Einde inhoudsopgave
Rijksoctrooiwet 1995
Artikel 80 [Bevoegdheid rechtbank Den Haag]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2021
- Bronpublicatie:
30-10-2019, Stb. 2019, 476 (uitgifte: 13-12-2019, kamerstukken: 35187)
- Inwerkingtreding
01-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2021, Stb. 2021, 255 (uitgifte: 02-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1.
De rechtbank Den Haag is in eerste aanleg uitsluitend bevoegd voor:
- a.
vorderingen tot vaststelling van ontbreken van rechtsgevolg, vernietiging, vaststelling van een verlies van rechtsgevolg of opeising van octrooien, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 10, 75, 77 en 78;
- b.
vorderingen tot opeising van Europese octrooiaanvragen;
- c.
vorderingen tot verlening van een licentie als bedoeld in artikel 58, eerste lid;
- d.
vorderingen tot vaststelling van een vergoeding als bedoeld in de artikelen 58, 59 en 60.
2.
De rechtbank Den Haag en de voorzieningenrechter van die rechtbank zijn in eerste aanleg in Nederland uitsluitend bevoegd voor:
- a.
vorderingen, bedoeld in de artikelen 70, 71, 72 en 73;
- b.
vorderingen welke worden ingesteld door een ander dan de octrooihouder ten einde te doen vaststellen dat bepaalde door hem verrichte handelingen niet strijdig zijn met een octrooi;
- c.
vorderingen en verzoeken als bedoeld in de artikelen 843a, 1019b, 1019e en 1019f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die verband houden met de handhaving van een octrooi in de zin van artikel 70, 71, 72 of 73.