CRvB, 20-08-2019, nr. 18/5222 PW
ECLI:NL:CRVB:2019:2798
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
20-08-2019
- Zaaknummer
18/5222 PW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2019:2798, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 20‑08‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Afgewezen aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bewind voering. geen bijstand met terugwerkende kracht. Buitenwettelijk begunstigend beleid consistent toegepast. Betreft tweede bewindvoerder zodat op basis van beleid geen terugwerkende kracht wordt toegepast.
Partij(en)
18/5222 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 20 augustus 2019
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
19 september 2018, 18/1029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante], beiden te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. E.P. Groot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij beschikking van 28 februari 2013 heeft de kantonrechter alle goederen die aan appellanten (zullen) toebehoren onder bewind gesteld en als bewindvoerder benoemd Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (OBIN).
1.2.
Appellanten ontvingen op aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van de bewindvoering.
1.3.
Bij beschikking van 18 september 2017 heeft de kantonrechter OBIN ontslagen als bewindvoerder en D.C.S.N.L. van der Wal-Poll, handelend onder de naam Apollo Insolventie (Apollo Insolventie), tot opvolgend bewindvoerder van appellanten benoemd en bepaald dat het ontslag en de benoeming met ingang van twee weken na de datum van de beschikking plaatsvindt, te weten op 3 oktober 2017.
1.4.
Appellanten hebben op 17 oktober 2017 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de PW voor, voor zover hier van belang, de entreekosten van bewindvoering van Apollo Insolventie en overlappende kosten van bewindvoering.
1.5.
Bij besluit van 20 november 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 februari 2018 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag voor deze kosten afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag is ingediend nadat de kosten zijn opgekomen. In beginsel wordt geen bijstand met terugwerkende kracht verleend tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat is hier niet het geval. Ook is geen sprake van een eerste verzoek om bijzondere bijstand voor beschermingsbewind als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel Bijzondere Bijstand 2015 (Beleidsregel), zodat ook op grond van deze bepaling geen recht op bijzondere bijstand bestaat.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd dat er bij een nieuwe bewindvoerder een nieuw dossier moet worden opgebouwd en dat een aanvraag voor de kosten voor het nieuwe bewind dient te worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Volgens de Beleidsregel kan dan met terugwerkende kracht tot drie maanden bijstand worden verleend. Appellanten hebben ook aangevoerd dat het de ervaring van Apollo Insolventie is dat in haar geval wel met terugwerkende kracht bijzondere bijstand voor deze kosten wordt toegekend en zij hebben twee beslissingen overgelegd waarbij met terugwerkende kracht bijzondere bijstand is verleend voor bewindvoering door Apollo Insolventie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van artikel 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (WWB) (uitspraak van 21 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8690), die onder de PW zijn werking heeft behouden, wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.2.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel verleent het college bij een eerste verzoek om bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht tot maximaal drie maanden nadat de rechter de noodzaak voor de kosten heeft vastgesteld.
4.3.
Niet in geschil is dat de aanvraag van 17 oktober 2017 is ingediend nadat de kosten zijn opgekomen. Evenmin is in geschil dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in 4.1.
4.4.
De rechtbank heeft artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel terecht aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 8 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:BV3889) betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat alleen wordt getoetst of het op consistente wijze is toegepast.
4.5.
De afwijzing van de aanvraag van 17 oktober 2017 op de grond dat deze aanvraag geen eerste verzoek in de zin artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel was, is in overeenstemming met de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel. Dat er eerder een andere bewindvoerder was, doet er immers niet aan af dat er al eerder bijzondere bijstand op aanvraag voor het beschermingsbewind was verleend. Zoals uit de toelichting op de Beleidsregel blijkt en zoals het college in het verweerschrift in beroep nader heeft toegelicht, is bovendien de ratio van de regel om bij een eerste aanvraag nog met terugwerkende kracht tot drie maanden bijzondere bijstand toe te kennen, gelegen in de omstandigheid dat bij een eerste verzoek sprake is van een bewindvoerder die het dossier nog op moet bouwen, gegevens moet verzamelen en stukken van zijn of haar cliënt moet krijgen, wat enige tijd kan duren. De stelling van appellanten dat ook de nieuwe bewindvoerder een nieuw dossier moet opbouwen, kan, wat daarvan zij, er niet aan afdoen dat er al een opgebouwd dossier met betrekking tot appellanten bestond. De afwijzing van de aanvraag is daarom in overeenstemming met het bepaalde artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel.
4.6.
De omstandigheid dat het college ten opzichte van Apollo Insolventie in twee gevallen wel bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering met terugwerkende kracht heeft toegekend, leidt niet tot het oordeel dat het college artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel niet consistent heeft toegepast. Het college heeft een aantal geanonimiseerde voorbeelden overgelegd van beslissingen waarin artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel overeenkomstig de in 4.5 weergegeven uitleg is toegepast en heeft te kennen gegeven dat er bij de door Apollo Insolventie genoemde gevallen sprake is geweest van fouten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vraag of het college artikel 8, tweede lid, van de Beleidsregel consistent heeft toegepast niet per bewindvoerder dient te worden beoordeeld, maar ten aanzien van alle vergelijkbare gevallen waarin het college heeft beslist, dat het college kennelijk twee fouten heeft gemaakt en dat op basis daarvan niet kan worden gezegd dat het college de Beleidsregel niet consistent heeft toegepast.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van L. Hagendijk
als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2019.
(getekend) J.L. Boxum
(getekend) L. Hagendijk
VC