Rb. 's-Gravenhage, 22-10-2008, nr. 306268 / HA ZA 08-784
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4175
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
22-10-2008
- Zaaknummer
306268 / HA ZA 08-784
- LJN
BG4175
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4175, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 22‑10‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
TBR 2009/130 met annotatie van M.A.M.C. van den Berg
Uitspraak 22‑10‑2008
Inhoudsindicatie
waarschuwingsplicht van de (onder)aannemer, eigen schuld van de opdrachtgever
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 306268 / HA ZA 08-784
Vonnis van 22 oktober 2008
in de zaak van
de besloten vernnootschap met beperkte aansprakelijkheid
HARTOL AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop,
eiseres,
advocaat mr. W.P.M. Mulder te Alphen aan den Rijn.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBAL STONE B.V.,
gevestigd te Lisse,
gedaagde,
advocaat mr. F.E. Boonstra te Noordwijk,
Partijen zullen hierna Hartol en Global Stone worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2008, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 4 juni 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2008 met de daarin vermelde brief met bijlage d.d. 8 september 2008 van de zijde van Hartol.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Hartol is aannemer in de bouw. In opdracht van [opdrachtgever A.] was zij als aannemer betrokken bij de bouw van een woonhuis aan [adres]
2.2. [opdrachtgever] heeft in mei 2005 in de toonzaal van Global Stone vloertegels uitgezocht voor de woonkamer van dat woonhuis. Het betreft natuurstenen vloertegels van 85x85 cm van het type Mocca Crème.
2.3. Op verzoek van de projectuitvoerder van Hartol, [uitvoerder B.], [C.] van Global Stone op de bouwplaats gekomen om de vloer waarop de tegels dienden te worden gelegd, te bekijken. Ter plaatse heeft [B.] aan [C.] verzocht om niet alleen de door [opdrachtgever] uitgezochte tegels te leveren, maar – gezien het materiaal (natuursteen) en de ongebruikelijke maat van de tegels – de tegelvloer ook te leggen.
2.4. Global Stone heeft nadien voor de levering en de verwerking van de tegels op 15 mei 2004 een offerte uitgebracht, die door Hartol is geaccepteerd. De te verrichten werkzaamheden zijn in de offerte als volgt omschreven:
“Verwerking:
Het zetten van de tegels Mocca Creme 850x850x20 mm in zand / cement (uitgaande van een speciebed van 5 cm) incl. voegsel.
2.5. Global Stone heeft de tegels geleverd en het werk uitgevoerd. De ondervloer waarop zij de tegels heeft gelegd, bestond uit een laag isolatiemateriaal (tempex) waarop vloerverwarmingslangen met bewapeningsnet en folie waren aangebracht. Deze ondervloer was door Hartol aangelegd. Op die vloer is door Global Stone een laag aardvochtige mortel aangebracht. Aansluitend zijn de tegels daarop in een nattere specie gezet.
2.6. Het werk is in juni 2004 opgeleverd. Enkele maanden nadien is de vloer gaan werken en is schade aan de tegels ontstaan.
2.7. In opdracht van Hartol heeft IACT B.V. in april 2006 onderzoek gedaan naar de vloer. De conclusie van het door IACT B.V. op 16 juni 2006 uitgebrachte rapport luidt dat de aangebrachte laag aardvochtige mortel, gelet op het gebruikte flexibele isolatiemateriaal in de onderlaag, een te lage sterkte heeft. Omdat tevens een verband tussen de verschillende tegelbanen ontbreekt, zijn de tegels ten opzichte van elkaar gaan bewegen. Volgens het rapport is herstel alleen mogelijk door uitname van de tegellaag en de dekvloer.
2.8. Hartol heeft Global Stone vergeefs gesommeerd over te gaan tot herstel van de tegelvloer. In opdracht van Hartol is de tegelvloer vervolgens verwijderd en opnieuw gelegd.
3. Het geschil
3.1. Hartol vordert samengevat - veroordeling van Global Stone tot betaling van € 27.299,07, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Aan haar vordering heeft Hartol ten grondslag gelegd dat Global Stone is tekortgeschoten in de uitvoering van de door haar in onderaanneming verrichte werkzaamheden. In dat kader heeft Hartol onder meer betoogd dat Global Stone heeft nagelaten haar te waarschuwen voor de ongeschiktheid van de piepschuim onderlaag. Zij is daarom aansprakelijk voor de schade die Hartol hierdoor heeft geleden, bestaande uit onder meer de herstelkosten ad € 27.299,07.
3.3. Global Stone voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Allereerst overweegt de rechtbank dat de advocaat van Global Stone bij brief van 13 oktober 2008 heeft bericht dat in het proces-verbaal van comparitie het standpunt van Global Stone niet correct is verwoord. Dit commentaar houdt de rechtbank niet voor juist en indien het juist zou zijn kan het evenmin tot een ander oordeel leiden dan in het navolgende is weergegeven.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 7:754 BW is de aannemer bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren.
4.3. Indien komt vast te staan dat Global Stone heeft nagelaten aan deze plicht te voldoen, is zij jegens Hartol aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.
4.4. Bij de beantwoording van de vraag of Global Stone haar waarschuwingsplicht heeft verzaakt stelt de rechtbank voorop dat Global Stone wist dat het materiaal waaruit de ondervloer was opgebouwd van invloed was op de wijze waarop een deugdelijke tegelvloer kan worden gelegd. Gelet hierop had zij zich er van moeten vergewissen dat de reeds aanwezige ondervloer geschikt was voor de door haar voorgestane wijze van aanbrengen van de tegelvloer. Dit heeft zij echter nagelaten. Global Stone kan niet worden gevolgd in haar stelling dat zij heeft moeten afgaan op hetgeen zichtbaar was – naar zij meende een zwevende dekvloer – omdat de ondervloer reeds was gelegd en zij slechts door deze weer te beschadigen zou hebben kunnen vaststellen hoe deze was opgebouwd. Zij had immers hiernaar bij Hartol kunnen en moeten informeren. Doordat Global Stone dit heeft nagelaten, is zij er – naar is gebleken: ten onrechte – van uitgegaan dat een zwevende dekvloer aanwezig was en heeft zij op basis van die onjuiste aanname het werk uitgevoerd.
Nu Global Stone aldus is tekortgeschoten in haar waarschuwingsplicht, is zij in beginsel aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
4.5. Global Stone heeft zich ten verwere tevens beroepen op de bij Hartol als (hoofd)aannemer aanwezige deskundigheid. De rechtbank overweegt dat eventuele deskundigheid aan de zijde van de opdrachtgever de opdrachtnemer niet van zijn waarschuwingsplicht ontslaat, maar wél aanleiding kan zijn voor het toepassen van artikel 6:101 lid 1 BW. Die bepaling biedt de mogelijkheid de schadevergoedingsplicht van de aansprakelijke partij te verminderen wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de opdrachtgever kan worden toegerekend. Als onweersproken staat vast staat dat bij bouwprojecten als het onderhavige in de regel isolatiemateriaal wordt gebruikt dat aanzienlijk stijver en dus minder vervormbaar is dan het door Hartol toegepaste tempex. Gelet hierop had het op de weg van Hartol gelegen om Global Stone erop te wijzen dat zij ander isolatiemateriaal met andere eigenschappen had gebruikt dan het gewoonlijk toegepaste materiaal. Dat dit materiaal zichtbaar was toen [C.] ter plaatse het werk kwam opnemen, ontslaat haar niet van deze plicht. Voorts is van belang dat de door Global Stone opgestelde offerte zeer summier was en dat hierin niet anders viel te lezen dan dat de tegels in een door Global Stone aan te leggen speciebed werden gelegd. Daarin had Hartol aanleiding moeten zien om Global Stone te bevragen over de stevigheid van de combinatie van het flexibele isolatiemateriaal en het speciebed waarop de tegels zouden worden gelegd.
Nu Hartol heeft nagelaten Global Stone te waarschuwen voor het toegepaste afwijkende isolatiemateriaal en geen toelichting heeft gevraagd op de uiterst beknopte offerte, terwijl een en ander gezien haar deskundigheid van haar mocht worden verwacht, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 6:101 lid 1 BW een deel van de schade voor rekening van Hartol te laten. Nu het ontstaan van de schade in overwegende mate het gevolg is van het tekortschieten van Global Stone in haar waarschuwingsplicht, stelt de rechtbank het deel van de schade dat voor rekening van Hartol blijft in redelijkheid op 30% van de herstelkosten.
4.6. Hartol heeft onderbouwd met stukken gesteld dat de kosten van het herstel van de vloer € 27.299,07 bedragen. Nu Global Stone deze schade niet heeft betwist, neemt de rechtbank voornoemd bedrag tot uitgangspunt en wordt de door Global Stone te betalen schadevergoeding, gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen, vastgesteld op 70% van € 27.299,07, zijnde € 19.109,35.
4.7. Hartol heeft de wettelijke handelsrente gevorderd over het toe te wijzen schadebedrag vanaf 31 oktober 2006, zijnde het moment waarop het verzuim van Global Stone is ingetreden. Zij heeft een brief d.d. 16 oktober 2006 overgelegd, waarbij zij Global Stone heeft gesommeerd te bevestigen dat zij binnen twee weken tot herstel van de vloer zal overgaan, bij gebreke waarvan het herstel aan een derde zou worden opgedragen.
Global Stone heeft aangevoerd dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen het toewijzen van de rente vanaf voornoemde datum, omdat Hartol eerst bij brief van 8 maart 2007 heeft laten weten dat zij de reactie van Global Stone op de door een derde voor de reparatie van de vloer uitgebracht offerte niet accepteerde, aldus Global Stone, en vervolgens nog tot 25 februari 2008 heeft gewacht alvorens de dagvaarding uit te brengen.
De rechtbank stelt voorop dat nu het in deze zaak gaat om schadevergoeding, geen handelsrente kan worden toegewezen doch slechts de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW. Gelet op voornoemde brief van 16 oktober 2006 is Global Stone op 31 oktober 2006 in verzuim is komen te verkeren. Daarom verwerpt de rechtbank het verweer van Global Stone en zal zij de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toewijzen vanaf laatstgenoemde datum.
4.8. Hartol heeft voorts de buitengerechtelijke kosten gevorderd. Het betreft de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de incassokosten. Global Stone heeft verschuldigdheid van die schadeposten betwist. Ten aanzien van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid heeft Hartol weliswaar aan haar stelplicht voldaan, maar zij heeft nagelaten de vordering te specificeren en door bescheiden te onderbouwen. Ten aanzien van de incassokosten geldt dat de door Hartol genoemde werkzaamheden niet als buitengerechtelijk kunnen worden aangemerkt en de kosten evenmin zijn onderbouwd. De vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten zal mitsdien worden afgewezen.
4.9. Global Stone zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Global Stone om aan Hartol te betalen een bedrag van € 19.109,35,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW vanaf 31 oktober 2006 tot
de dag van voldoening,
5.2. veroordeelt Global Stone in de proceskosten, aan de zijde van Hartol tot op heden
begroot op € 690,-- aan verschotten en € 1.158,-- aan salaris van de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Kuipéri en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2008