NJ 2011/312
Verzet tegen dwangbevel (invordering dwangsommen). Aanvang verjaringstermijn bedoeld in art. 5:35 lid 1 (oud) Awb.
HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5076
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/00525
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
BQ5076
- JCDI
JCDI:ADS161387:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ5076, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ5076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑12‑2009
- Wetingang
Essentie
Verzet tegen dwangbevel (invordering dwangsommen). Aanvang verjaringstermijn bedoeld in art. 5:35 lid 1 (oud) Awb.
De Provincie heeft in de dwangsombeschikking, gebruik makend van de mogelijkheid die art. 5:32 lid 4 (oud) Awb biedt, de dwangsom vastgesteld op een bedrag per tijdseenheid - in het onderhavige geval een maand - dat de last niet is uitgevoerd. Art. 5:32 lid 4 (oud) Awb, voor zover hier van belang, moet aldus worden uitgelegd dat eerst als gedurende een maand niet aan de last is voldaan, de dwangsom wordt verbeurd. De in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.