Rb. Rotterdam, 17-05-2006, nr. 228565 / HA ZA 04-3288
ECLI:NL:RBROT:2006:AX6815
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-05-2006
- Zaaknummer
228565 / HA ZA 04-3288
- LJN
AX6815
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AX6815, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑05‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Incidentele vordering ex art. 843a Rv (exhibitie-incident) afgewezen bij gebrek aan een rechtmatig belang van de incidenteel eiser daarbij. De vordering van de incidenteel eiser in de hoofdzaak is namelijk voorhands niet aannemelijk.
R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 228565 / HA ZA 04-3288
Uitspraak: 17 mei 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging SAIPEM S.p.A.,
gevestigd te San Donato Milanese, Italië;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SAIPEM INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ERS EQUIPMENT RENTAL & SERVICES B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseressen,
eiseressen in het exhibitie-incident,
procureur mr. A.W. Witholt
- tegen -
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging JOANNA SHIPPING LTD.,
gevestigd te Kingstown, St. Vincent & Grenadines,
gedaagde,
verweerster in het exhibitie-incident,
procureur mr. E.A. Bik,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PERFECT MAINTENANCE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. H.C.A. van der Houven van Oordt;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HA-CE MARINE B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. P.C. Knijp;
4. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging OBC NEDERLAND LIMITED,
gevestigd te Stockton-on-Tees, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
procureur mr. M. Verhagen;
5. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BAGGIO TRANSPORTI COMBINATI S.p.A.,
gevestigd te Venentië-Marghera, Italië
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseressen worden hierna tezamen aangeduid als "Saipem c.s." en afzonderlijk als respectievelijk "Saipem SpA", “Saipem International” en “ERS”, gedaagden gezamenlijk als “Joanna c.s.” en afzonderlijk als respectievelijk “Joanna”, “Perfect Maintenance”, “Ha-Ce Marine”, “OBC” en “Baggio”.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Uit deze stukken blijkt het procesverloop.
1. Het geschil in het incident
1.1
De incidentele vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Joanna veroordeelt om aan Saipem c.s. uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,--, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat Joanna daarmee in gebreke blijft, een getrouwe kopie van het door Marine Surveyors Bureau H.A. van Ameyde uitgebrachte rapport met alle relevante voorafgaande en daaropvolgende berichten en bescheiden (van onbekende datum) te verstrekken aan de advocaat van Saipem c.s., vergezeld van een verklaring van voornoemde expert dat het/de betreffende rapport(en) en voorafgaande en daaropvolgende berichten en bescheiden de volledige rapportage behelzen (en dat er geen sprake is van bijvoorbeeld ‘side-letters’), kosten rechtens.
1.2
Hieraan heeft Saipem c.s. ten grondslag gelegd, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met het oog op het regres in de vrijwaring en haar verweer in de hoofdzaak een rechtmatig belang heeft als bedoeld in artikel 843a Rv bij kennisname van vorenbedoelde bescheiden.
2. De beoordeling in het incident
2.1
De onderhavige hoofdzaak betreft een zgn. ‘materiële vrijwaring’. Joanna c.s. vordert namelijk dat Joanna c.s. haar vrijwaart tegen aansprakelijkheid van haar jegens derden in een andere zaak, maar de rechtbank heeft Saipem c.s. voorafgaande aan deze vrijwaring niet bij wijze van incidenteel vonnis toegestaan Joanna c.s. in vrijwaring op te roepen.
2.2
De onderhavige vordering tot afgifte van bescheiden betreft een procesrechtelijke vraag. Nu het onderhavige geding plaatsvindt voor de Nederlandse rechter, is het Nederlandse procesrecht, in het bijzonder artikel 843a Rv, van toepassing.
2.3
Ingevolge artikel 843a Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
2.4
Aan het rechtmatig belang-vereiste is niet voldaan, indien de vordering van Saipem c.s. in de vrijwaringszaak voorshands niet aannemelijk lijkt.
2.5
De stelling van Saipem c.s. dat niet zíj aansprakelijk is, maar gedaagden, waaronder Joanna, voor de schade van ABB OY, Fincantieri en A.I.G. Europe kan geen grond opleveren voor een vrijwaringsverplichting van Joanna. Sprake dient te zijn van een rechtsverhouding tussen Saipem c.s. en Joanna op grond waarvan laatstgenoemde eerstgenoemde dient te vrijwaren tegen de aanspraken van ABB OY, Fincantieri en A.I.G. Europe in de hoofdzaak.
2.6
Het bestaan van een contractuele rechtsverhouding tussen enerzijds Saipem c.s., althans Saipem SpA, althans Saipem International, althans ERS, en anderzijds Joanna is gesteld noch gebleken.
Naar Saipem c.s. stelt, zijn de laswerkzaamheden uitgevoerd door Perfect Maintenance onder supervisie van de kapitein en de eerste stuurman van de “Joanna” en hebben zij, ondanks dat zij wisten dat zich niet alleen in de voorruimen van het schip maar tevens in de achterste ruimen zakken houtsnippers (houtpulp) bevonden, het verrichten van de laswerkzaamheden toegestaan, welke werkzaamheden hebben geleid tot de brand vanwege de verhitting van de houtpulp in de achterste ruimen van het schip. Joanna is dan ook, aldus Saipem c.s., op grond van onrechtmatige daad jegens haar gehouden tot vrijwaring.
De niet nader onderbouwde stelling van Saipem c.s. dat de laswerkzaamheden zijn uitgevoerd onder supervisie van de kapitein en de eerste stuurman van de “Joanna” is door Joanna gemotiveerd betwist. De vordering van Saipem c.s. is daarmee voorshands niet aannemelijk. Van een rechtmatig belang van Saipem c.s. als bedoeld in artikel 843a Rv is dan ook geen sprake. Daarmee ligt de incidentele vordering voor afwijzing gereed.
2.7
De uitspraak over de proceskosten in dit incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de vrijwaringszaak.
3. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de incidentele vordering af;
reserveert de uitspraak omtrent de proceskosten in het incident tot de einduitspraak in de vrijwaringszaak,
in de vrijwaringszaak
verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2006 voor conclusie van repliek aan de zijde van Saipem c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
901/1548