Rb. Arnhem, 10-09-2008, nr. 163124 / HA ZA 07-1849
ECLI:NL:RBARN:2008:BF0279
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
10-09-2008
- Zaaknummer
163124 / HA ZA 07-1849
- LJN
BF0279
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2008:BF0279, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 10‑09‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JE 2008, 519
JOR 2008/308 met annotatie van mr. drs. C.M. Grundmann-van de Krol
Uitspraak 10‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Zorgplicht bank; Safe Haven problematiek
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163124 / HA ZA 07-1849
Vonnis van 10 september 2008
in de zaak van
de stichting
STICHTING ARCANIST,
gevestigd te Vlissingen,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Bos, te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK OOST BETUWE U.A.,
gevestigd te Bemmel, gemeente Lingewaard,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Bosnak, te Arnhem.
Partijen zullen hierna Arcanist en de bank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 maart 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Arcanist is een stichting waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte. Zij heeft als doel het behartigen van de belangen van benadeelden van “Triple Plus” en “Plentium Trust N.V.”.
2.2. Op 18 februari 2000 is de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woonzeker Hypotheken B.V. (verder: WZH) opgericht.
2.3. WZH heeft in de loop van het jaar 2000 de “Woonzeker hypotheek PLUS” (verder: de WZH-plus) ontwikkeld, een hypothecaire lening met een verzekerings- en een beleggingscomponent.
2.4. In april 2000 heeft de bank WZH ten behoeve van haar bedrijfsvoering een financiering verstrekt van NLG 50.000,00. Op verzoek van WZH heeft de bank de krediet¬faciliteiten verruimd, voor het laatst omstreeks november 2000.
2.5. Op 18 oktober 2000 is de rechtspersoon naar het recht van Zwitserland Triple Plus GmbH (verder: Triple) opgericht. De bestuurders van Triple waren dezelfde als die van WZH, aangevuld met een natuurlijk persoon uit Zwitserland.
2.6. Ten behoeve van de beleggingscomponent van de WZH-plus is WZH medio oktober 2000 een overeenkomst aangegaan met Triple. Triple is op haar beurt op 24 oktober 2000 een over¬eenkomst aangegaan met “bankvolmachtgever” “MM Immobiliën Consulting” (verder: MM). De overeenkomst zag op het door Triple op de Nederlandse markt verkopen van beleg¬gingen. MM was geen bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) geregistreerde ver¬mo¬gensbeheerder en mocht geen ver¬mo¬gensbeheersdiensten aanbieden op de Nederlandse markt.
2.7. De beleggingen via Triple zouden plaatsvinden door het verzamelen van particulier ingelegde gelden tot ‘pools’ van $ 1.000.000. Triple gaf een kapitaalgarantie en garandeerde voorts een rendement van 5,9% per jaar. De pools van $ 1.000.000 zouden worden ingebracht in een hoger renderende pool van $ 10.000.000 met een rendement van 2% per maand.
2.8. Contactpersoon van WZH bij de bank [(naam)]he[(naam)])]
In een door [(naam)] onder ede afgelegde verklaring staat het volgende:
Ik ben tot mei 2002 in dienst geweest bij Rabobank Overbetuwe. […] Sinds medio augustus 2000 was ik relatiebeheerder van WZH. WZH bemiddelde bij hypotheekverstrekkingen en verzekeringen en combinaties daarvan. WZH bemiddelde toen nog niet bij beleggingen. Eind oktober 2000 is WZH daarmee begonnen. De directeuren […] hadden dit aan mij al verteld tijdens het kennismakings¬gesprek in augustus 2000. Zij hebben dit toen niet in detail uit doeken gedaan en in het algemeen verteld dat ze met een uniek product kwamen waarmee de woonlasten zouden dalen. Zij vertelden toen dat de overwaarde van de huizen van cliënten zou worden belegd tegen een gegarandeerd rendement van 5.9% of 6,0% per jaar. Later in oktober 2000 vertelden zij hierover meer. Zij vertelden dat een hoger rendement van ik geloof 2% per maand mogelijk was als er geld werd verzameld in een pool. Dit zou gaan via een Zwitserse rechtspersoon genaamd MM Immobilien. […] De rol van WZH was een bemiddelende. Zij trok het geld aan van de Nederlandse markt.
2.9. Directeur van de bank was [de dir[de directeur] Arcanist heeft een ongetekend schrif¬telijk stuk overgelegd met een ten overs[(naam)], controller bij de bank, op 23 mei 2001 afgelegde verklaring van [de directeur] De bank heeft niet betwist dat deze verklaring daadwerkelijk afkomstig is van [de directeur] Daarin staat, voor zover hier van belang:
In november 2000 (voor zover ik kan nagaan was dit 2 november) is het bezoek geweest aan de ondernemers […] In het gesprek kwam naar voren dat men hypotheken verkocht en de overwaarde wordt gebruikt om te beleggen om daarmee bij einde looptijd hypotheek de lening af te lossen. […]
Desgevraagd over de aanvraag in de KC [kennelijk: Kredietcommissie; de rechtbank] van 23 november 2000 herinner ik me geen bijzonderheden. […] Desgevraagd zijn er bij mij geen bellen gaan rinkelen, gelet op de toelichting over de gegarandeerde rendementen uit de beleggings¬hypo¬theek, en garantie van het ingelegde kapitaal. Ook niet de 6% voor cliënten en 12*0,5% voor Triple Plus, totaal 12% dus. Nu we meer weten over deze zaak ligt dat natuurlijk anders, dan lees ik het anders.
2.10. In november of december 2000 is door WZH en Triple een “proefpool” gestart, met $ 250.000 inleg, die via WZH en Triple en MM zou meedraaien in een mondiale pool van $ 10.000.000.
2.11. Op 28 november 2000 heeft WZH in verband met het verzoek om de krediet¬fa¬ci¬li¬tei¬ten verder te verhogen een faxbericht gestuurd aan de bank t.a.v. [(naam)] met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
Wij hebben inmiddels voor Triple Plus een pool vol, weliswaar een kleine pool van $ 250.000,- maar deze is bedoeld om de markt aan te tonen dat wij gelijk hebben. Per maart a.s. ontvangen deze klanten de eerste 6% rentebetaling. Er staat inmiddels weer een aantal klanten te wachten om deel te nemen. Moeten wij nu stoppen met zaken doen? Wordt de kraan dicht gedraaid of hoe zit het?
2.12. Vanaf december 2000 zijn door particuliere afnemers van de WZH-plus (verder: (de) particulieren) stortingen gedaan (al dan niet met tussenkomst van notarissen) op de rekening-courant van WZH bij de bank. Tot 7 mei 2001 zijn door particulieren drie stortingen gedaan met een totaalbedrag van NLG 155.000,00.
2.13. Begin februari 2001 heeft de bank voor Triple een betalingsrekening geopend. Ook op deze rekening hebben particulieren stortingen gedaan. De eerste storting op deze reke¬ning is op 23 februari 2001 verricht en bedroeg NLG 50.000,00. De volgende drie stortingen van particulieren op de rekening van Triple ten bedrage van respectievelijk NLG 50.000, NLG 100.000 en NLG 100.000 vonden op 5, 14 en 21 maart 2001 plaats. Tot en met 7 mei 2001 zijn er door particulieren achttien stortingen gedaan op de rekening van Triple bij de bank, met een totaalbedrag van NLG 1.369.991,00.
2.14. De Bank is in maart 2001 een onderzoek gestart naar WZH en Triple. Aanleiding voor dit onderzoek was een nieuwe aanvraag voor financierings¬uitbreiding door WZH, waarbij als zekerheid een financiële constructie werd aangeboden die de bank als onge¬bruikelijke trans¬actie aanmerkte en waarvan zij een zogenaamde MOT-melding heeft gedaan. De bank heeft in verband met dit onderzoek gesproken met De Nederlandse Bank (DNB) en de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). DNB en STE waren op dat moment ook een onderzoek gestart. In mei 2001 hadden DNB en STE nog niet vastgesteld dat WZH en Triple voor hun activiteiten vergunningplichtig waren of dat zij de wet overtraden. De bank heeft de uit¬komsten van het onderzoek van DNB en STE niet afgewacht. Zij heeft op basis van haar eigen onderzoek de relatie met WZH en Triple bij brief van 7 mei 2001 beëindigd. Alle boekingen van derden op de rekeningen van WZH en Triple na die datum zijn door de bank aan die derden teruggeboekt.
2.15. WZH is op 22 juni 2001 in staat van faillissement verklaard door de rechtbank te Arnhem. Triple is sinds 14 december 2001 ontbonden en verkeert in liquidatie.
2.16. De bank is achteraf met hulp van Rabobank Nederland een intern onderzoek gestart, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een “Verslag Bijzonder Onderzoek Woonzeker Hypotheken BV” (verder: het interne verslag), opgesteld door ing. [(naam)] voornoemd. In het interne verslag staan onder andere de volgende passages:
- In hoofdstuk 3.2 Bevindingen, paragraaf 3.2.1. Informatie financieringsaanvraag September 2000, onder het kopje Ontwikkeling beleggingsproduct:
In augustus 2000 is de bank benaderd door Woonzeker Hypotheken BV voor een financierings¬uitbreiding in verband met een actieve doorstart in hypotheekbemiddeling. […]
In de toelichting bij de opgestelde financieringsaanvraag is door de Bedrijvenadviseur ingegaan op het door Woonzeker Hypotheken BV in de markt zetten van een nieuw combiproduct met een gegarandeerd minimumrendement van 5,9% a 6% en een garantie van de kapitaalinleg. […]
Vastgesteld is dat sprake was van een ontwikkeling van een beleggingsproduct door het bedrijf, en tevens sprake was van een ‘beleggingsdepot’. Geconstateerd is dat dit geen aanleiding is geweest tot nader onderzoek en vragen over het product, de productkenmerken, rendementen en achterliggende constructie door de Bedrijvenadviseur, de afdeling Risicomanagement (bij de kredietbeoordeling) en door de leden van de Kredietcommissie (Algemeen Directeur, Manager Bedrijvenadvies, Teamcoördinator Risicomanagement). Ook is in het kredietverleningsproces in relatie tot het vermelde beleggingsdepot geen relatie gelegd met wettelijke regelgeving.
- in dezelfde paragraaf onder het kopje Toelichting financieel risico:
Verder is gebleken dat na de invoering van de beleggingscomponent de bank deze niet alsnog ter beoordeling heeft voorgelegd aan Rabobank Nederland.
- in dezelfde paragraaf onder het kopje Wettelijke regelgeving:
Tijdens het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat vanaf het moment dat de bank kennis had genomen van (de ontwikkeling van) het beleggingsproduct tot de opzegging van de bankrelatie per mei 2001 geen relatie is gelegd met wettelijke regelgeving, dan wel is nagegaan of de relatie Woonzeker Hypotheken BV (en later ook Triple Plus GmbH) beschikte over de vereiste vergunningen van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en De Nederlandsche Bank (DNB) om dit beleggings¬product te voeren c.q. ter zake daarvan wervingsactiviteiten te ontplooien c.q. mogelijk te handelen als beleggingsinstelling (Wet op de Beleggingsinstellingen).
- in hetzelfde hoofdstuk, paragraaf 3.2.7. Financiële transacties via de bank onder het kopje Vergunning STE en DNB:
Vastgesteld is dat zowel Woonzeker Hypotheken BV (tevens debetrelatie van de bank) als Triple Plus GmbH een directe betrokkenheid hebben gehad bij het bedrijfsmatig aantrekken dan wel ter beschik¬king krijgen van gelden van particulieren dan wel ter zake bemiddelen. Beide ondernemingen be¬schik¬ken niet over de vereiste vergunningen van de STE en DNB.
Gebleken is dat dit door geen van de bij het onderzoek betrokken medewerkers is onderkend. Ook is bij de bank, als professionele (financieel) dienstverlener, niet onderkend dat sprake was van activiteiten die alleen uitgevoerd mogen worden door bedrijven die als beleggingsinstelling opereren, waarbij wordt voldaan aan wettelijke regelgeving.
3. Het geschil
3.1. Arcanist vordert samengevat - verklaring voor recht dat de bank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Arcanist en/of dat de bank onrechtmatig jegens Arcanist heeft gehandeld, met veroordeling van de bank in de kosten.
3.2. Ter comparitie heeft Arcanist verklaard dat zij de vordering om voor recht te verklaren dat de bank toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Arcanist laat vallen.
Door Arcanist is voorts verklaard dat in de gevorderde verklaring voor recht dat de bank onrechtmatig jegens Arcanist heeft gehandeld het woord “Arcanist” gelezen moeten worden als “de beleggers die vertegenwoordigd worden door de Stichting Arcanist” (verder: de beleggers). De bank heeft verklaard de gevraagde verklaring voor recht inderdaad ook in die zin te hebben opgevat. De rechtbank zal de vordering derhalve ook in die zin opvatten.
3.3. Arcanist stelt ter onderbouwing van haar vordering - kort gezegd - het volgende. De bank heeft de beleggingsactiviteiten van WZH en Triple mogelijk gemaakt door deze te facili¬teren door het ter beschikking stellen van een bankrekening. De bank was, aldus Arcanist, in ieder geval vanaf oktober 2000 op de hoogte van de beleggingsactiviteiten van WZH en Triple. Op dat moment had de bank moeten onderzoeken of die activiteiten mogelijk in strijd waren met de Wet Toezicht effectenverkeer (Wte) en de activiteiten niet “op zijn beloop mogen laten”. Dat laatste had zij in ieder geval niet meer mogen doen vanaf het moment dat er gelden van beleggers werden gestort op de rekeningen van WZH en Triple. Nu zij op die momenten geen onderzoek heeft gedaan en niet heeft ingegrepen, heeft de bank jegens de beleggers gehandeld in strijd met de zorg¬plicht die haar bijzondere maatschappelijke positie met zich brengt en daarmee onrechtmatig. Arcanist stelt voorts dat de maatschappelijke zorgplicht van de bank meebrengt dat de bank de beleg¬gers al gedurende het door haar ingestelde onderzoek had moeten wijzen op de gerezen twijfels, zodat zij in eerder stadium schadebeperkende maatregelen hadden kunnen nemen. Ook dit levert een onrechtmatige daad op van de bank.
3.4. De bank voert verweer. Zij betwist dat zij in oktober 2000 op de hoogte was van beleggingsactiviteiten van WZH en Triple. Zij stelt dat haar bekendheid op dit punt niet verder ging dan dat zij in november wist dat WZH voornemens was dergelijke activiteiten te gaan ontplooien. Ten aanzien van Triple bestond de bekendheid met dit voornemen niet eerder dan op het moment, in februari 2001, dat zij bij de bank verzocht een rekening voor haar te openen. Pas vanaf 14 maart 2001 zijn er met enige regelmaat grote bedragen op die rekening gestort. In die¬zelfde maand is de bank haar onderzoek begonnen. Zeker nu DNB en STE op dat moment ook een onderzoek waren begonnen naar de activiteiten van WZH en Triple, maar pas ruime tijd na mei 2001 hebben vastgesteld dat WZH en Triple de wet overtraden, kan de bank niet verweten worden dat zij het handelen van beide vennootschappen op haar beloop heeft gelaten. Van onrechtmatig handelen is, aldus de bank, dan ook geen sprake.
De bank betwist voorts, met verwijzing naar r.ov. 6.4.2 van het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2005 (NJ 2006, 289; “Safe Haven”), dat haar zorgplicht zou meebrengen dat zij de beleggers ook al hangende het onderzoek had moeten waarschuwen.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet in geding is dat Arcanist een stichting is als bedoeld in het eerste lid van artikel 3:305a BW, dat zij getracht heeft het gevorderde in overleg met de bank te bereiken en dat haar vordering een vordering is als bedoeld in het derde lid van voornoemd artikel. Zij kan daarom in haar vordering worden ontvangen.
4.2. Arcanist stelt dat de bank haar zorgplicht jegens de beleggers heeft geschonden doordat zij, ondanks wat haar over de beleggingsactiviteiten van WZH en Triple bekend was, deze activiteiten is blijven “faciliteren”. Met ‘faciliteren’ bedoelt Arcanist in dit verband het ter beschikkingstellen/houden van de bankrekeningen. De bank functioneerde daarmee volgens Arcanist “als doorgeefluik c.q. draaischijf […] voor de overboeking van stortingen door beleggers naar het buitenland”.
4.3. De maat¬schap¬pe¬lijke functie van de bank brengt een bijzondere zorgplicht mee ten opzichte van derden, met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van wat in het maat¬schap¬pelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Daartoe behoort de omstandigheid dat de be¬pa¬lingen van de Wte, blij¬kens de wetsgeschiedenis, mede strekken ter bescherming van de be¬lan¬gen van de beleggers (Safe Haven). Beoordeeld moet worden of de door Arcanist aan¬gevoerde om¬stan¬digheden meebrengen dat de bank haar zorgplicht jegens de beleggers heeft geschonden.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat de zorgplicht van de bank jegens derden/beleggers haar in beginsel verplicht om maatregelen te nemen zodra zij daadwerkelijk weet dat zij met een bij haar aange¬houden bankrekening beleggingsactiviteiten faciliteert die in strijd zijn met de ter bescherming van beleggers strekkende wetgeving. Die maatregelen kunnen er, afhanke¬lijk van de omstandigheden en de bij de bank bekende informatie, mogelijk uit bestaan dat de dienstverlening aan degene die de beleggingsdiensten in strijd met de vergunningsplicht ontplooit wordt gestaakt. De rechtbank stelt echter vast dat gesteld noch gebleken is dat de bank op enig moment vóór het beëindigen van haar relatie met WZH en Triple op 7 mei 2001 daadwerkelijk heeft geweten dat de activiteiten van beide vennoot¬schappen in strijd met de Wte of anderszins onwettig waren.
4.5. Voorts volgt uit voornoemd Safe Haven arrest dat als uitgangspunt genomen kan worden dat zodra de bank zich realiseert dat zij met een bij haar aange¬houden bankrekening beleggings¬activiteiten faciliteert die “mogelijk” in strijd zijn met de Wte, de zorgplicht meebrengt dat zij nader onderzoekt of inderdaad sprake is van ongeoorloofde gedragingen.
In de onderhavige zaak is de bank in maart 2001 een onderzoek gestart naar de beleggings¬activiteiten van WZH en Triple (verder: het onderzoek) en heeft zij vervolgens maatregelen genomen door de relatie met beide vennootschappen op 7 mei 2001 te beëindigen en vanaf die dag de stortingen van derden op hun rekeningen ongedaan te maken.
Beoordeeld moet worden of de stelling van Arcanist juist is dat de bank gelet op voornoemd uitgangspunt al eerder een onderzoek had moeten opstarten.
4.6. De rechtbank stelt allereerst vast dat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat de bank vóórdat zij in maart 2001 tot het instellen van het onderzoek heeft besloten, zich heeft gerealiseerd dat de activiteiten van WZH en Triple mogelijk ongeoorloofd waren. Uit het in r.ov. 2.16 aangehaalde interne verslag, maar ook uit de stellingen van Arcanist zelf, volgt juist dat de bank zich dat niet (eerder) heeft gerealiseerd.
4.7. Voorts voert de bank aan dat zij niet heeft geweten en, totdat er vanaf 14 maart 2001 met enige regelmaat van particulieren afkomstige bedragen op de rekening van Triple werden gestort, ook niet hoefde te weten dat de rekeningen van WZH en Triple in verband met beleggingsactiviteiten werden gebruikt voor de overboeking naar het buitenland van stortingen door particulieren. Ook deze stelling houdt stand. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de bank dat wel wist of had moeten weten. Met name uit de in rov. 2.8 en 2.9 aangehaalde schriftelijke verklaringen van [(naam)] en Cremers en de inhoud van het in r.ov. 2.11 aangehaalde faxbericht van WZH van 28 november 2000 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de bank in verband met aanvragen tot bedrijfsfinanciering informatie had gekregen over de beleggingcomponent van het door WZH ontwikkelende product WZH-plus. Daaruit, noch uit de overige door Arcanist aangevoerde feiten en omstandigheden, blijkt echter dat de bank op enig moment vóór 14 maart 2001 op de hoogte was of had moeten zijn van de rol die de bij haar door WZH en Triple aangehouden bankrekeningen daarin vervulden.
4.8. Ten aanzien van de rekening van WZH overweegt de rechtbank dat deze rekening kennelijk tot december 2000 enkel werd gebruikt voor de reguliere bedrijfsvoering van WZH. De drie stortingen door particulieren in de periode december 2000 tot 7 mei 2001, met een totaalbedrag van NLG 155.000,00, brengen niet mee dat de bank had moeten weten dat de desbetreffende rekening ook werd gebruikt om stortingen van particulieren door te boeken. De bank heeft in dat verband terecht aangevoerd dat van haar niet verwacht mag worden dat zij alle rekeningen van haar klanten controleert en analyseert welke bedragen daarop worden overgemaakt. Dit geldt ook voor de rekening van Triple. Op basis van de aanvoerde feiten kan niet worden geconcludeerd dat de bank er niet in eerste instantie van mocht uitgaan dat deze in februari 2001 geopende rekening zou worden gebruikt voor het reguliere betalingsverkeer ten behoeve van de bedrijfsvoering. Op het moment dat het betalingsverkeer op die rekening zodanig was dat de bank mogelijk had moeten opmerken dat de desbetreffende rekening werd gebruikt om betalingen van particulieren door te boeken was zij het voornoemde onderzoek al gestart. Het gegeven dat de aanleiding voor dit onderzoek niet lag in het opmerken van de particuliere overboekingen maar in de in r.ov. 2.14 omschreven omstandigheden, is in dit verband irrelevant. Van verwijtbaar op zijn beloop laten van mogelijk onrechtmatige transacties door het ter beschikking houden van de bankrekeningen is geen sprake.
4.9. Voor zover Arcanist aanvoert dat ook het op andere wijze ‘faciliteren’ van WZH en Triple onrechtmatig is, wordt deze stelling verworpen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat uit de stellingen van Arcanist niet volgt dat dit verdere faciliteren meer omvatte dan het verlenen van bedrijfskrediet. Niet gesteld of gebleken is dat de bank betrokken was bij de ontwikkeling of het in de markt zetten van de WZH-plus.
Zoals overwogen is niet gebleken dat de bank vóór het beëindigen van haar relatie met WZH en Triple op 7 mei 2001 heeft geweten of had moeten weten dat die vennootschappen handel¬den in strijd met enige wettelijke bepaling. De rechtbank wijst er op dat ook de toezicht¬houdende instanties DNB en STE op die datum nog niet het standpunt hadden ingenomen dat WZH en Triple de wet hadden overtreden. Voorts kan in zijn algemeenheid niet gesteld worden dat de zorgplicht van een bank jegens derden met zich brengt dat zij onderzoekt of door haar gefinancierde bedrijven jegens derden onrechtmatig handelen. Dit is niet anders indien de bank weet dat het desbetreffende bedrijf beleggingsproducten aanbiedt aan particulieren. De door Arcanist naar voren gebrachte feiten en omstandigheden brengen niet met zich dat de bank jegens de beleggers die plicht ten aanzien van WZH en Triple wél had.
4.10. Arcanist heeft tenslotte nog aangevoerd dat de bank de beleg¬gers al gedurende het door haar ingestelde onderzoek had moeten wijzen op de gerezen twijfels, zodat zij in eerder stadium schadebeperkende maatregelen hadden kunnen nemen. Ook deze stelling wordt verworpen. De zorgplicht van een bank jegens derden/beleggers gaat in zijn algemeenheid niet zover dat zij al hangende een onderzoek (of daaraan voorafgaand) naar de rechtmatigheid van beleggingsactiviteiten van een van haar klanten en voordat zij weet of had moeten weten dat die activiteiten onrechtmatig zijn, haar relatie met die klant moet beëindigen of de derden/beleggers tegen die klant moet waarschuwen. Immers met een dergelijk optreden komen de te respecteren belangen van de desbetreffende klant in het geding en deze belangen van haar eigen klant zal de bank op grond van haar contractuele relatie in beginsel voorop moeten stellen. Door Arcanist zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die met zich kunnen brengen dat de bank in dit geval wel dergelijke stappen had moeten ondernemen.
4.11. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Arcanist wordt afgewezen.
4.12. Arcanist zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de bank worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 251,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.239,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Arcanist in de proceskosten, aan de zijde van de bank tot op heden begroot op EUR 1.239,31,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen, mr. M.J. Blaisse en mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2008.
coll. TvG