Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1012 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (‘Fokkerijverordening’)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2016
- Bronpublicatie:
08-06-2016, PbEU 2016, L 171 (uitgifte: 29-06-2016, regelingnummer: 2016/1012)
- Inwerkingtreding
19-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2016, PbEU 2016, L 171 (uitgifte: 29-06-2016, regelingnummer: 2016/1012)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Veehouderij
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het fokken van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen speelt economisch en sociaal gezien een strategische rol in de landbouw van de Unie en behoort tot het cultureel erfgoed van de Unie. Deze landbouwactiviteit, die bijdraagt tot voedselzekerheid in de Unie, vormt een bron van inkomsten voor de landbouwgemeenschap. Het fokken van dieren van deze soorten wordt het best bevorderd door gebruik van raszuivere fokdieren of hybride fokvarkens van vastgelegde hoge genetische kwaliteit te stimuleren.
- (2)
De lidstaten hebben dan ook, als onderdeel van hun landbouwbeleid, consequent geprobeerd, soms door middel van overheidsinvesteringen om de productie van vee met specifieke genetische eigenschappen te bevorderen door bepaalde normen vast te stellen. Verschillen tussen die normen kunnen technische barrières opwerpen voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook voor de binnenkomst daarvan in de Unie.
- (3)
Het rechtskader voor het Unierecht inzake het fokken van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten en -paarden alsmede hybride fokvarkens wordt gevormd door de Richtlijnen 88/661/EEG(3), 89/361/EEG(4), 90/427/EEG(5), 91/174/EEG(6), 94/28/EG(7) en 2009/157/EG van de Raad (8). Die richtlijnen hadden tot doel de veeteelt in de Unie te ontwikkelen en tegelijkertijd de handel in fokdieren en levende producten daarvan alsook de binnenkomst daarvan in de Unie te regelen, en zo het concurrentievermogen van de fokkerijsector in de Unie in stand houden.
- (4)
De Richtlijnen 87/328/EEG(9), 90/118/EEG(10) en 90/119/EEG van de Raad (11) zijn vastgesteld om te voorkomen dat lidstaten nationale voorschriften behouden of vaststellen met betrekking tot de toelating van fokrunderen en -varkens tot de voortplanting en de productie en het gebruik van sperma, eicellen en embryo's die een verbod, beperking of belemmering zouden kunnen vormen voor de handel ten aanzien van natuurlijke dekking, kunstmatige inseminatie of winning van sperma, eicellen of embryo's.
- (5)
Op basis van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG heeft de Commissie, na raadpleging van de lidstaten via het Permanent Zoötechnisch Comité dat is opgericht bij Besluit 77/505/EEG van de Raad (12), een aantal besluiten vastgesteld met soortgebonden criteria voor de goedkeuring of erkenning van fokkerij-organisaties en fokkersverenigingen, voor de inschrijving van fokdieren in stamboeken, voor de toelating van raszuivere fokschapen en -geiten tot de voortplanting en tot kunstmatige inseminatie, voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie van fokrunderen, -varkens, -schapen en -geiten en voor de opstelling van afstammings- of zoötechnische certificaten voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan.
- (6)
De Commissie heeft tevens een lijst van fokorganen in derde landen en het model van afstammings- of zoötechnische certificaten voor de binnenkomst in de Unie van fokdieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan vastgesteld.
- (7)
De Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG hebben grotendeels dezelfde structuur en inhoud. Enkele van deze richtlijnen zijn in de loop der tijd gewijzigd. Ter wille van de eenvoud en de consistentie van het Unierecht is het passend om de in die richtlijnen vastgelegde voorschriften te stroomlijnen.
- (8)
De afgelopen twintig jaar heeft de Commissie een aanzienlijk aantal klachten van fokkers en operatoren die fokprogramma's uitvoeren moeten behandelen in verband met de omzetting in nationale wetgeving en de interpretatie van de rechtshandelingen van de Unie inzake het fokken van dieren in verschillende lidstaten. Om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de Unievoorschriften inzake fokdieren en om belemmeringen voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan als gevolg van divergenties in de omzetting van die richtlijnen in nationaal recht te voorkomen, moeten de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook de binnenkomst daarvan in de Unie, in een verordening worden neergelegd.
- (9)
Bovendien is uit ervaring gebleken dat, om de toepassing van de voorschriften van die richtlijnen te vergemakkelijken, preciezere bewoordingen moeten worden gebruikt voor een aantal van de bepalingen daarvan, alsook een consequentere terminologie die voor alle lidstaten standaard is. Ter wille van de duidelijkheid en consistentie van het Unierecht moeten ook meer definities worden opgenomen, waaronder een definitie van ‘ras’.
- (10)
Het streven naar een sterkere concurrentiepositie in de fokkerijsector mag niet leiden tot het verdwijnen van rassen met kenmerken die aangepast zijn aan bijzondere biofysische omstandigheden. Lokale rassen kunnen in het gedrang komen indien hun populatie te klein is, waardoor er genetische biodiversiteit verloren zou gaan. Dierlijke genetische rijkdommen vormen een belangrijk onderdeel van de biodiversiteit in de landbouw en dus een essentiële basis voor de duurzame ontwikkeling van de veeteelt, en bieden mogelijkheden om dieren aan te passen aan veranderende omgevingen en productieomstandigheden en aan de veranderende vraag van de markt en de consument. De rechtshandelingen van de Unie inzake het fokken van dieren moeten dan ook bijdragen tot het behoud van dierlijke genetische rijkdommen, de bescherming van biodiversiteit en de productie van typische regionale kwaliteitsproducten die zijn gebaseerd op de specifieke erfelijke eigenschappen van als landbouwhuisdier gehouden lokale rassen. Unierechtshandelingen moeten ook haalbare fokprogramma's bevorderen voor de verbetering van rassen en, vooral wanneer het om met uitsterven bedreigde of inheemse rassen gaat die niet overal in de Unie voorkomen, voor de instandhouding van rassen en het behoud van de genetische diversiteit binnen en tussen rassen.
- (11)
Door selectie- en fokactiviteiten is er aanzienlijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de ontwikkeling van kenmerken die verband houden met de productiviteit van landbouwdieren, wat op het niveau van de landbouwbedrijven tot verlaging van de productiekosten leidt. In sommige gevallen heeft dit echter ongewenste neveneffecten opgeleverd, waardoor er maatschappelijke bezorgdheid is ontstaan over dierenwelzijns- en milieukwesties. De toepassing van genomica en het gebruik van geavanceerde informatietechnologie zoals ‘precisieveehouderij’, die het verzamelen van grote datasets over alternatieve kenmerken die direct of indirect verband houden met dierenwelzijns- en duurzaamheidskwesties mogelijk maakt, biedt aanzienlijke mogelijkheden voor het inspelen op de maatschappelijke bezorgdheid en het verwezenlijken van de doelstellingen inzake duurzaam fokken in termen van grotere energie-efficiëntie en resistentere en robuustere dieren. Het verzamelen van gegevens over deze alternatieve kenmerken moet een grotere rol spelen in de fokprogramma's en bij de vaststelling van de selectiedoelstellingen. In deze context moeten de genetische rijkdommen van met uitsterven bedreigde rassen worden beschouwd als een genenreservoir dat mogelijkerwijs kan bijdragen tot het bereiken van deze dierenwelzijns- en duurzaamheidsdoeleinden.
- (12)
Deze verordening moet van toepassing zijn op fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels en levende producten daarvan wanneer die dieren of de nakomelingen die het resultaat zijn van die levende producten bedoeld zijn voor inschrijving als raszuivere fokdieren in een stamboek of voor registratie als hybride fokvarkens in een fokregister, met name met het oog op verhandeling in de Unie, inclusief binnen een lidstaat, of op de binnenkomst in de Unie van deze fokdieren en levende producten daarvan.
- (13)
De term ‘fokdier’ of ‘raszuiver fokdier’ moet niet alleen betrekking hebben op dieren die nog in het bezit zijn van hun voortplantingsfunctie. Gecastreerde dieren kunnen immers met hun genealogische en zoötechnische gegevens bijdragen tot de beoordeling van de genetische kwaliteit van de fokpopulatie en daarmee tot de betrouwbaarheid van de rangschikking van fokdieren op basis van die resultaten. Afhankelijk van de doelstellingen van het fokprogramma, zou het gebrek aan of het verlies van gegevens als gevolg van een expliciete uitsluiting van gecastreerde dieren van inschrijving in een stamboek of registratie in een fokregister waarschijnlijk vertekende resultaten opleveren van de beoordeling van de genetische kwaliteit van fokdieren die genetisch verwant zijn aan die gecastreerde dieren.
- (14)
De in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake raszuivere fokdieren moeten gericht zijn op het verlenen van toegang tot de handel op basis van overeengekomen beginselen die gelden voor de erkenning van stamboekverenigingen die rassen beheren en voor de goedkeuring van hun respectieve fokprogramma's. In deze verordening moeten tevens regels worden vastgesteld voor de inschrijving van raszuivere fokdieren in de hoofdsectie van de stamboeken en, indien zij bestaan, in de verschillende genetische-waardeklassen van de hoofdsectie. Deze verordening moet ook voorzien in voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie en regels voor de toelating van fokdieren tot de voortplanting, alsmede de inhoud van de zoötechnische certificaten.
- (15)
De in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake hybride fokvarkens moeten eveneens gericht zijn op het verlenen van toegang tot de handel op basis van overeengekomen beginselen die gelden voor de erkenning van fokkerijgroeperingen die verschillende varkensrassen, -foklijnen of -kruisingen beheren en voor de goedkeuring van hun fokprogramma's. In deze verordening moeten tevens regels voor de registratie van hybride fokvarkens in fokregisters worden vastgesteld. Deze verordening moet ook voorzien in voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie en regels voor de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting, alsmede de inhoud van de zoötechnische certificaten.
- (16)
Het is niet passend om kwesties in verband met klonen in deze verordening aan de orde te laten komen.
- (17)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verzekeren van een geharmoniseerde aanpak van de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook voor de binnenkomst daarvan in de Unie, en voor de officiële controles die moeten worden verricht op de fokprogramma's die door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen worden uitgevoerd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de gevolgen, de complexiteit, het grensoverschrijdende en het internationale karakter ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
- (18)
De kwaliteit van de diensten die worden verleend door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en de wijze waarop zij fokdieren evalueren en classificeren, zijn van invloed op de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de voor die dieren verzamelde of vastgestelde zoötechnische en genealogische informatie en op hun marktwaarde. Daarom moeten er voorschriften worden vastgesteld voor de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en de goedkeuring van hun fokprogramma's op basis van geharmoniseerde criteria van de Unie. Deze voorschriften moeten ook betrekking hebben op het toezicht daarop door de bevoegde autoriteiten van lidstaten om te waarborgen dat de door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen vastgestelde voorschriften geen ongelijkheden creëren tussen fokprogramma's en daardoor technische barrières voor de handel in de Unie opwerpen.
- (19)
In deze verordening moeten procedures voor de opname van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen in lijsten, met inbegrip van de bijwerking, overdracht en bekendmaking van de lijsten, worden vastgelegd die vergelijkbaar zijn met de procedures die zijn vastgesteld in de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG.
- (20)
Fokprogramma's met raszuivere fokdieren worden uitgevoerd met als algemeen doel de productieve en niet-productieve kenmerken van dieren van een ras duurzaam te verbeteren en/of een ras in stand te houden. Die fokprogramma's moeten betrekking hebben op een toereikend aantal raszuivere fokdieren, gehouden door fokkers die, overeenkomstig de doelstellingen die door de deelnemende fokkers algemeen worden aanvaard, door middel van fokken en selecteren wenselijke kenmerken van die dieren bevorderen en ontwikkelen of de instandhouding van het ras waarborgen. Ook fokprogramma's met hybride fokvarkens worden uitgevoerd met als doel wenselijke kenmerken te ontwikkelen door middel van het doelbewust kruisen van verschillende varkensrassen, -foklijnen of -kruisingen. Fokdieren (raszuiver of hybride) die deelnemen aan een fokprogramma worden ingeschreven in een stamboek of register met informatie over hun nakomelingen, en ondergaan, afhankelijk van de in het fokprogramma vermelde fokdoelstellingen, een prestatieonderzoek of een andere beoordeling die resulteert in de registratie van gegevens over kenmerken in verband met de doelstellingen van dat fokprogramma. Indien dat in het fokprogramma is gespecificeerd, wordt er een genetische evaluatie verricht om de fokwaarde van de dieren te ramen en de dieren dienovereenkomstig te rangschikken. Die fokwaarden en resultaten van prestatieonderzoek, alsook de genealogische informatie, vormen de basis voor het fokken en selecteren.
- (21)
Het recht om te worden erkend als stamboekvereniging of fokkerijgroepering die aan de vastgestelde criteria voldoet, moet een basisbeginsel vormen van het Unierecht inzake het fokken van dieren en een basisbeginsel van de interne markt. De bescherming van de economische activiteit van een bestaande erkende stamboekvereniging mag voor de bevoegde autoriteit geen reden vormen om te weigeren een andere stamboekvereniging voor hetzelfde ras te erkennen of om schendingen van de beginselen van de interne markt te rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de goedkeuring van nog een fokprogramma of de goedkeuring van de geografische uitbreiding van een bestaand fokprogramma dat wordt uitgevoerd met hetzelfde ras of met fokdieren van datzelfde ras die kunnen worden verworven uit de fokpopulatie van de stamboekvereniging die al een fokprogramma met dat ras uitvoert. Wanneer in een lidstaat al een of meer erkende stamboekverenigingen een goedgekeurd fokprogramma voor een bepaald ras uitvoeren, moet het de bevoegde autoriteit van die lidstaat echter in bepaalde specifieke gevallen zijn toegestaan de goedkeuring voor nog een fokprogramma voor hetzelfde ras te weigeren, zelfs indien dat fokprogramma aan alle vereisten voor goedkeuring voldoet. Een reden voor weigering kan zijn dat de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras de instandhouding van dat ras of de genetische diversiteit binnen dat ras in die lidstaat in gevaar zou brengen. De instandhouding van dat ras zou met name in het gedrang kunnen komen als gevolg van de versnippering van de fokpopulatie, wat zou kunnen leiden tot meer inteelt, meer gevallen van waargenomen genetische defecten, verlies aan selectiepotentieel of verminderde toegang van fokkers tot raszuivere dieren of levende producten daarvan. Een andere reden voor weigering kan verband houden met inconsistenties in de vastgestelde raseigenschappen of in de hoofddoelstellingen van die fokprogramma's. Onafhankelijk van het doel van het fokprogramma, namelijk de instandhouding of de verbetering van het ras, moet de bevoegde autoriteit immers de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras kunnen weigeren wanneer verschillen tussen de hoofddoelstellingen van de twee fokprogramma's of in de wezenlijke raseigenschappen die in die fokprogramma's zijn gedefinieerd, tot een minder doeltreffende genetische vooruitgang voor die doelstellingen of in die kenmerken of daarmee samenhangende kenmerken zouden leiden, of wanneer een uitwisseling van dieren tussen beide fokpopulaties het gevaar zou inhouden dat die wezenlijke kenmerken van de initiële fokpopulatie weggeselecteerd of weggefokt worden. Tot slot moet een bevoegde autoriteit voor een met uitsterven bedreigd ras of een inheems ras dat niet overal voorkomt in een of meer regio's van de Unie de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras kunnen weigeren op grond van het feit dat dat andere fokprogramma de doeltreffende tenuitvoerlegging van het bestaande fokprogramma zou verhinderen, met name wegens gebrek aan coördinatie of aan uitwisseling van genealogische en zoötechnische informatie die resulteert in het ontbreken van voordelen die met een gemeenschappelijke evaluatie van over dat ras verzamelde gegevens zouden kunnen worden behaald. Wanneer de bevoegde autoriteit de goedkeuring van een fokprogramma weigert, moet zij de aanvrager altijd de redenen daarvoor meedelen en hem het recht geven tegen die weigering in beroep te gaan.
- (22)
Fokkers moeten het recht hebben voor eigen gebruik een fokprogramma te ontwerpen en uit te voeren zonder dat dit fokprogramma door de bevoegde autoriteiten moet worden goedgekeurd. Elke lidstaat of zijn bevoegde autoriteiten moeten echter de mogelijkheid behouden om voorschriften vast te stellen voor die activiteiten, met name zodra een dergelijk fokprogramma tot handelstransacties met fokdieren of de levende producten daarvan leidt of een reeds bestaand goedgekeurd fokprogramma voor datzelfde ras in het gedrang brengt.
- (23)
Indien het fokprogramma gericht is op de instandhouding van het ras, kunnen de vereisten van het fokprogramma worden aangevuld met ex situ- en in situ-instandhoudingsmaatregelen of andere middelen om de stand van het ras te monitoren om een langdurige en duurzame instandhouding van dat ras te waarborgen. Die maatregelen moeten in het fokprogramma kunnen worden opgenomen.
- (24)
Fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties, met inbegrip van fokkerij-organisaties die privéondernemingen zijn, of overheidsinstanties mogen uitsluitend als stamboekvereniging worden erkend wanneer zij fokkers hebben die deelnemen aan hun fokprogramma's en wanneer zij ervoor zorgen dat hun fokkers de vrije keuze hebben in het selecteren en fokken van hun raszuivere fokdieren, het recht hebben op inschrijving van de nakomelingen van die dieren in hun stamboeken en de mogelijkheid hebben om eigenaar van die dieren te zijn.
- (25)
Alvorens wijzigingen in het goedgekeurde fokprogramma uit te voeren, moet een stamboekvereniging of fokkerijgroepering die wijzigingen voorleggen aan de bevoegde autoriteit die die stamboekvereniging of fokkerijgroepering heeft erkend. Om onnodige administratieve lasten voor de bevoegde autoriteit en de stamboekvereniging of fokkerijgroepering te vermijden, hoeven alleen wijzigingen die substantiële invloed zouden kunnen hebben op het fokprogramma door de stamboekvereniging of fokkerijgroepering aan de bevoegde autoriteit te worden meegedeeld. Dat zijn met name wijzigingen met betrekking tot de uitbreiding van het geografische gebied, wijzigingen in het doel of de selectie- en fokdoelstellingen van het fokprogramma, in de beschrijving van de raseigenschappen of de uitbesteding van taken aan derden, alsook grote veranderingen in het systeem voor het registreren van stambomen of de methoden die voor prestatiebeoordeling en genetische evaluatie worden gebruikt, en andere wijzigingen die door de bevoegde autoriteit als substantiële wijziging van het fokprogramma worden beschouwd. Onverminderd de verplichte voorlegging van significante wijzigingen aan de bevoegde autoriteit, moet de stamboekvereniging of fokkerijgroepering de bevoegde autoriteit op verzoek een volledig bijgewerkte versie van het fokprogramma verstrekken.
- (26)
Wanneer er een erkende noodzaak bestaat voor het in stand houden of bevorderen van de ontwikkeling van een ras op een bepaald grondgebied, of wanneer er sprake is van een met uitsterven bedreigde soort, moet de bevoegde autoriteit zelf de mogelijkheid hebben om op tijdelijke basis een fokprogramma voor dat ras uit te voeren, op voorwaarde dat er voor dat ras nog geen fokprogramma bestaat. Een bevoegde autoriteit die een dergelijk fokprogramma uitvoert, mag die mogelijkheid echter niet meer hebben als het fokprogramma kan worden overgedragen aan een operator die voldoet aan de vereisten die nodig zijn voor de correcte uitvoering van dat fokprogramma.
- (27)
Aangezien er met het oog op de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen stamboekverenigingen moeten kunnen worden opgericht en erkend met een beperkt aantal aan hun fokprogramma's deelnemende fokdieren, mag de omvang van de fokpopulatie in het algemeen niet als essentiële voorwaarde worden beschouwd voor de erkenning van stamboekverenigingen die met uitsterven bedreigde rassen beheren en de goedkeuring van hun fokprogramma's, te meer daar de erkenning op nationaal niveau wordt verleend.
- (28)
Om rekening te houden met de specifieke status van met uitsterven bedreigde rassen moeten in deze verordening specifieke regels worden opgenomen voor met name de opwaardering van dieren van de aanvullende sectie naar de hoofdsectie, alsook voor afwijkende bepalingen voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie.
- (29)
De Unie is verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat werd goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad (13) en dat met name als doelstellingen heeft het behoud van de biologische diversiteit, het duurzame gebruik van de bestanddelen daarvan en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische rijkdommen. Bij dit verdrag is bepaald dat de verdragsluitende partijen soevereine rechten hebben met betrekking tot hun biologische rijkdommen en zij verantwoordelijk zijn voor het behoud van hun biologische diversiteit en het duurzaam gebruik van hun biologische rijkdommen. De Unie is ook partij bij het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat werd goedgekeurd bij Besluit 2014/283/EU van de Raad (14). Daarom moet in deze verordening in voorkomend geval rekening worden gehouden met het Verdrag inzake biologische diversiteit en met het Protocol van Nagoya, en moet deze verordening worden toegepast onverminderd Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad (15).
- (30)
In een lidstaat erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen moeten hun goedgekeurde fokprogramma in een of meer andere lidstaten kunnen uitvoeren om te zorgen voor het best mogelijke gebruik, binnen de Unie, van fokdieren van hoge genetische waarde. Hiertoe moet een vereenvoudigde kennisgevingsprocedure waarborgen dat de bevoegde autoriteit in de andere lidstaat op de hoogte is van het voornemen om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. Seizoensverplaatsingen van fokdieren binnen de grenzen van een lidstaat of over de grenzen met andere lidstaten heen hoeven echter niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat het geografische gebied wordt uitgebreid.
- (31)
Grensoverschrijdende samenwerking tussen stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen die dit willen, dient te worden gefaciliteerd, waarbij tevens de vrijheid van ondernemen wordt gewaarborgd en de belemmeringen voor het vrije verkeer van fokdieren en levende producten daarvan moeten worden weggenomen.
- (32)
Aangezien het kan voorkomen dat een bevoegde autoriteit meerdere fokprogramma's moet goedkeuren die door één door haar erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering worden uitgevoerd en aangezien het kan voorkomen dat een bevoegde autoriteit goedkeuring moet verlenen voor de uitbreiding tot haar grondgebied van fokprogramma's die worden uitgevoerd door een in een andere lidstaat erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering, moet de erkenning van de stamboekvereniging of fokkerijgroepering worden losgekoppeld van de erkenning van haar fokprogramma's. Bij de beoordeling van een verzoek tot erkenning als stamboekvereniging of fokkerijgroepering moet de bevoegde autoriteit dus ook een verzoek tot goedkeuring van ten minste één fokprogramma voorgelegd krijgen.
- (33)
Uit verschillende klachten waarmee de Commissie de afgelopen jaren te maken heeft gehad, blijkt dat deze verordening duidelijke voorschriften moet bevatten voor de relatie tussen de stamboekvereniging die een dochterstamboek opstelt voor een specifiek ras van raszuivere fokpaarden en -ezels en de stamboekvereniging die beweert het stamboek van de oorsprong van dat ras te hebben opgesteld.
- (34)
De relatie tussen fokkers en stamboekverenigingen moet worden verduidelijkt om met name het recht van de fokkers op deelname aan het fokprogramma binnen het geografische gebied waarvoor het is goedgekeurd en, indien voorzien is in de mogelijkheid van lidmaatschap, het recht van die fokkers om lid te worden, te waarborgen. Stamboekverenigingen moeten voorschriften hebben om geschillen tussen aan hun fokprogramma's deelnemende fokkers te beslechten en gelijke behandeling van die fokkers te waarborgen. Ook moeten zij hun eigen rechten en plichten en die van de aan hun fokprogramma's deelnemende fokkers vastleggen.
- (35)
Fokkers wier fokdieren naargelang het seizoen worden verplaatst binnen de grenzen van een lidstaat of binnen een gebied dat de nationale grenzen overschrijdt, moeten het recht hebben te blijven deelnemen aan het fokprogramma zolang het hoofdkwartier van hun bedrijf zich binnen het geografische gebied van dat fokprogramma bevindt.
- (36)
In deze verordening moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie in de sector hybride fokvarkens. De meeste privéondernemingen in de sector hybride fokvarkens hebben gesloten productiesystemen en beheren hun eigen fokvee. Daarom moet worden voorzien in een aantal afwijkende bepalingen voor deze ondernemingen, met name ten aanzien van de deelname van fokkers aan het fokprogramma en het recht van registratie van hybride fokvarkens in de fokregisters.
- (37)
Onder de definitie van ‘hybride fokvarken’ vallen dieren van alle niveaus in de fok- en selectiepiramide, die worden gebruikt voor de optimalisering van kruisingen door de specifieke eigenschappen van hun verschillende genotypes te combineren en gebruik te maken van heterosiseffecten. Naargelang het niveau in de fok- en selectiepiramide kunnen ‘hybride fokvarkens’ rassen, foklijnen of kruisingen zijn. Dat betekent dat niet alle dieren noodzakelijkerwijs ‘hybride’ in de traditionele zin van het woord zijn.
- (38)
Uit de ervaring die met name met de toepassing van Richtlijn 90/427/EEG en in mindere mate de Richtlijnen 89/361/EEG en 2009/157/EG is opgedaan, blijkt dat nauwkeurigere voorschriften nodig zijn om geschillen tussen fokkers en stamboekverenigingen effectief te beslechten op basis van een duidelijk vastgesteld huishoudelijk reglement en vastomlijnde rechten en plichten van fokkers. Dit kan het best worden bereikt door geschillen te beslechten binnen het rechtstelsel van de lidstaat waar zij zich voordoen.
- (39)
Stamboekverenigingen die stamboeken voor raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels opstellen en bijhouden alsook fokkerijgroeperingen, met uitzondering van in gesloten productiesystemen werkende privéondernemingen, die fokregisters voor hybride fokvarkens opstellen en bijhouden, moeten die fokdieren in hun stamboeken inschrijven of hen in hun fokregisters registreren zonder te discrimineren op grond van de lidstaat van herkomst van de dieren of hun eigenaren en moeten de dieren, indien het fokprogramma daarin voorziet, op basis van hun genetische aanleg classificeren.
- (40)
Het moet stamboekverenigingen tevens worden toegestaan aanvullende secties op te stellen om dieren te registreren die niet voldoen aan de afstammingscriteria maar die naar het oordeel van de stamboekverenigingen voldoen aan de in het fokprogramma van het betrokken ras gedefinieerde raseigenschappen, met als doel die dieren vervolgens te gebruiken voor fokkerij met raszuivere dieren van het ras dat onder het fokprogramma valt, zodat de nakomelingen naar de hoofdsectie van het stamboek kunnen worden opgewaardeerd. De specifieke regels voor het opwaarderen van nakomelingen van die dieren naar de hoofdsectie van een stamboek moeten op Unieniveau worden vastgesteld.
- (41)
Het opwaarderen van nakomelingen naar de hoofdsectie van een stamboek moet alleen via de moederlijn zijn toegestaan, behalve waar het paardenrassen betreft. Voor een met uitsterven bedreigd runder-, varkens-, schapen- en geitenras en voor schapen van landrassen waarvoor er onvoldoende raszuivere mannelijke fokdieren zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om de stamboekverenigingen toe te staan minder strikte regels toe te passen voor het opwaarderen van nakomelingen van die in aanvullende secties opgenomen dieren naar de hoofdsectie van het stamboek teneinde verdere verslechtering van de genetische diversiteit van die rassen te vermijden. Ook moet in bijzondere voorschriften worden voorzien om de reconstructie van rassen die verdwenen zijn of waarvoor een ernstig risico op verdwijning bestaat, mogelijk te maken. lidstaten die gebruikmaken van dergelijke afwijkende regelingen moeten de risicostatus van die fokpopulaties nauwkeurig evalueren en zorgen voor een gewaarborgd beheer van genetische rijkdommen.
- (42)
Wanneer het nodig is een nieuw ras te creëren door eigenschappen van raszuivere fokdieren van verschillende rassen te combineren of door dieren samen te brengen die een voldoende mate van fysieke gelijkenis vertonen en die zich al voortplanten met voldoende genetische stabiliteit om te kunnen worden beschouwd als dieren die tot een nieuw ras zijn geëvolueerd, moeten stamboekverenigingen de mogelijkheid krijgen om voor die nieuwe rassen stamboeken op te stellen en fokprogramma's uit te voeren.
- (43)
Niets in deze verordening mag beletten dat dieren die in een aanvullende sectie van een stamboek van een bepaald ras zijn opgenomen, beschouwd worden als dieren waarvoor de verbintenissen van de in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) bedoelde maatregel inzake agromilieu- en klimaatsteun gelden en die dus in aanmerking komen van steun van de nationale of regionale autoriteiten in het kader van hun plattelandsontwikkelingsprogramma's.
- (44)
Voor raszuivere fokpaarden en -ezels moeten stamboekverenigingen in hun fokprogramma's voorschriften kunnen opnemen die het gebruik van bepaalde voortplantingstechnieken en van bepaalde raszuivere dieren, met inbegrip van levende producten daarvan, verbieden of beperken. Stamboekverenigingen moeten bijvoorbeeld kunnen eisen dat de nakomelingen alleen het resultaat mogen zijn van natuurlijke dekking. Stamboekverenigingen die een dergelijk verbod of een dergelijke beperking hanteren, moeten die regels opnemen in hun fokprogramma overeenkomstig de voorschriften van de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van het ras bijhoudt.
- (45)
Raszuivere fokdieren die in stamboeken worden ingeschreven moeten worden geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (17).
- (46)
Voor raszuivere fokpaarden en -ezels wordt in Verordening (EU) 2016/429 bepaald dat de bevoegde veterinaire autoriteiten voor paardachtigen een uniek, levenslang geldig identificatiedocument moeten afgeven, dat bij gedelegeerde handelingen nader door de Commissie moet worden gespecificeerd. Om het zoötechnisch certificaat qua inhoud en administratieve procedure zoveel mogelijk af te stemmen op dat unieke, levenslang geldige identificatiedocument, moet de Commissie worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen met betrekking tot de vorm en de inhoud van een uniek, levenslang geldig identificatiedocument voor paardachtigen.
- (47)
Het recht van de deelname van raszuivere fokpaarden of -ezels aan internationale wedstrijden is geregeld bij internationale privaatrechtelijke overeenkomsten. Gezien de internationale dimensie van de paardensector moet de Commissie bij de voorbereiding en opstelling van de desbetreffende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen rekening houden met die overeenkomsten, zodat de mogelijkheid van deelname van die raszuivere fokpaarden aan internationale wedstrijden behouden blijft.
- (48)
Op Unieniveau moeten voorschriften worden vastgesteld voor de toelating van fokdieren tot de voortplanting, en met name voor natuurlijke dekking of geassisteerde voortplanting, om handelsbelemmeringen weg te nemen, in het bijzonder wanneer dergelijke fokdieren prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan, uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die in deze verordening en in het bijzonder in bijlage III zijn vastgelegd.
- (49)
De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten mogen deze verordening niet gebruiken om het gebruik van raszuivere fokdieren of levende producten daarvan voor de productie van dieren die niet bedoeld zijn voor inschrijving in een stamboek of registratie in een fokregister, te verbieden, te beperken of te verhinderen.
- (50)
Terwijl op Unieniveau voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie zijn vastgesteld voor fokrunderen, -varkens, -schapen en -geiten, die op een bepaald aantal eigenschappen worden getest, hebben voor raszuivere fokpaarden en -ezels de talrijke vereisten voor verschillende rassen, gebruiken en selecties harmonisatie tot op heden in de weg gestaan. In plaats daarvan worden momenteel rasspecifieke voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie vastgesteld door het stamboek van de oorsprong van het ras.
- (51)
Om rekening te houden met technische ontwikkelingen, de wetenschappelijke vooruitgang of de noodzaak om waardevolle genetische rijkdommen te behouden, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III bij deze verordening. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie ook uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen, die haar toelaten eenvormige en meer gedetailleerde voorschriften vast te stellen voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie van raszuivere fokrunderen, -schapen en -geiten.
- (52)
Prestatieonderzoek en genetische evaluatie moeten kunnen worden uitgevoerd door een door de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering aangewezen derde of door een overheidsinstantie, met inbegrip van een autoriteit die deze taak als zelfstandige taak verricht. Die derde zou door de bevoegde autoriteit kunnen worden gemachtigd en beoordeeld in het kader van de goedkeuring van het fokprogramma. Een stamboekvereniging of fokkerijgroepering die prestatieonderzoek of genetische evaluatie uitbesteedt, moet, behoudens andersluidend besluit van de desbetreffende lidstaat of diens bevoegde autoriteiten, verantwoordelijk blijven voor het toezicht op de naleving van de vereisten die op die activiteiten van toepassing zijn, en moet de aangewezen derde in haar fokprogramma vermelden.
- (53)
Afhankelijk van onder meer de soort of het ras, kan er behoefte zijn aan harmonisatie of verbetering van de methoden die bij het prestatieonderzoek of de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren door stamboekverenigingen of door hen aangewezen derden worden gehanteerd. Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om referentiecentra van de Europese Unie aan te wijzen. Teneinde, waar nodig, de taak van die referentiecentra te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Die referentiecentra van de Europese Unie komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (18). Voor raszuivere fokrunderen worden die taken verricht door het Interbull Centre, een vaste commissie van het Internationale Comité voor de productiecontrole bij dieren (International Committee for Animal Recording, ICAR), dat als referentieorgaan van de Europese Unie is aangewezen bij Beschikking 96/463/EG van de Raad (19).
- (54)
Wanneer er sprake is van een erkende noodzaak moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om, ter ondersteuning van stamboekverenigingen die met uitsterven bedreigde rassen beheren, referentiecentra van de Europese Unie aan te wijzen om de vaststelling en harmonisatie van door die stamboekverenigingen gebruikte methoden te bevorderen. Teneinde, waar nodig, de taak van die referentiecentra te wijzigen, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Bij de aanwijzing van die centra en de beschrijving van hun taken moet de Commissie naar behoren rekening houden met de activiteiten van het European Regional Focal Point for Animal Genetic Resources (ERFP), dat is opgezet in het kader van het mondiaal actieplan voor dierlijke genetische hulpbronnen in Europa van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO). De door deze centra vastgestelde methoden mogen niet bindend zijn.
- (55)
Fokkers die deelnemen aan een fokprogramma moeten het recht hebben om zoötechnische certificaten te verkrijgen voor hun fokdieren die onder dat fokprogramma vallen, alsook voor de levende producten van die dieren. Zoötechnische certificaten moeten fokdieren of de levende producten daarvan vergezellen wanneer zij worden verhandeld of in de Unie worden binnengebracht met het oog op de inschrijving of registratie van die dieren of van de met die levende producten verkregen nakomelingen in andere stamboeken of fokregisters. Zoötechnische certificaten moeten de fokker informatie verschaffen over de genetische kwaliteit en de afstamming van het verworven dier. Dergelijke certificaten moeten bijvoorbeeld, indien noodzakelijk, worden afgegeven om fokdieren te vergezellen wanneer zij deelnemen aan tentoonstellingen of in proefstations of centra voor kunstmatige inseminatie worden geplaatst.
- (56)
Het moet duidelijk zijn dat deze verordening de lidstaten of de bevoegde autoriteiten niet belet te eisen dat sperma van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels dat bedoeld is voor kunstmatige inseminatie met het oog op de productie van dieren die geen raszuivere fokdieren zullen worden, bij verhandeling vergezeld gaat van de informatie over de kwaliteit en de afstamming van dat dier. In het algemeen zou het concurrentievermogen van de dierfokkerijsector van de Unie kunnen toenemen wanneer de levende producten van fokdieren, en met name sperma, en de desbetreffende informatie in de zoötechnische certificaten, ook beschikbaar worden gemaakt voor operatoren die dieren reproduceren zonder de bedoeling te hebben hun nageslacht in te schrijven in een stamboek.
- (57)
De binnenkomst van fokdieren en levende producten daarvan in de Unie en de uitvoer ervan naar derde landen is belangrijk voor de landbouw in de Unie. De binnenkomst van fokdieren en levende producten daarvan in de Unie moet derhalve plaatsvinden onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorschriften die voor de handel in de Unie gelden. Fokdieren en levende producten daarvan mogen echter alleen in de hoofdsectie van een stamboek of fokregister in de Unie worden opgenomen als het niveau van de controles in het derde land van uitvoer toereikend is om dezelfde mate van zekerheid te waarborgen voor de afstammingsgegevens en de resultaten van het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie als in de Unie wordt geboden en als de fokorganen die deze gegevens en resultaten aanleveren opgenomen zijn in een door de Commissie bijgehouden lijst. Bovendien moeten de fokorganen in derde landen op basis van wederkerigheid de fokdieren en levende producten daarvan van de in de Unie erkende respectieve stamboekvereniging of fokkerijgroepering aanvaarden.
- (58)
In Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (20) is bepaald dat de Commissie een goederennomenclatuur, namelijk de ‘gecombineerde nomenclatuur’, of, afgekort, ‘GN’, moet instellen die zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijke douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en andere beleidsmaatregelen van de Unie in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet. In bijlage I bij die verordening zijn de GN-codes voor raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten en -paarden alsmede rundersperma vermeld en is aangegeven dat deze zijn uitgesloten van de conventionele invoerrechten. In dat geval moeten die dieren en de levende producten daarvan vergezeld gaan van het vereiste zoötechnische certificaat om de indeling als raszuivere fokdieren of levende producten daarvan te staven. Raszuivere fokdieren moeten ook vergezeld gaan van een document waarin vermeld staat dat zij in een door een stamboekvereniging bijgehouden stamboek zullen worden ingeschreven of in een door een fokkerijgroepering bijgehouden fokregister zullen worden geregistreerd.
- (59)
Bij binnenkomst in de Unie moeten fokdieren en levende producten daarvan de veterinaire controles overeenkomstig de Richtlijnen 91/496/EEG(21) en 97/78/EG van de Raad (22) ondergaan. In het geval van raszuivere fokdieren, moeten zij ook de nodige controles ondergaan voor de toepassing van de uitsluiting van de conventionele invoerrechten voor raszuivere fokdieren.
- (60)
Er moeten voorschriften worden vastgesteld inzake officiële controles voor de verificatie van de naleving van de voorschriften van deze verordening en inzake andere officiële, aan de dierenfokkerijsector aangepaste activiteiten die overeenkomstig deze verordening door de bevoegde autoriteiten worden verricht. De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles kunnen verrichten van alle operatoren die aan deze verordening zijn onderworpen, met name stamboekverenigingen, fokkerijgroeperingen, derden die prestatieonderzoek of genetische evaluatie verrichten, en fokkers, en, indien zij zoötechnische certificaten afgeven, spermacentra en sperma-opslagcentra, embryo-opslagcentra, embryoteams of embryoproductieteams.
- (61)
De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles verrichten om te verifiëren of de voorschriften van deze verordening en de vereisten van het goedgekeurde fokprogramma worden nageleefd. Die controles kunnen onder meer betrekking hebben op de inspectie van de uitrusting die voor prestatieonderzoek wordt gebruikt of op de verificatie van de procedures voor het registreren van zoötechnische en genealogische gegevens of voor het onderzoeken van documenten of systemen die worden gebruikt voor het opslaan en verwerken van die over fokdieren verzamelde gegevens. Bij dat onderzoek moet rekening worden gehouden met kwaliteitsproeven of controlesystemen die voor de nauwkeurigheid van de opgeslagen gegevens moeten zorgen, zoals afstammingscontrole om de afstamming van een dier te verifiëren. De bevoegde autoriteiten zouden officiële controles moeten kunnen verrichten in de gebouwen en kantoren en van de uitrusting van fokkers, stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen alsook van fokdieren of levende producten welke voor die onder het fokprogramma vallende fokdieren worden gewonnen.
- (62)
Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar ‘andere officiële activiteiten’ moet dit, afhankelijk van de context, worden opgevat als de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de goedkeuring van fokprogramma's of het verlenen van bijstand aan andere lidstaten en derde landen.
- (63)
Met het oog op een doeltreffende toepassing van de in deze verordening vastgelegde Unievoorschriften inzake fokdieren en levende producten daarvan is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met elkaar samenwerken en zo nodig administratieve bijstand verlenen. Daarom moeten in deze verordening algemene voorschriften inzake administratieve bijstand en samenwerking worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met de huidige voorschriften van titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (23), met de nodige aanpassingen.
- (64)
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uniforme uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om, wanneer er bewijs is dat het Unierecht inzake het fokken van dieren op grote schaal niet wordt nageleefd in een derde land, speciale maatregelen te treffen om de gevolgen van die niet-naleving te beperken.
- (65)
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten ook de nodige bevoegdheden hebben om de zoötechnische en genealogische voorschriften inzake fokdieren van deze verordening te handhaven, onder meer door middel van schorsing van de goedkeuring van een fokprogramma of intrekking van de erkenning van een stamboekvereniging of fokkerijgroepering wanneer de voorschriften van deze verordening niet worden nageleefd.
- (66)
De Commissie moet indien nodig controles in de lidstaten uitvoeren, onder andere in het licht van de resultaten van door de lidstaten verrichte officiële controles, teneinde de toepassing van de voorschriften van deze verordening in alle lidstaten te waarborgen.
- (67)
De Commissie moet in voorkomend geval controles in derde landen verrichten met het oog op de vaststelling van de lijst van fokorganen in derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van fokdieren en hun sperma, eicellen en embryo's moet zijn toegestaan, met het oog op de opstelling van de voorwaarden voor die binnenkomst en met het oog op de verkrijging van de zoötechnische en genealogische informatie over de werking van gelijkwaardigheidsovereenkomsten. De Commissie moet ook controles uitvoeren in derde landen wanneer een terugkerend of nieuw probleem in verband met fokdieren of levende producten daarvan dat rechtvaardigt.
- (68)
De verificatie van de naleving van de voorschriften van deze verordening door middel van officiële controles is van fundamenteel belang om te waarborgen dat de doelstellingen van deze verordening in de hele Unie doeltreffend worden verwezenlijkt. Gebreken in het controlesysteem van een lidstaat kunnen in sommige gevallen een belangrijk obstakel vormen voor de verwezenlijking van die doelstellingen en ertoe leiden dat deze voorschriften op grote schaal worden overtreden. Daarom moet de Commissie kunnen reageren op ernstige gebreken in het controlesysteem van een lidstaat door maatregelen te nemen die van toepassing zijn totdat de betrokken lidstaat de noodzakelijke actie onderneemt om een einde te maken aan de verstoring. Die maatregelen bestaan onder meer in een verbod op of het afdwingen van speciale voorwaarden voor de handel in fokdieren of levende producten daarvan of andere maatregelen die de Commissie passend acht om die grootscheepse inbreuk te beëindigen.
- (69)
Aangezien de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG zullen worden ingetrokken en door deze verordening zullen worden vervangen, moeten ook de uit hoofde van die richtlijnen vastgestelde handelingen van de Commissie worden ingetrokken en zo nodig worden vervangen door gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die uit hoofde van bij deze verordening toegekende respectieve bevoegdheden worden vastgesteld. Daarom moeten die handelingen van de Commissie worden ingetrokken en, waar nodig, vervangen.
- (70)
Teneinde een juiste toepassing van deze verordening te waarborgen en haar aan te vullen of de bijlagen te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot vaststelling van de vereisten inzake prestatieonderzoek en genetische evaluatie, de taken van en vereisten voor referentiecentra van de Europese Unie en voor de inhoud en vorm van zoötechnische certificaten.
- (71)
Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (24). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
- (72)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening betreffende modelformulieren voor de informatie die door de lidstaten openbaar moet worden gemaakt op de lijst van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de methoden voor de verificatie van de identiteit van raszuivere fokdieren, het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie, de aanwijzing van referentiecentra van de Europese Unie, de modelformulieren voor het unieke, levenslang geldige identificatiedocument voor paardachtigen, de modellen voor zoötechnische certificaten die fokdieren en levende producten daarvan vergezellen, de erkenning van de gelijkwaardigheid van in derde landen toegepaste maatregelen, ernstige verstoringen van het controlesysteem van een lidstaat en de vaststelling van bijzondere maatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25). Indien het Permanent Zoötechnisch Comité geen advies uitbrengt, moet de Commissie de uitvoeringshandeling niet vaststellen.
- (73)
De voorschriften van de Richtlijnen 87/328/EEG, 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/118/EEG, 90/119/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG en Beschikking 96/463/EG zullen worden vervangen door de voorschriften van deze verordening en van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Commissie heeft vastgesteld op grond van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden. Die rechtshandelingen moeten daarom worden ingetrokken.
- (74)
De volgende beschikkingen van de Commissie met betrekking tot onder meer soortgebonden criteria voor de goedkeuring of erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de inschrijving van fokdieren in stamboeken, de toelating tot de voortplanting en tot kunstmatige inseminatie, prestatieonderzoeken en genetische evaluatie werden vastgesteld op grond van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG: Beschikkingen 84/247/EEG(26), 84/419/EEG(27), 89/501/EEG(28), 89/502/EEG(29), 89/504/EEG(30), 89/505/EEG(31), 89/507/EEG(32), 90/254/EEG(33), 90/255/EEG(34), 90/256/EEG(35), 90/257/EEG(36), 92/353/EEG van de Commissie (37), 96/78/EG(38) en 2006/427/EG van de Commissie (39). In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die de voorschriften van deze beschikkingen van de Commissie vervangen.
- (75)
In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met die in Beschikking 92/354/EEG van de Commissie (40).
- (76)
De volgende rechtshandelingen van de Commissie werden vastgesteld op grond van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG: Beschikkingen 89/503/EEG(41), 89/506/EEG(42), 90/258/EEG(43), 96/79/EG(44), 96/509/EG(45), 96/510/EG(46), 2005/379/EG van de Commissie (47), en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie (48). In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die de voorschriften van die rechtshandelingen van de Commissie zullen vervangen.
- (77)
Ter wille van de juridische duidelijkheid en om doublures te voorkomen moeten de in de overwegingen 74, 75 en 76 bedoelde rechtshandelingen van de Commissie worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van deze verordening. Daarnaast moet de Commissie ten minste 18 maanden voor de datum van toepassing van deze verordening uitvoeringshandelingen vaststellen die voorzien in de modelformulieren voor de presentatie van de informatie die moet worden opgenomen in de lijst van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, die de lidstaten openbaar maken, alsook de modelformulieren voor de zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan. Die uitvoeringshandelingen moeten uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening van toepassing zijn.
- (78)
Ter wille van een soepele overgang voor fokkersorganisaties, fokkerij-organisaties, fokkersverenigingen, privéondernemingen of andere organisaties of verenigingen die met of zonder tijdsbeperking zijn goedgekeurd of erkend krachtens de bij deze verordening ingetrokken rechtshandelingen en voor de door die operatoren uitgevoerde fokprogramma's, moeten die operatoren en hun fokprogramma's als overeenkomstig deze verordening erkend of goedgekeurd worden beschouwd. Bijgevolg hoeven deze operatoren de in deze verordening vervatte procedures voor erkenning, voor goedkeuring en voor kennisgeving van de uitbreiding van het geografische gebied naar andere lidstaten, niet te doorlopen, hoewel de overige bepalingen van deze verordening wel op hen van toepassing moeten zijn. De lidstaten moeten erop toezien dat die operatoren voldoen aan alle voorschriften van deze verordening, met name door hen aan op risico gebaseerde officiële controles te onderwerpen. In geval van niet-naleving moeten de bevoegde autoriteiten erop toezien dat die operatoren de nodige maatregelen treffen om een einde te maken aan die niet-naleving en moeten zij, indien noodzakelijk, de erkenning van die operatoren of de goedkeuring van hun fokprogramma schorsen of intrekken.
- (79)
De Commissie heeft recentelijk een voorstel voor een nieuwe verordening inzake officiële controles en andere officiële activiteiten goedgekeurd. Bij die nieuwe verordening zullen Verordening (EG) nr. 882/2004, Richtlijn 89/608/EEG van de Raad (49), Richtlijn 90/425/EEG van de Raad (50), en de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG worden ingetrokken. Ook zullen in die nieuwe verordening sommige van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 882/2004 en van de genoemde richtlijnen met de nodige aanpassingen worden overgenomen. Het is echter niet de bedoeling dat het fokken van dieren ook binnen het toepassingsgebied van die nieuwe verordening zal vallen. In afwachting van de intrekking van de Richtlijnen 89/608/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG en 97/78/EG door die nieuwe verordening moeten ter wille van de juridische duidelijkheid en de rechtszekerheid de verwijzingen naar ‘zoötechnisch’ uit de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG worden geschrapt; die wijziging is niet nodig voor de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG. De Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG moeten dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (80)
Tot de datum van toepassing van artikel 110 van Verordening (EU) 2016/429 moeten stamboekverenigingen die goedgekeurde fokprogramma's met raszuivere fokpaarden en -ezels uitvoeren, identificatiedocumenten voor die raszuivere fokdieren kunnen blijven afgeven overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 90/427/EEG.
- (81)
Deze verordening moet met ingang van de eerste dag van de achtentwintigste maand na de datum van inwerkingtreding ervan van toepassing worden,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 226 van 16.7.2014, blz. 70.
Standpunt van het Europees Parlement van 12 april 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 mei 2016.
Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36).
Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30).
Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55).
Richtlijn 91/174/EEG van de Raad van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de Richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PB L 85 van 5.4.1991, blz. 37).
Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66).
Richtlijn 2009/157/EG van de Raad van 30 november 2009 betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 1).
Richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PB L 167 van 26.6.1987, blz. 54).
Richtlijn 90/118/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 34).
Richtlijn 90/119/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 36).
Besluit 77/505/EEG van de Raad van 25 juli 1977 tot instelling van een Permanent Zoötechnisch Comité (PB L 206 van 12.8.1977, blz. 11).
Besluit van de Raad 93/626/EEG van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1).
Besluit 2014/283/EU van de Raad van 14 april 2014 tot sluiting namens de Europese Unie van het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biodiversiteit (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 231).
Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 59).
Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 inzake overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde rechtshandelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
Beschikking 96/463/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot aanwijzing van de referentie-instantie die verantwoordelijk is voor de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten (PB L 192 van 2.8.1996, blz. 19).
Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).
Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Beschikking 84/247/EEG van de Commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere fokrunderen bijhouden of instellen (PB L 125 van 12.5.1984, blz. 58).
Beschikking 84/419/EEG van de Commissie van 19 juli 1984 tot vaststelling van de criteria voor inschrijving in de rundveestamboeken (PB L 237 van 5.9.1984, blz. 11).
Beschikking 89/501/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van en het toezicht op fokkersverenigingen en fokkerijgroeperingen die stamboeken voor raszuivere fokvarkens bijhouden of instellen (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 19).
Beschikking 89/502/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving van raszuivere fokvarkens in de stamboeken (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 21).
Beschikking 89/504/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van en het toezicht op fokkersverenigingen, fokkerijgroeperingen en privéondernemingen die registers voor hybride fokvarkens bijhouden of instellen (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 31).
Beschikking 89/505/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving van hybride fokvarkens in de registers (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 33).
Beschikking 89/507/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van methoden inzake prestatie-onderzoek en bepaling van de fokwaarde van raszuivere en hybride fokvarkens (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 43).
Beschikking 90/254/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen van fokkers die stamboeken voor raszuivere fokschapen en -geiten bijhouden of instellen (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 30).
Beschikking 90/255/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van criteria voor de inschrijving van raszuivere fokschapen en -geiten in de stamboeken (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 32).
Beschikking 90/256/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 houdende vaststelling van methoden inzake prestatie-onderzoek en beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 35).
Beschikking 90/257/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van criteria voor de toelating van raszuivere fokschapen en -geiten tot de fokkerij en voor het gebruik van sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 38).
Beschikking 92/353/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen die stamboeken voor geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen (PB L 192 van 11.7.1992, blz. 63).
Beschikking 96/78/EG van de Commissie van 10 januari 1996 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving en de registratie van paardachtigen in de stamboeken voor de fokkerij (PB L 19 van 25.1.1996, blz. 39).
Beschikking 2006/427/EG van de Commissie van 20 juni 2006 houdende vaststelling van methoden inzake prestatieonderzoek en van methoden voor de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokrunderen (PB L 169 van 22.6.2006, blz. 56).
Beschikking 92/354/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor de coördinatie tussen organisaties en verenigingen die stamboeken van geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen (PB L 192 van 11.7.1992, blz. 66).
Beschikking 89/503/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van het certificaat voor raszuivere fokvarkens en voor sperma, eicellen en embryo4s daarvan (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 22).
Beschikking 89/506/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van het certificaat voor hybride fokvarkens en voor sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 34).
Beschikking 90/258/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 houdende vaststelling van het zoötechnisch certificaat voor raszuivere fokschapen en -geiten en voor sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 39).
Beschikking 96/79/EG van de Commissie van 12 januari 1996 tot vaststelling van de fokkerijcertificaten voor sperma, eicellen en embryo's van geregistreerde paardachtigen (PB L 19 van 25.1.1996, blz. 41).
Beschikking 96/509/EG van de Commissie van 18 juli 1996 tot vaststelling van genealogische en zoötechnische voorschriften voor de invoer van sperma van bepaalde dieren (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 47).
Beschikking 96/510/EG van de Commissie van 18 juli 1996 tot vaststelling van de stamboek- en fokkerijcertificaten voor de invoer van fokdieren en van sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53).
Beschikking 2005/379/EG van de Commissie van 17 mei 2005 betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 125 van 18.5.2005, blz. 15).
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PB L 59 van 3.3.2015, blz. 1).
Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34).
Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).