend, zodat de btw het verschil door de hogere accijns op wijn dan op bier nog vergroot, met een versterking van de beschermende werking van de betrokken fiscale regeling tot gevolg.
19
Daardoor wordt wijn zwaarder belast dan bier en bevatten de prijzen van de meest verkochte wijnen (met een alcoholgehalte van 8,5–15 % vol waarvan de eindverkoopprijzen schommelen tussen 49 en 70 SEK; hierna: ‘tussencategorie’) verhoudingsgewijs meer belasting dan de bierprijzen.
20
Wat de concurrentieverhouding tussen bier en wijn betreft, staan volgens de Commissie zwaar bier, dat de meest verkochte alcoholhoudende drank in Zweden is, en wijnen van de tussencategorie in Zweden in concurrentie met elkaar. Zij wijst er namelijk op dat wijn zoals zwaar bier in de verkooppunten van Systembolaget moet worden aangekocht, terwijl bier met een alcoholgehalte van minder dan 3,5 % in voedingszaken verkrijgbaar is. Zwaar bier en wijn staan dus in dezelfde verkooppunten met elkaar in concurrentie. Doordat de consumenten zwaar bier en wijn bij Systembolaget moeten kopen, kan, aldus de Commissie, de onderlinge substitueerbaarheid en dus de concurrentie tussen deze twee producten verhogen. Zij preciseert voorts dat wijn en bier slechts verkrijgbaar zijn in restaurants en restaurantinrichtingen met een bijzondere vergunning, waar de twee dranken bijgevolg ook met elkaar in concurrentie staan.
21
De Commissie vergelijkt de invloed van de betrokken fiscale regeling wat de prijs, het alcoholgehalte en het afzetvolume van bier en wijn betreft en stelt dat de belastingdruk op wijn, ongeacht de vergelijkingsmethode, veel hoger is dan op bier. In deze context merkt zij op dat de belastingdruk het zwaarst weegt op wijnen met een eindprijs tussen 41 en 70 SEK, die in de detailhandel het meest worden verkocht (78,7 % in 2003).
22
Wat de toetsing van de beschermende werking van de betrokken fiscale regeling aan artikel 90, tweede alinea, EG, betreft, acht de Commissie het beslissend niet alleen de beschermende werking ervan vast te stellen, maar ook de gevolgen ervan aan te tonen voor de consument, die direct of indirect, werkelijk of potentieel ertoe kan worden gebracht een nationaal product te kiezen dat anders zou overeenkomen met een ingevoerd product en dus daarmee zou concurreren.
23
Haars inziens heeft de in het geding zijnde fiscale regeling hetzelfde doel als bedoeld in punt 27 van het arrest van 12 juli 1983, Commissie/Verenigd Koninkrijk (170/78, Jurispr. blz. 2265), waarvan het Hof heeft vastgesteld dat het tot gevolg had een zodanige extra belastingdruk op wijn uit andere lidstaten te leggen dat de nationale bierproductie werd beschermd, voor zover deze productie uit het oogpunt van de mededinging het meest relevante referentiepunt vormt. Onder verwijzing naar het arrest van 27 februari 1980, Commissie/Verenigd Koninkrijk (170/78, Jurispr. blz. 417, punt 14), is de Commissie van mening dat deze regeling de drinkgewoonten bestendigt door de voorsprong van bier, het nationale product, te versterken en een discriminatie in te stellen tegen het handelspotentieel van wijn, het product uit andere lidstaten.
24
Volgens de Commissie gebruikt het Koninkrijk Zweden aldus de belastingen om het consumentengedrag te beïnvloeden niet alleen wat de keuze van de producten, maar ook wat de keuze tussen concurrerende producten betreft. Haars inziens blijkt uit de statistieken van Systembolaget dat vóór de daling van de bieraccijns met 40 % en de gelijktijdige lichte stijging van de wijnaccijns per 1 januari 1997, de verkochte hoeveelheden bier en wijn vrij goed overeenkwamen en dat na deze wijzigingen de wijnverkoop met 3,7 % is teruggelopen, terwijl de bierverkoop met 8,9 % is toegenomen. Na de als gering gekwalificeerde daling van de wijnaccijns per 1 december 2001 steeg de wijnverkoop met 11 %, dat wil zeggen de sterkste stijging in de periode van 1995 tot 2004. Blijkens dezelfde statistieken steeg evenwel parallel met deze stijgende wijnverkoop ook de bierverkoop procentueel veel sterker. De Commissie voegt eraan toe dat deze gegevens moeten worden onderzocht in de wetenschap dat het Koninkrijk Zweden de belastingen gebruikt als een instrument om het consumptiepatroon van deze producten te versterken.
25
In deze context is de Commissie van mening dat de wijziging in het afzetvolume van deze twee dranken haar oorsprong en verklaring vindt in de verschillende fiscale behandeling, die in 1997 tussen de twee is ingevoerd en die duidelijk strekte tot bescherming van de nationale bierproductie. Deze bescherming werkt nog steeds. De Commissie wijst er namelijk op dat de wijnaccijns weliswaar is verminderd, doch minder dan de bieraccijns, en de wijnaccijns ondanks alles veel hoger blijft dan de bieraccijns, zodat onder de betrokken belastingregeling de afzet van bier nog steeds meer wordt bevoordeeld dan die van wijn.
26
De Commissie komt tot de conclusie dat het Koninkrijk Zweden niet een bepaald heffingspercentage op bier en wijn hoeft toe te passen, maar de accijns op deze concurrerende producten aldus moet vaststellen dat elke bevoordeling van nationale producten wordt uitgesloten. Dienaangaande heeft zij ter terechtzitting gepreciseerd dat haars inziens de wijnaccijns opnieuw in dezelfde orde van grootte als per 1 december 2001 zou moeten worden verminderd.
27
Het Koninkrijk Zweden betwist de niet-nakoming van zijn verplichtingen krachtens artikel 90, tweede alinea, EG. De betrokken fiscale bepalingen, die op zich niet identiek zijn, hebben namelijk niet tot doel of gevolg de bierhandel indirect tegen de concurrentie van wijn te beschermen.
28
Volgens het Koninkrijk Zweden moet voor de toetsing van de betrokken belastingregeling aan artikel 90, tweede alinea, EG worden vergeleken tussen enerzijds de meest verkochte zware bieren en anderzijds de meest verkochte en minst dure wijnen met een alcoholgehalte van ongeveer 11 % vol.
29
Volgens deze lidstaat is beslissend of op deze concurrerende producten een zodanige belastingdruk rust dat daardoor op de relevante markt de potentiële consumptie van importproducten kan verminderen in het voordeel van nationale producten.
30
De gevolgen van de nationale belastingregels moeten in twee etappes worden beoordeeld. Allereerst moeten de prijzen worden vergeleken wat de invloed ervan op de keuze van de consument tussen bier en wijn betreft, en vervolgens moeten de statistieken betreffende de verkoopstructuur worden onderzocht wat de keuze tussen deze producten betreft.
31
Voor de vergelijking van de verkoopprijs van bier en wijn, die onderling concurreren, is het volgens het Koninkrijk Zweden niet evident welke berekeningsgrondslag moet worden gebruikt, en is niet gemakkelijk uit te maken welke prijsvergelijking het meest getrouwe beeld van de concurrentieverhouding geeft.
32
Aangezien in een niet-nakomingsberoep de Commissie de gestelde niet-nakoming moet aantonen, acht deze lidstaat het niet nodig alle mogelijke vergelijkingen van de eindverkoopprijs van de betrokken producten de revue te passeren. In casu acht hij het voldoende, zoals in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest van 9 juli 1987, Commissie/België (356/85, Jurispr. blz. 3299), te kijken naar de uitslag van de vergelijking van de verkoopprijs van een liter bier en een liter wijn. Uit die vergelijking blijkt in casu ook dat het wezenlijke prijsverschil tussen bier en wijn niet buiten beschouwing kan worden gelaten, ongeacht de verschillende belastingdruk op deze producten.
33
Volgens het Koninkrijk Zweden toont een vergelijking van de verkoopprijs van een liter van het meest verkochte zwaar bier en van een liter van de meest verkochte en minst dure wijn met een alcoholgehalte van ongeveer 11 % vol aan dat de belastingdruk op deze producten niet zodanig verschilt dat daardoor het consumentengedrag kan worden beïnvloed. Deze wijn, ook wanneer hij op dezelfde manier wordt belast als het soort zwaar bier dat als vergelijkingspunt dient, is namelijk dubbel zo duur als dit bier. Een relevante prijsvergelijking kan dus niet de conclusie wettigen dat de betrokken Zweedse belastingregeling een zodanige invloed op de keuze van de consument heeft dat daardoor bier, een nationaal product, wordt bevoordeeld ten nadele van wijn, een importproduct.
34
Volgens het Koninkrijk Zweden, ondersteund door de Republiek Letland, toont de Commissie met haar prijsvergelijkingen dus niet aan dat het prijsverschil tussen bier en wijn van een vergelijkbare kwaliteit zo klein is dat het verschil in belastingdruk tussen deze twee producten het consumentengedrag kan beïnvloeden.
35
Vervolgens geven de door de Commissie aangevoerde statistieken over de tendensen van de bier- en wijnconsumptie geen enkele aanduiding over de beschermende werking van de Zweedse fiscale regeling op de bierhandel. Dienaangaande stelt het Koninkrijk Zweden dat een onderzoek van alle statistieken van Systembolaget, Skatteverket (Zweedse dienst voor directe en indirecte belastingen) en Svenska Bryggareföreningen (Zweedse beroepsvereniging van brouwers) het getrouwste beeld van de situatie geeft. Het preciseert dat sinds 1996 per jaar vrij constant ongeveer 100 000 000 l meer zwaar bier dan wijn wordt verkocht.
36
Deze lidstaat deelt de opvatting van de Commissie dat uit de verkoopstatistieken de principiële gevoeligheid van de consument voor de belasting blijkt, daar de belasting de prijs van het product beïnvloedt waarop zij van toepassing is, en beschouwt de prijs als een belangrijk instrument voor de verwezenlijking van de doelstellingen van zijn beleid tot bestrijding van alcoholisme. Dat de consument op een prijsdaling reageert door meer te consumeren, toont evenwel niet aan dat hij daarom een andere keuze tussen verschillende categorieën alcoholhoudende dranken gaat maken. De prijsgevoeligheid pleit daarentegen tegen het feit dat een vermindering van de wijnprijs doordat wijn en zwaar bier volledig gelijk worden belast, kan leiden tot een verhoging van de wijnconsumptie ten nadele van de bierconsumptie, aangezien de prijsgevoelige consument niet voor wijn zal kiezen wanneer wijn ondanks de vermindering van de belasting erop dubbel zo duur is als zwaar bier.
37
Volgens de Republiek Letland is het van essentieel belang na te gaan in welke mate de vraag naar wijn en de vraag naar bier kruiselings elastisch zijn. Haars inziens is de vraag naar deze producten vrij inelastisch, daar de vraag prijsongevoelig is. Daaruit concludeert de Republiek Letland dat de bier- en wijnprijs de keuze van de consument niet beslissend beïnvloeden.
38
Bovendien, aldus het Koninkrijk Zweden, is de opvatting van de Commissie over de wijze waarop de accijns de keuze van de consument tussen bier en wijn beïnvloedt, te simplistisch. Daar deze twee producten niet volledig substitueerbaar zijn, kunnen namelijk andere factoren dan de belasting de keuze van de consument beïnvloeden.
39
Voorts, aldus het Koninkrijk Zweden, ondersteund door de Republiek Letland, volstaan de overwegingen van de Commissie over de evolutie van de consumptiegewoonten voor wijn en bier niet om met zekerheid aan te tonen dat er een verband bestaat tussen de consumptiewijzigingen en het feit dat de belasting op wijn marginaal hoger is dan die op bier. De Commissie heeft dus niet aangetoond dat het Zweedse belastingstelsel in feite beschermend werkt voor de bierhandel.
Beoordeling door het Hof
40
Allereerst is het vaste rechtspraak dat artikel 95 EG-Verdrag (thans na wijziging artikel 90 EG) in zijn geheel tot doel heeft, het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten onder normale mededingingsvoorwaarden te verzekeren door elke vorm van bescherming uit te sluiten die het gevolg kan zijn van de toepassing van binnenlandse belastingen die discriminerend zijn ten opzichte van producten uit andere lidstaten, en de volstrekte neutraliteit van de binnenlandse belastingen te garanderen wat de mededinging tussen nationale producten en ingevoerde producten betreft (arrest Commissie/België, reeds aangehaald, punt 6).
41
In dat perspectief dient artikel 90, tweede alinea, EG elke vorm van zijdelings fiscaal protectionisme tegen te gaan in het geval van ingevoerde producten die, hoewel zij niet gelijksoortig zijn in de zin van de eerste alinea, niettemin zijdelings of potentieel, al is het maar gedeeltelijk, in een mededingingsverhouding staan met sommige binnenlandse producten (arrest, Commissie/België, reeds aangehaald, punt 7, alsook arrest van 11 augustus 1995, Roders e.a., C-367/93-C-377/93, Jurispr. blz. I-2229, punt 38).
42
Voor het onderzoek van de verenigbaarheid van de door de Commissie bekritiseerde belastingregeling met artikel 90, tweede alinea, EG dient in de eerste plaats dus te worden verduidelijkt in hoever bier en wijn in het kader van deze bepaling als concurrerende producten kunnen worden beschouwd.
43
Blijkens de rechtspraak kunnen wijn en bier tot op zekere hoogte aan dezelfde behoeften voldoen zodat zij in zekere mate substitueerbaar zijn, waarbij het Hof evenwel heeft verklaard dat, gelet op de grote verschillen in kwaliteit en dus in prijs tussen wijnsoorten, bij de bepaling van de beslissende mededingingsverhouding tussen bier, een populaire en veel verbruikte drank, en wijn dient te worden uitgegaan van de wijnen die bij het grote publiek het meest in trek zijn, namelijk in het algemeen de lichtste en de goedkoopste soorten, die bijgevolg het passende uitgangspunt zijn voor fiscale vergelijkingen (zie arrest Commissie/België, reeds aangehaald, punt 10 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
44
Deze overwegingen gelden ook in het kader van de onderhavige zaak, daar uit de aan het Hof voorgelegde gegevens niet blijkt dat de Zweedse markt bijzondere kenmerken vertoont die een andere beoordeling kunnen rechtvaardigen. Bijgevolg dient in casu te worden aangenomen dat alleen wijnen van de tussencategorie, die alleen door Systembolaget in detail mogen worden verkocht, voldoende gemeenschappelijke eigenschappen hebben met zwaar bier met een alcoholgehalte van 3,5 % vol of meer, dat ook alleen door Systembolaget in detail wordt verkocht, om voor de consument een alternatief te vormen, en dus in concurrentie staan met zwaar bier wat artikel 90, tweede alinea, EG betreft.
45
In de tweede plaats dient de belastingregeling waaraan deze producten zijn onderworpen, te worden vergeleken om het eventuele verschil in belastingheffing alsook de omvang van dit verschil vast te stellen.
46
De Commissie en het Koninkrijk Zweden zijn het oneens over de relevantie van de toepassing in casu van de vergelijkingsmethoden die in de reeds aangehaalde arresten Commissie/Verenigd Koninkrijk en Commissie/België zijn gebruikt om de belastingverhouding tussen bier en wijn te beoordelen.
47
Het Hof is van oordeel dat de meest relevante vergelijking in de onderhavige zaak die van de accijns op basis van het alcohol-volumegehalte van deze twee dranken is.
48
Zoals de advocaat-generaal in punt 54 van zijn conclusie opmerkt, is het alcoholgehalte in casu namelijk de meest relevante maatstaf daar het in Zweden de basis voor de vaststelling van de accijns is. Bovendien is dit een objectief criterium dat de kenmerken van de betrokken producten weerspiegelt.
49
Krachtens § 2 van de wet op de accijns op alcoholhoudende dranken is de bieraccijns een vast bedrag terwijl overeenkomstig § 3 van deze wet de wijnaccijns progressief is en varieert op basis van de categorieën waarin deze laatste bepaling voorziet. Voorts staat vast dat op de twee producten 25 % btw op de verkoopprijs, inclusief accijns, wordt toegepast.
50
Uit de vergelijking van de belastingniveaus met betrekking tot het alcoholgehalte volgt dus dat wijn, die in concurrentie staat met zwaar bier, met een alcoholgehalte van 12,5 % vol, per eenheid van volumeprocent per liter ongeveer 20 % zwaarder dan zwaar bier wordt belast (1,77 SEK tegen 1,47 SEK), waarbij dit verschil stijgt tot 36 % voor wijn met een alcoholgehalte van 11 % vol (2 SEK tegen 1,47 SEK) en tot 50 % voor wijn met een alcoholgehalte van 10 % vol (2,208 SEK tegen 1,47 SEK).
51
Wijn die in concurrentie staat met zwaar bier, wordt dus zwaarder belast dan zwaar bier.
52
In de derde plaats dient te worden nagegaan of deze zwaardere belastingdruk op wijn dan op zwaar bier de betrokken markt zodanig kan beïnvloeden dat daardoor het potentiële verbruik van de ingevoerde producten wordt verminderd ten voordele van de concurrerende nationale producten (zie voormelde arresten Commissie/België, punt 15, alsook Roders e.a., punt 39).
53
Dienaangaande dient rekening te worden gehouden met het verschil tussen de verkoopprijzen van de betrokken producten en met de invloed van dat verschil op de keuze van de consument, evenals met de wijze waarop het verbruik van die producten evolueert (arrest Roders e.a., reeds aangehaald, punt 39).
54
Voor deze beoordeling moet een door beide partijen uiteindelijk aanvaarde methode worden gekozen, waarbij een liter bier met een liter wijn wordt vergeleken, daar de Commissie niet heeft aangetoond dat er in casu een andere relevante vergelijkingsmethode is.
55
Dienaangaande dient te worden vastgesteld dat de verhouding tussen de eindverkoopprijs, inclusief alle belastingen, van een liter zwaar bier en die van een daarmee in concurrentie staande liter wijn blijkens de gegevens van de Commissie en het Koninkrijk Zweden ongeveer 1 op 2 is.
56
Zoals blijkt uit de aan het Hof verstrekte gegevens, zou, ook al werd de accijns op zwaar bier, namelijk 1,47 SEK per alcoholvolumepercent per liter, toegepast op de ermee in concurrentie staande wijn zoals een wijn met 12,5 % vol, de vermindering van de eindverkoopprijs, inclusief alle belastingen, van een liter van deze wijn 4,63 SEK (0,5 EUR) of 6,65 % bedragen. Ondanks deze vermindering blijft de verhouding tussen de eindverkoopprijs, inclusief alle belastingen, van zwaar bier en van de daarmee in concurrentie staande wijn ongeveer 1 op 2. Meer bepaald zou deze verhouding van de eindverkoopprijs 1 op 2,1 tegen 1 op 2,3 bedragen.
57
Uit de vergelijking van de verhouding tussen de verkoopprijzen van een liter zwaar bier en een liter daarmee in concurrentie staande wijn blijkt dus dat het prijsverschil tussen deze twee producten vóór en na belasting nagenoeg overeenkomt. Ook al is het verschil tussen de respectieve verkoopprijzen van bier en daarmee in concurrentie staande wijn minder groot dan door het Hof in voormeld arrest Commissie/België is vastgesteld, het in casu aan de orde gestelde verkoopprijsverschil is dus evenwel zodanig dat het belastingverschil tussen deze twee producten het consumentengedrag in de betrokken sector niet kan beïnvloeden.
58
Uit al het voorgaande volgt dat de Commissie niet heeft aangetoond dat het prijsverschil tussen zwaar bier met een alcoholgehalte van 3,5 % vol of meer en daarmee in concurrentie staande wijn van de tussencategorie in casu zo klein zou zijn dat het verschil van de in Zweden op deze producten toepasselijke accijns het consumentengedrag kan beïnvloeden. Gelet op de vaststelling over de verhouding van de eindverkoopprijs in punt 56 van het onderhavige arrest blijkt de toepassing van de betrokken belastingregeling niet tot gevolg te hebben dat Zweeds bier zijdelings wordt beschermd in de zin van artikel 90, tweede alinea, EG alleen doordat wijn, die voornamelijk uit andere lidstaten wordt ingevoerd, zwaarder wordt belast dan bier, dat voornamelijk een nationaal product is.
59
Hoe dan ook kunnen de door de Commissie overgelegde statistische gegevens over de verkoop van de betrokken producten hooguit wijzen op een bepaalde gevoeligheid van de consument voor de prijsschommelingen van deze producten doch enkel over een korte periode, waarbij duurzame wijzigingen in de consumptiegewoonten ten voordele van bier en ten nadele van wijn uit te sluiten zijn.
60
Het Hof heeft in punt 10 van voormeld arrest van 27 februari 1980, Commissie/Verenigd Koninkrijk, er weliswaar aan herinnerd dat voor de toepassing van artikel 90, tweede alinea, EG niet kan worden verlangd dat een beschermende werking van een binnenlandse belastingregeling steeds statistisch wordt bewezen, maar dat het volstaat aan te tonen dat een bepaalde fiscale werking, gelet op de eigen kenmerken ervan, daartoe kan leiden.
61
Gelet op het voorgaande heeft de Commissie in de onderhavige zaak evenwel rechtens onvoldoende aangetoond dat de betrokken wettelijke regeling een dergelijke beschermende werking kan hebben.
62
Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Kosten
63
Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van het Koninkrijk Zweden in de kosten worden verwezen.
64
Volgens artikel 69, lid 4, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten. De Republiek Letland draagt dus haar eigen kosten.
Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart:
- 1)
Het beroep wordt verworpen.
- 2)
De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen in de kosten.
- 3)
De Republiek Letland draagt haar eigen kosten.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑04‑2008