Einde inhoudsopgave
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2022
- Bronpublicatie:
26-11-2021, Stb. 2021, 593 (uitgifte: 07-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2021, Stb. 2021, 595 (uitgifte: 07-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet betaald ouderschapsverlof (13-10-2021, Stb. 592).
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
aangiftetijdvak: het tijdvak van vier weken dan wel een maand waarop de aangifte op basis waarvan de ingehouden loonbelasting wordt afgedragen betrekking heeft;
arbeidsvoorwaardenbedrag: het aan de werknemer toegekende en in geld uitgedrukte toekomstige loonbestanddeel, niet zijnde een afzonderlijke opbouw van vakantiebijslag, dat in is opgebouwd ingevolge afspraken in de individuele of collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover dit toekomstige loonbestanddeel kan leiden tot loon als bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
college: college van burgemeester en wethouders;
loondoorbetaling: doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, doorbetaling van bezoldiging op grond van artikel 76a van de Ziektewet of loondoorbetaling of bezoldiging die naar aard en strekking daarmee overeenkomt;
reguliere WW-uitkering: een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, niet zijnde een uitkering op grond van artikel 18 of hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet;
stamrecht: recht op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon;
SVB: Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
uitbetaalde looncomponenten ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag: door de werkgever als loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen uitbetaalde bedragen ten laste van een arbeidsvoorwaardenbedrag voor zover dit loon belastbaar is op grond van de Wet op de loonbelasting 1964;
uitkeringsgerechtigde: de persoon die recht heeft op een uitkering, toeslag of inkomensvoorziening op grond van een wet als bedoeld in de artikelen 2:1 en 3:1;
UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
verlof: een tussen werkgever en werknemer voor een gedeelte of het geheel van de arbeidstijd overeengekomen tijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, met uitzondering van verlof als bedoeld in de artikelen 3:1, 3:2, 4:2a en 6:3 van de Wet arbeid en zorg;
werknemersverzekering: werknemersverzekering, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
2.
In geval van toepassing van dit besluit voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in artikel 12 van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Toeslagenwet en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, wordt onder uitkeringsgerechtigde mede verstaan de echtgenoot van de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het eerste lid.
3.
In geval van toepassing van dit besluit voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste en tweede lid, en 11 van de Algemene Ouderdomswet, wordt, in afwijking van het eerste lid, onder uitkeringsgerechtigde verstaan de echtgenoot van de pensioengerechtigde.
4.
Indien een uitkeringsgerechtigde recht heeft op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet wordt die uitkering steeds aangemerkt als een reguliere WW-uitkering.