Rb. Amsterdam, 27-09-2012, nr. AWB 12/4157 WABOA (voorlopige voorziening) ; AWB 12/4149 WABOA (beroep)
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX8581
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
27-09-2012
- Zaaknummer
AWB 12/4157 WABOA (voorlopige voorziening) ; AWB 12/4149 WABOA (beroep)
- LJN
BX8581
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX8581, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 27‑09‑2012; (Voorlopige voorziening+bodemzaak)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2013:CA0679, Niet ontvankelijk
Uitspraak 27‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Wabo. Omgevingsvergunning voor het vervangen en plaatsen van 9 nieuwe lichtmasten in het stadspark te Huizen bij de voetbalclub Almere Huizen. Ruimtelijk onderzoek. De nieuwe lichtmasten geven aan de voorkant van de woningen aan het stadspark geen strooilicht. De nieuwe lichtmasten zijn weliswaar 3 meter hoger dan de oude maar dat geeft geen grotere afbreuk aan de bestemming recreatieve doeleinden. Er is een technische voorziening getroffen zodat de lichten op het trainingveld en het speelveld uitsluitend afzonderlijk kunnen worden gebruikt. Geen strijd met een goede ruimtelijke ordening en geen onredelijke belangenafweging gemaakt.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/4157 WABOA (voorlopige voorziening)
AWB 12/4149 WABOA (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen,
verweerder,
gemachtigde mr. T.M.H. van Zundert.
Tevens heeft aan het geding deelgenomen:
Sportclub Almere Huizen ’78, vergunninghouder.
Procesverloop
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekers ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 23 juni 2012 (gepubliceerd op 12 juli 2012).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2012.
Verzoeker is verschenen bijgestaan door E.L. Kruijt. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder is verder nog verschenen [A] (beleidsadviseur sport). Namens vergunninghouder is verschenen [B] (voorzitter) en [C] (penningmeester).
Overwegingen
- 1.
inleidende bepaling
- 1.1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal dan ook van de bevoegdheid genoemd in artikel 8:86 van de Awb gebruik maken en onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
- 2.
partijstelling
- 2.1.
Verzoeker heeft vermeld dat hij ook beroep en verzoek namens vele anderen heeft ingesteld. Ter zitting heeft hij nog gezegd vele handtekeningen van buurtbewoners te kunnen tonen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in deze procedure alleen verzoeker partij is. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoek- en beroepschrift zijn ingediend door [verzoeker] en vele anderen. Personalia en nadere gegevens van omwonenden worden in het beroep- en verzoekschrift niet genoemd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient de identiteit van de indieners van een verzoek of beroep direct duidelijk te zijn. Het is niet duidelijk wie de andere omwonenden zijn en of die beroep hebben willen instellen. Het enkel vermelden van “vele anderen” is niet voldoende. Een herstelmogelijkheid als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb komt toe aan de indiener van een beroep of verzoek. Het artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing om de namen van mogelijke andere indieners te achterhalen. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat [verzoeker] de enige indiener is van het beroep en het verzoek. De voorzieningenrechter ziet steun voor haar oordeel in de uitspraak van de Raad van State van 30 maart 1999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: ZF3774.
- 3.
besluitvorming van verweerder
- 3.1.
Op 26 oktober 2011 heeft de vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het project inhoudende het vervangen van en plaatsen van 9 nieuwe lichtmasten van 15 meter aan [adres] te Huizen. Na zienswijzen, waaronder die van verzoeker, te hebben ontvangen, heeft verweerder op 13 juni 2012 besloten de aanvraag te honoreren. Dit besluit is bekend gemaakt door publicatie op 12 juli 2012. Verzoeker heeft beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht.
- 4.
wettelijk kader
- 4.1.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid , onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge onderdeel c, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
- 4.2.
Ingevolge het tweede lid, van voornoemd artikel wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
- 4.3.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder c, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
- 5.
beoordeling door de voorzieningenrechter
- 5.1.
In het stadspark maakt vergunninghouder gebruik van sportvoorzieningen waaronder één voetbalveld en één trainingsveld. Rond het voetbalveld stonden aanvankelijk 9 lichtmasten van 12 meter. Die lichtmasten worden verwijderd en deels vervangen. Het project omvat de plaatsing van 9 lichtmasten van 15 meter hoog rond het voetbalveld en naast het trainingsveld.
- 5.2.
Verzoeker voert tegen de verleende omgevingsvergunning aan dat de sportfunctie de groenfunctie van het stadspark gaat overheersen en dat dit steeds meer overlast geeft.
- 5.3.
Het project is gelegen binnen twee gemeenten Blaricum en Huizen. Aangezien het grootste deel van het terrein en het project binnen verweerders gemeente ligt is verweerder bevoegd daarover te beslissen. Ten aanzien van het deel van het terrein dat binnen de gemeente Blaricum valt, is het bestemmingsplan “Blaricum Bijvanck” van toepassing en hebben de gronden de bestemming Sport. De gronden met die bestemming zijn bestemd voor sportvoorzieningen en bij die bestemming behorende voorzieningen. Het bestemmingsplan laat lichtmasten toe met een hoogte van 15 meter, zodat het project daarmee in overeenstemming is. Voor het deel dat binnen de gemeente Huizen ligt, geldt het uitwerkingsplan “Stadspark” van bestemmingsplan “Oostermeent”. (verder: bestemmingsplan). Het bestemmingsplan laat masten van 15 meter niet toe.
- 5.4.
Vanwege deze strijdigheid met het bestemmingsplan heeft verweerder op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning verleend. Ingevolge deze bepaling kan deze omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Verweerder heeft daarin voorzien door het rapport van juni 2012 waarin onder andere de ecologische aspecten en de ruimtelijke effecten zijn onderzocht van het plaatsen van de lichtmasten. Voor wat betreft het ruimtelijk effect heeft verweerder een onderzoek gedaan naar de verlichtingssterkte op de voorgevel van de aanliggende woningen, waaronder die van verzoeker. Volgens het rapport van Strago geven de nieuwe lichten minder strooilicht, maar meer straling op het veld dan de oude lichten. Verder heeft verweerder het lichteffect op de aanliggende woningen laten onderzoeken, waaronder die van verzoeker. Uit dat onderzoek blijkt dat de gemeten sterkte aan de voorkant van de woningen 0 lux bedraagt. Verzoeker heeft geen informatie ingebracht die aantoont dat het lichteffect op de aanliggende woningen onjuist zou zijn berekend en ook overigens geen feiten ingebracht die aantonen dat de ruimtelijke onderbouwing onjuistheden bevat.
- 5.5.
Het standpunt van verzoeker dat door het plaatsen van de lichtmasten steeds verder wordt afgeweken van de “groen bestemming” volgt de voorzieningenrechter niet. In de eerste plaats heeft de grond de bestemming “recreatieve voorzieningen”die zowel actieve als passieve recreatie toestaat. De planwetgever heeft daarbij duidelijk het oog gehad op sportvoorzieningen. Het gaat hier bovendien om het vervangen en plaatsen van 9 lichtmasten die weliswaar 3 meter hoger zijn dan de vorige, maar niet valt in te zien dat daardoor een grotere afbreuk aan de huidige bestemming zou zijn gerealiseerd. De ruimtelijke impact van dit project op de recreatieve functie en het parklandschap van het stadspark acht de voorzieningenrechter dan ook betrekkelijk gering.
- 5.6.
Verder blijkt uit het belichtingsonderzoek dat het effect van strooilicht 0 lux bedraagt. Ook is er een technische voorziening getroffen zodat de lichtmasten uitsluitend op het trainingsveld of op het voetbalveld aan kunnen worden gezet en de nieuwe lichtinstallatie energie zuiniger is. Verder kan nu ook het trainingsveld worden verlicht, zodat in de avond niet meer op het voetbalveld hoeft te worden getraind, wat een besparing aan onderhoud betekent. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het belang van het project hiermee voldoende gegeven. Niet gebleken is dat verweerder met het bestreden besluit een onredelijke belangenafweging heeft gemaakt, mede gelet op het ontbreken van strooilicht op de aangrenzende woningen.
- 5.7.
Verweerders conclusie dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing, zodat geen grond was om de omgevingvergunning te weigeren, wordt dan ook door de voorzieningenrechter gedeeld.
- 5.8.
Ten aanzien van de overige door verzoeker gestelde belangen, overweegt de voorzieningenrechter dat de voetbalclub reeds lange tijd aanwezig is in het stadspark. De bezwaren van verzoeker tegen de zich uitbreidende activiteiten van de voetbalclub kunnen in het kader van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van lichtmasten niet aan de orde komen. Het plaatsen van de lichtmasten heeft verder geen effect op de door verzoeker beschreven overlast. Bovendien is ter zitting gebleken dat het bestuur waar dat mogelijk is de leden op hun verantwoordelijkheden wijst.
- 5.9.
Het bestreden besluit kan in stand blijven. Het beroep van verzoeker tegen het besluit van 23 juni 2012 van verweerder zal ongegrond worden verklaard. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
- 5.10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- -
verklaart het beroep ongegrond;
- -
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2012.
de griffier de voorzieningenrechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft de hoofdzaak (AWB 12/4149 WABO), kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D:C
Coll.: MvdV
SB