Rb. Rotterdam, 05-04-2006, nr. 187307 / HA ZA 02-2582, nr. 195259 / HA ZA 03-959
ECLI:NL:RBROT:2006:AV9821
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-04-2006
- Zaaknummer
187307 / HA ZA 02-2582
195259 / HA ZA 03-959
- LJN
AV9821
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AV9821, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑04‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑04‑2006
Inhoudsindicatie
verzoek artikel 22 Rv en reikwijdte artikel 21 Rv.
R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummers: 187307 / HA ZA 02-2582
en 195259 / HA ZA 03-959
Uitspraak: 5 april 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak met zaak-/rolnummer 187307 / HA ZA 02-2582 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KOOLWIJK POLSBROEK B.V.,
gevestigd te Bergambacht,
eiseres,
procureur mr. E.A. Bik,
advocaat mr. J.J. Schelling,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEDSHIPPING LINER AGENCIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.M. van Rossenberg,
advocaat mr. A.D. Huisman,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging FONTAINUNION S.A.,
gevestigd te Fontaine L’Eveque (België),
gedaagde,
procureur mr. B.S. Janssen,
advocaat mr. V.R. Pool,
welke zaak gevoegd is met de zaak met zaak-/rolnummer 195259 / HA ZA 03-959 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEDSHIPPING LINER AGENCIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. W.M. van Rossenberg,
advocaat mr. A.D. Huisman,
- tegen -
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging FONTAINUNION S.A.,
gevestigd te Fontaine L’Eveque (België),
gedaagde,
procureur mr. B.S. Janssen,
advocaat mr. V.R. Pool.
Partijen blijven aangeduid als “Koolwijk” respectievelijk “Nedshipping” en “Fontainunion”. Voorts blijft de eerstgenoemde zaak aangeduid als “de hoofdzaak” en de tweede als “de vrijwaringszaak”.
1. De verdere beoordeling
in de hoofdzaak
1.1 Bij vonnis van 9 maart 2005 heeft de rechtbank onder meer aan Nedshipping en Fontainunion een bewijsopdracht verstrekt. Nedshipping en Fontainunion hebben de rechtbank bij brief van 10 oktober 2005 verzocht om ingevolge artikel 22 Rv Koolwijk te bevelen om de expertiserapporten van Marine Survey Bureau Van Ameyde B.V. en Cunningham Lindsay Marine België in het geding te brengen.
De rechtbank heeft naar aanleiding van de hierop gevolgde afwijzende reactie van Koolwijk bij vonnis van 3 november 2005 een comparitie van partijen gelast, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten ten aanzien van het gevraagde bevel nader toe te lichten. Op 14 maart 2006 heeft voormelde comparitie plaatsgevonden, alwaar mr. Huisman en mr. Pool voor Nedshipping respectievelijk Fontainunion zijn verschenen. Zijdens Koolwijk is niemand verschenen.
1.2 Fontainunion heeft ter onderbouwing van haar standpunt onder meer aangevoerd dat haar cliënt, die niet voor het feitelijk vervoer heeft zorggedragen, geen inzicht heeft in de werkelijke toedracht van het voorval en dat uit de expertiserapporten vermoedelijk op eenvoudige wijze de toedracht van het voorval kan worden afgeleid waardoor het horen van getuigen achterwege kan blijven, hetgeen ook proceseconomisch voorkomt. Fontainunion heeft aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in de opiniërende delen van de expertiserapporten, doch slechts in de beschrijvende delen en de bijlagen.
Voorts heeft Fontainunion betoogd dat in het huidige procesrecht een verruiming van de processuele mededelingsplicht is neergelegd, dat partijen toegang dienen te hebben tot dezelfde feiten en dat ingevolge artikel 21 Rv partijen hun stellingen volledig en naar waarheid dienen toe te lichten, hetgeen mede het in geding brengen van voormelde rapporten impliceert.
Nedshipping heeft zich bij het vorenstaande aangesloten.
1.3 Vooropgesteld dient te worden dat het Nederlandse rechtstelsel geen beginsel van absolute waarheidsvinding kent. Artikel 21 Rv vereist weliswaar dat partijen de rechter volledig en juist voorlichten omtrent de voor de beslissing van belang zijnde feiten teneinde het geschil in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure ‘op tafel’ te krijgen, maar reikt niet zo ver dat hierin een beginsel van volledige waarheidsvinding als bijvoorbeeld in het Angelssakisch rechtsstelsel kan worden gelezen. Evenmin kan aan artikel 21 juncto artikel 22 Rv een algemeen recht op het verkrijgen van informatie van de wederpartij c.q. volledige inzage in stukken worden ontleend.
Per geval zal dan ook door de rechter worden bezien of er voldoende aanleiding bestaat om gebruik te maken van de in artikel 22 Rv neergelegde discretionaire bevoegdheid.
1.4 In dit specifieke geval ziet de rechtbank aanleiding om het gevraagde bevel op de voet van artikel 22 Rv te geven en overlegging van het rapport inclusief bijlagen, behoudens de opiniërende delen, te gelasten. Hierbij wordt onder meer in aanmerking genomen dat in het onderhavige geval sprake is van een bewijsopdracht aan onder meer de ‘papieren’ vervoerder aan wiens zicht het vervoer zich volledig onttrekt, dat Fontainunion deze informatie - mede gelet op de omstandigheid dat de bij het voorval betrokken getuigen in Spanje wonen en dat het voorval plaatshad in Spanje - niet op eenvoudige wijze anderszins kan verkrijgen, alsmede dat niet c.q. onvoldoende gebleken is van een zwaarwegend belang van Koolwijk dat aan het geven van het bevel in de weg staat.
De rechtbank zal derhalve Koolwijk bevelen voormelde rapporten - behoudens de opniniërende delen ervan - bij akte in het geding te brengen.
in de vrijwaringszaak
1.5 De rechtbank houdt iedere beslissing aan.
3. De beslissing
De rechtbank,
in de hoofdzaak
beveelt Koolwijk om de expertiserapporten met bijlagen (behoudens de opniniërende delen) van Marine Survey Bureau Van Ameyde B.V. en Cunningham Lindsay Marine België in het geding te brengen;
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 3 mei 2006 voor het nemen van een akte als bedoeld onder 1.4 door Koolwijk;
in de vrijwaringszaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1182/1548