Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2013, nr. 12/00009
ECLI:NL:GHARL:2013:7495, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-10-2013
- Zaaknummer
12/00009
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:7495, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑10‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2684, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NTFR 2013/2489 met annotatie van mr. V.M. Maat
Uitspraak 08‑10‑2013
Inhoudsindicatie
In geschil is of het toetsingsinkomen van de onderhavige beschikking Zorgtoeslag 2009 terecht is vastgesteld op € 20.224. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het toetsingsinkomen exclusief of inclusief de werkgeversbijdrage in de premie Zorgverzekeringwet moet worden vastgesteld.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummers 12/00009
uitspraakdatum: 8 oktober 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer als bedoeld in artikel 28b Algemene wet inzake rijksbelastingen
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 december 2011, nummer AWB 11/939 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 25 augustus 2010 een beschikking Zorgtoeslag over het jaar 2009 opgelegd naar een toetsingsinkomen van € 20.224
1.2
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1 vermelde beschikking bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2011 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 1 december 2011 heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur mr. [A].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.8
Het Hof heeft op 16 juli 2013 onmiddellijk een mondelinge uitspraak gedaan in deze zaak. De mondelinge uitspraak is in het openbaar uitgesproken. Bij brief, ingekomen op 11 september 2013 heeft de griffier van de Hoge Raad het Hof medegedeeld dat de Inspecteur beroep in cassatie heeft ingediend. Op de voet van artikel 28b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft de griffier van de Hoge Raad verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak.
2. De feiten
2.1
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking Zorgtoeslag 2009, definitieve berekening, beschikkingsnummer [0000000000000], dagtekening 25 augustus 2010. Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting van het Hof verklaard dat zij niet (mede) heeft beoogd bezwaar te maken tegen de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2009. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank.
2.2
De belastingkamer van de Rechtbank heeft op 1 december 2011 het beroep ongegrond verklaard. Voor het instellen van hoger beroep is belanghebbende verwezen naar het Hof. Belanghebbende heeft op 5 januari 2012 hoger beroep ingesteld bij het Hof.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1
In geschil is of het toetsingsinkomen van de onderhavige beschikking Zorgtoeslag 2009 terecht is vastgesteld op € 20.224. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het toetsingsinkomen exclusief of inclusief de werkgeversbijdrage in de premie Zorgverzekeringwet moet worden vastgesteld.
3.2
Belanghebbende is van mening dat het toetsingsinkomen exclusief de werkgeversbijdrage in de premie Zorgverzekeringwet moet worden vastgesteld. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het toetsingsinkomen de werkgeversbijdrage in de premie Zorgverzekeringwet hoort te bevatten.
3.3
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de Inspecteur alsmede tot een vermindering ter grootte van € 1.306 van het toetsingsinkomen van de onderhavige beschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Vooreerst en vooraf
4.1
Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR, tekst 2012) kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
4.2
In artikel 21j van de AWR, gelezen in samenhang met artikel 21, onderdeel e, ten 2e, van de AWR, is met een voor bezwaar vatbare beschikking in de zo-even bedoelde zin gelijkgesteld, indien over een kalenderjaar geen aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde loon.
4.3
Ingevolge artikel 27h van de AWR (tekst 2012) kan een belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen tegen een onder de reikwijdte van artikel 26 van de AWR vallend besluit, hoger beroep instellen bij het gerechtshof tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.5 van de Awb.
4.4
De onder 2.1 genoemde beschikking Zorgtoeslag 2009 is geen belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de AWR. Daarin brengt de onder 4.2 genoemde gelijkstelling op grond van artikel 21j van de AWR, gelezen in samenhang met artikel 21, onderdeel e, ten 2e, van de AWR, geen wijziging omdat deze gelijkstelling in dit geval niet van toepassing is. Voor het jaar 2009 is namelijk ten name van belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vastgesteld. Tegen het voor 2009 bepaalde verzamelinkomen als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, ten 1e, van de AWR had belanghebbende kunnen opkomen door bezwaar te maken tegen de haar voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
4.5
Nu het beroep van belanghebbende geen onder de reikwijdte van artikel 26 van de AWR vallend besluit betreft, kan tegen de beslissing van de Rechtbank op dat beroep geen hoger beroep bij het Hof worden ingesteld. Ingevolge artikel 47 van de Wet op de Raad van State (tekst 2012) had belanghebbende het hoger beroep tegen de onderhavige uitspraak van de Rechtbank bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moeten instellen. De andersluidende rechtsmiddelverwijzing in de uitspraak van de Rechtbank doet daaraan niet af.
4.6
Gelet op het vorenoverwogene heeft het Hof zich onbevoegd verklaard. Het Hof zal met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb de zaak doorzenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.7
In de omstandigheid dat de Rechtbank in haar uitspraak ten onrechte heeft vermeld dat tegen die uitspraak bij het Hof hoger beroep kon worden ingesteld, heeft het Hof aanleiding gevonden de griffier van het Hof te gelasten het door belanghebbende betaalde griffierecht in verband met door haar ingestelde hoger beroep bij het Hof terug te betalen.
5. Beslissing
Het Hof:
- verklaart zich onbevoegd;
- draagt de griffier op het beroepschrift door te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
- gelast dat de griffier van het Hof aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 115 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2013 door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst, mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) | (J. A. Monsma) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 oktober 2013