Rb. Arnhem, 28-12-2005, nr. 125609 / HA ZA 05-627
ECLI:NL:RBARN:2005:AV7040
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
28-12-2005
- Magistraten
mr. R.J.B. Boonekamp
- Zaaknummer
125609 / HA ZA 05-627
- LJN
AV7040
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Vermogensrecht (V)
Staatsrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2005:AV7040, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 28‑12‑2005
Uitspraak 28‑12‑2005
mr. R.J.B. Boonekamp
Partij(en)
Vonnis van 28 december 2005
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. W.A.K. Rank te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. J. Braaksma te Den Haag.
Partijen zullen hierna Dexia en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het incidenteel vonnis van 13 juli 2005
- —
de conclusie van antwoord.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1
[gedaagde] heeft op 15 december 1999 een effectenlease-overeenkomst gesloten met (een rechtsvoorganger van) Dexia. Bij brief van 11 december 2002 heeft de echtgenote van [gedaagde] aan Dexia laten weten dat zij de nietigheid daarvan inroept, omdat de overeenkomst in strijd met het bepaalde in art. 1:88 BW niet met haar toestemming tot stand is gekomen.
2.2
Bij brief van 8 februari 2003 heeft [naam gemachtigde] als gemachtigde van [gedaagde] en zijn echtgenote aan Dexia verzocht om een inhoudelijke reactie op de ingeroepen vernietiging van de overeenkomst. In die brief heeft zij voorts het volgende verzoek gedaan:
‘5
Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) heeft de heer [gedaagde] recht op inzage in en afschrift van alle door u verwerkte persoonsgegevens die op hem betrekking hebben. Voorts heeft de heer [gedaagde] recht op informatie over de herkomst van deze gegevens en het doel waarmee u tot het verwerken van zijn gegevens bent overgegaan. Ik verzoek u dan ook op korte termijn de heer [gedaagde] inzage in en afschrift van alle door u verwerkte gegevens te doen toe komen, zowel die verwerkingen die plaatsvonden vóórafgaand aan de vernietigde overeenkomst als latere gegevens. Voorts verzoek ik u alle informatie te verstrekken aan de heer [gedaagde] omtrent de herkomst en het doel van deze gegevensverwerking. Hieronder valt tevens het door u bij de heer [gedaagde] gehanteerde consumentenprofiel.’
2.3
Dexia heeft [gedaagde] bij brief van 4 september 2003 in antwoord op dit verzoek een algemene opsomming gegeven van doeleinden waarvoor zij zijn persoonsgegevens verzamelt en verwerkt en van de mogelijke (categorieën van) ontvangers van die gegevens. Ook heeft Dexia in haar brief de mogelijke bronnen van herkomst van de persoonsgegevens vermeld. Dexia heeft haar brief vervolgd met:
‘Wij hebben van u de volgende persoonsgegevens:
Relatiegegevens:
- •
Uw naam: de heer [gedaagde]
- •
Relatienummer: [nummer]
- •
Naam van uw partner: [naam partner]
- •
Geboortedatum: [geboortedatum]
- •
Uw burgerlijke staat: gehuwd
- •
Ingezetene Nederland: ja
- •
Particuliere cliënt: ja
- •
Sofi-nummer: [nummer]
- •
Bankrekeningnummer: [nummer]
- •
Adres cliënt: [adres]
- •
Postcode cliënt: [postcode]
- •
Woonplaats cliënt: [woonplaats]
- •
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
- •
Mailcode: geen bijzonderheden
- •
BKR status: A codering (per 2 juli 2003)
De volgende effectenlease-overeenkomst staat op uw naam geregistreerd:
Naam overeenkomst Contractnr.
WinstVerDriedubbelaar [nummer]
Overige gegevens:
- •
Gegevens met betrekking tot lopende en/of verrichte transacties en additionele gegevens verkregen door rechtstreeks contact
- •
Correspondentie van en met cliënt.’
2.4
In reactie hierop is op 28 september 2003 namens [gedaagde] aan Dexia geschreven dat het overzicht onvolledig is, dat ten onrechte geen kopie van het dossier van [gedaagde] is afgegeven en dat informatie ontbreekt over de manier en het moment waarop Dexia aan de gegevens is gekomen alsmede over de gegevens die aan derden zijn verstrekt en het moment waarop dat is gebeurd. Ook is in die brief opgemerkt dat gegevens over het door Dexia naar de financiële situatie van [gedaagde] gedane onderzoek en vermelding van de ‘Overige gegevens’ die volgens het overzicht aanwezig zouden zijn ontbreken. Dexia is gesommeerd deze informatie en afschriften alsnog te verstrekken en daarnaast verzocht de door Dexia veroorzaakte registratie van [gedaagde] bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel ongedaan te maken.
2.5
In haar brief van 30 oktober 2003 heeft Dexia (onder meer) aangegeven dat [gedaagde] inmiddels een overzicht van alle bij Dexia bekende persoonsgegevens heeft ontvangen en dat niet van alle gegevens een kopie zal worden verstrekt.
2.6
Op 2 december 2003 heeft de Geschillencommissie Bankzaken (GCB) een namens [gedaagde] ingevuld klachtenformulier ontvangen met betrekking tot de reacties van Dexia op het Wbp-verzoek. In een later stadium van de klachtprocedure zijn de partijen overeengekomen hun geschil bij wege van bindend advies door de GCB te laten beslechten. In het bindend advies van de GCB van 4 februari 2005, dat aan de betrokkenen is verzonden op 10 februari 2005, is [gedaagde] overwegend in het gelijk gesteld.
2.7
Op de behandeling van klachten door de GCB is het reglement van de GCB van toepassing. Art. 25 lid 2 daarvan luidt:
‘Het geschil kan evenwel binnen twee maanden na ontvangst van het bindend advies door partijen, in volle omvang en met terzijde lating van het bindend advies door de bank aan de gewone rechter worden voorgelegd, indien het een geschil betreft met een financieel belang beneden € 60.000,--, waarvan de bank naar het oordeel van de gewone rechter aannemelijk maakt dat de uitspraak zo principieel moet worden geacht, dat het daarmee gemoeide belang voor de bank en/of de bedrijfstak in haar algemeenheid, de grens van € 500.000,-- zal overschrijden. De voor de consument met deze procedure en eventuele vervolgprocedures samenhangende kosten voor rechtsbijstand en de proceskosten komen voor rekening van de bank.
Bovendien betaalt de bank ongeacht de uitspraak van de gewone rechter de door de commissie aan de consument toegekende vergoeding, mits de consument bereid is in deze procedure(s) als partij op te treden. Is de consument daartoe niet bereid, dan wordt het advies geacht niet bindend te zijn en is de bank niet gehouden de uitspraak van de commissie gestand te doen en kan in afwijking van het bepaalde in het derde lid geen beroep op de nakomingsgarantieregeling van de NVB worden gedaan.’
3. De vordering en de beoordeling daarvan
3.1
De vorderingen van Dexia zijn in het vonnis van 13 juli 2005 vermeld. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] gesteld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank daarover.
3.2
Het bindend advies is op 10 februari 2005 aan de partijen verzonden. Dexia heeft de onderhavige procedure binnen twee maanden na de ontvangst van het advies aanhangig gemaakt. Op grond van haar stellingen is voldoende aannemelijk dat het financiële belang van de onderhavige zaak minder is dan € 60.000,00 en dat het gaat om een voor Dexia en haar bedrijfstak principiële kwestie waarmee alleen al voor Dexia een financieel belang is gemoeid van meer dan € 500.000,00. Voorts heeft Dexia gesteld dat zij de kosten voor rechtsbijstand en de proceskosten van [gedaagde] voor haar rekening zal nemen. Daarmee is aan de vereisten zoals vermeld onder 2.13 voor het terzijde laten van het bindend advies van de GCB en het in volle omvang voorleggen van het geschil aan de rechtbank voldaan en wordt toegekomen aan beoordeling van de primaire vordering van Dexia. Die strekt tot een verklaring voor recht dat zij heeft voldaan aan art. 35 Wbp door het overzicht van 4 september 2003 aan [gedaagde] te versturen en een verklaring voor recht dat zij op rechtmatige wijze verdere inzage aan [gedaagde] heeft geweigerd.
3.3
Kern van het geschil betreft dan ook de vraag waartoe art. 35 Wbp Dexia, in het licht van het verzoek van [gedaagde], verplicht. Daarbij moet worden vooropgesteld dat de Wbp een uitvloeisel is van de het in art. 10 van de Grondwet neergelegde grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De Wbp levert aan de invulling daarvan een bijdrage op het gebied van de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens en vervat de Nederlandse implementatie van de richtlijn 95/46/EG van 23 november 1995 (PbEG L 281; hierna kortweg de Richtlijn). Het hier relevante uitgangspunt van de Wbp is dat iedereen in de gelegenheid moet zijn om na te kunnen gaan waar gegevens over hem zijn vastgelegd en worden verwerkt. Art. 35 Wbp als de uitwerking van art. 10 lid 3 van de Grondwet, schept die gelegenheid. De (hier relevante) leden 1 en 2 van art. 35 Wbp luiden:
‘1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
2. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieën van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.’
Door middel van de op deze wijze te verkrijgen duidelijkheid kan een betrokkene vervolgens opkomen tegen een eventuele onrechtmatige vastlegging of verwerking van zijn persoonsgegevens (art. 36 Wbp). Persoonsgegevens worden in art. 1 onder a Wbp gedefinieerd als
‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.’
Onder de verwerking van persoonsgegevens verstaat de Wbp in art. 1 onder b
‘elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.’
Art. 2 lid 1 Wbp regelt de reikwijdte van de wet (voor zover hier van belang), door te bepalen:
‘Deze wet is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede de niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.’
Het in in dit artikellid genoemde begrip bestand wordt in art. 1 onder c Wbp als volgt gedefinieerd:
‘elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen.’
3.4
Op grond van de tekst van deze wetsbepalingen, bezien in het licht van de parlementaire geschiedenis, moet worden geconcludeerd dat Dexia met haar brief van 4 september 2003 gedeeltelijk heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van art. 35 lid 2 Wbp. Met betrekking tot de doeleinden van de gegevensverwerking geldt dat zij deze aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt en tot meer dan dat was zij niet gehouden. Hetzelfde geldt voor de opsomming van de ontvangers en categorieën van ontvangers van die gegevens: met het verstrekken daarvan is aan dit onderdeel van voornoemd artikel voldaan. Over de herkomst van de gegevens verplicht de wet Dexia alleen de beschikbare informatie op verzoek aan een betrokkene te verstrekken. Waar is gesteld noch gebleken dat Dexia op dit punt over meer informatie beschikt dan in het overzicht is opgenomen, moet worden geoordeeld dat zij ook hier aan haar wettelijke verplichting heeft voldaan. Aan de in art. 35 lid 2 Wbp vermelde ‘categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft’ is door Dexia niet afzonderlijk aandacht besteed, maar gelet op de genoemde doeleinden van de verwerking moet worden aangenomen dat alle door Dexia in het overzicht opgenomen persoonsgegevens van [gedaagde] worden verwerkt. Dat volgt logischerwijs reeds uit de in de definitie van verwerking van persoonsgegevens van art. 1 onder b Wbp vermelde handelingen en de niet vermelding hiervan in de kennisgeving aan [gedaagde] is in zoverre niet in strijd met art. 35 lid 2 Wbp.
3.5
Anders ligt het met betrekking tot het door Dexia te geven ‘volledig overzicht’ van de persoonsgegevens van [gedaagde]. Voor een deel heeft zij met de in de brief van 4 september 2003 gegeven opsomming aan die verplichting voldaan: de relatiegegevens, waaronder de contractgegevens, zijn in begrijpelijke taal aan [gedaagde] meegedeeld en in zoverre voldoet het overzicht aan de eisen van de wet. De door Dexia in haar brief vermelde ‘overige gegevens’ en de daaronder door Dexia gegeven omschrijving voldoen echter niet aan het vereiste van volledigheid en begrijpelijkheid. Op grond van die omschrijving moet het ervoor worden gehouden dat er nog meer persoonsgegevens van [gedaagde] door Dexia worden verwerkt in de zin van art. 1 onder b Wbp. Dat het gaat om persoonsgegevens zoals gedefinieerd in art. 1 onder a Wbp volgt reeds uit vermelding ervan in het vervaardigde overzicht. Op grond van het feit dat zij die gegevens heeft opgenomen in het door haar vervaardigde overzicht moet het ervoor worden gehouden dat het gaat om gegevens die zijn opgenomen in een bestand zoals bedoeld in art. 1 onder c Wbp, die (dus) onder de reikwijdte van deze wet vallen. Immers, met betrekking tot dát overzicht heeft zij een verklaring voor recht gevorderd dat het aan de eisen van art. 35 Wbp voldoet, waaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat zijzelf die mening is toegedaan. De bedoelde overige gegevens behoren dan ook duidelijker gespecificeerd in het overzicht te worden opgenomen.
3.6
De toelichting op deze ‘overige gegevens’ die Dexia in de dagvaarding (in nr. 74) heeft gegeven, doet aan het voorgaande niet af. In zijn huidige vorm bevat het overzicht een aanwijzing dat er nadere persoonsgegevens worden verwerkt zonder dat daaromtrent voldoende duidelijkheid wordt verschaft. Voor zover het naar het oordeel van Dexia gaat om gegevens die geen persoonsgegevens zijn — vanwege de aard van die gegevens of omdat zij niet in een bestand in de zin van de Wbp zijn opgenomen — zal zij dat in (haar toelichting op) het overzicht tot uitdrukking moeten brengen.
3.7
Overigens geldt dat op Dexia uit hoofde van art. 35 lid 2 Wbp niet de verplichting rust [gedaagde] een kopie te verstrekken van alle stukken of overige gegevensdragers waarin de persoonsgegevens van [gedaagde] zijn opgenomen. Dat geldt in ieder geval voor gegevens waarover [gedaagde] reeds beschikt omdat Dexia hem van een exemplaar daarvan in het bezit heeft gesteld. Maar ook in de andere gevallen volstaat in beginsel de toezending van een volledig en begrijpelijk overzicht van de ten aanzien van hem verwerkte persoonsgegevens. Uit de tekst van art. 35 lid 2 Wbp noch uit de tekst van de Europese richtlijn waarvan deze wet de uitwerking is noch uit de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de Wbp is een verdergaande verplichting af te leiden. Voor het met het recht op kennisneming te bereiken doel — kennisneming en controle van de verwerkte persoonsgegevens met het oog op eventuele verwijdering en/of correctie daarvan — valt niet in te zien dat het verstrekken van een kopie steeds nodig is.
3.8
Op grond van het voorgaande zijn de gevorderde verklaringen voor recht niet toewijsbaar. Hetgeen Dexia overigens nog heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer
3.9
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1
wijst de vorderingen af,
4.2
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 244,00 voor vastrecht en op € 452,00 voor salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2005.