NJ 2007, 376
HvJ EG, 13-03-2007, nr. C-432/05
HvJ EG 13-03-2007, ECLI:EU:C:2007:163, m.nt. M.R. Mok
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
13 maart 2007
- Magistraten
V. Skouris, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, K. Lenaerts, R. Schintgen, P. Kuris, E. Juhász, J. Makarczyk, G. Arestis, U. Lõhmus, E. Levits, A. Ó Caoimh, L. Bay Larsen
- Zaaknummer
C-432/05
- Conclusie
A-G E. Sharpston
- Noot
M.R. Mok
- LJN
BA6298
- JCDI
JCDI:ADS111579:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Staatsrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2007:163, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 13‑03‑2007
- Wetingang
EG-Verdrag art. 49
Essentie
Verzoek om prejudiciële beslissing, ingegeven door de Högsta domstol (Zweden) bij beslissing van 24 november 2005.
Beginsel van rechterlijke bescherming. Nationale wettelijke regeling die niet voorziet in zelfstandig beroep om verenigbaarheid van nationale bepaling met gemeenschapsrecht aan te vechten. Procesautonomie. Gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel. Voorlopige bescherming.
Samenvatting
Het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming van de door het gemeenschapsrecht aan de justitiabelen verleende rechten moet aldus worden uitgelegd, dat het niet vereist dat er in de rechtsorde van een lidstaat een zelfstandig beroep bestaat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.