Rb. Amsterdam, 13-10-2008, nr. HA-RK 08.668
ECLI:NL:RBAMS:2008:BF8586
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-10-2008
- Magistraten
Mr. R.H.C. Jongeneel
- Zaaknummer
HA-RK 08.668
- LJN
BF8586
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2008:BF8586, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑10‑2008
Uitspraak 13‑10‑2008
Mr. R.H.C. Jongeneel
Partij(en)
Beschikking op het op 7 oktober 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift van:
de naamloze vennootschap DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaten mrs. J.J. Knol en mr. H.J. Sachse
welk verzoekschrift is gericht tegen:
het Nederlandse bijkantoor van de vennootschap naar buitenlandse recht LANDSBANKI ISLANDS HF,
gevestigd te Amsterdam,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam,
onder dossiernummer: 34254169,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam aan Gustav Mahlerplein 78 Ito tr.lle V,
gerekwestreerde,
advocaten: mrs. R.J. Abendroth, S. Jansen, B.C.G. Jennen en A. Anakhrouch,
Verzoekster wordt hierna DNB genoemd. Gerekwestreerde wordt Landsbanki genoemd.
Verloop van de procedure
Het verzoek is behandeld op een niet openbare terechtzitting als bedoeld in artikel 3:162 lid 2 Wet op het financieel toezicht (WFT) op 7 oktober 2008, welke is voortgezet op 9 oktober en 13 oktober 2008. Bij die gelegenheid heeft DNB het verzoekschrift toegelicht en heeft Landsbanki verweer gevoerd.
Gronden van de beslissing
1
DNB verzoekt de rechtbank de noodregeling uit te spreken ten aanzien van het Nederlandse bijkantoor van Landsbanki voor de duur van anderhalf jaar, met benoeming van een bewindvoerder en een rechter-commissaris.
Zij legt aan dit verzoek ten grondslag het bepaalde in de artikelen 3:160 en 3:202 WFT.
DNB legt aan het verzoek ten grondslag dat Landsbanki gestopt is met haar betalingen aan spaarders. Zij verkeert dus in acute liquiditeitsnood.
DNB acht toewijzing van het verzoek in het belang van de crediteuren.
2
Landsbanki heeft ter terechtzitting erkend dat er sprake is van een acuut liquiditeitsprobleem. Er zijn sinds maandag 6 oktober geen betalingen meer aan spaarders gedaan. Er is EUR 200 mln door spaarders opgevraagd.
Landsbanki betwist echter dat de WFT de bevoegdheid aan DNB toekent om de noodregeling te verzoeken, nu het gaat om een niets rechtspersoonlijkheid bezittend bijkantoor van de in Reykjavik (IJsland) gevestigde bank. Slechts de IJslandse centrale bank is tot een dergelijke maatregel bevoegd, aldus het bestuur van de Nederlandse vestiging van Landsbanki.
3
De rechtbank is van oordeel dat het acute liquiditeitsprobleem van Landsbanki vaststaat. Voor de bevoegdheid om een noodregeling te verzoeken heeft DNB twee bepalingen in de WFT aangevoerd, welke als volgt luiden:
Artikel 3:160 WFT
1
Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een kredietinstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft, tekenen van een gevaarlijke ontwikkeling vertoont en redelijkerwijs in die ontwikkeling geen verbetering te voorzien is, kan de rechtbank, binnen het rechtsgebied waarvan de kredietinstelling haar zetel heeft, op verzoek van de Nederlandsche Bank ten aanzien van de kredietinstelling in het belang van de gezamenlijke schuldeisers de noodregeling uitspreken.
2
Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een kredietinstelling zodanig is dat redelijkerwijs te voorzien is dat de kredietinstelling haar verplichtingen ter zake van de door haar verkregen gelden niet of slechts ten dele kan nakomen, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de kredietinstelling haar zetel heeft, op verzoek van de Nederlandsche Bank ten aanzien van de kredietinstelling in het belang van de gezamenlijke schuldeisers de noodregeling uitspreken.
Artikel 3:202 WFT
Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een in Nederland gelegen bijkantoor van een kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat die geen vergunning heeft, zodanig is dat te voorzien is dat de kredietinstelling dan wel het bijkantoor haar of zijn verplichtingen ter zake van de door haar of hem verkregen gelden niet of slechts ten dele kan nakomen, kan de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de kredietinstelling dan wel het bijkantoor is gelegen, op verzoek van de Nederlandsche Bank ten aanzien van de kredietinstelling in het belang van de gezamenlijke schuldeisers de noodregeling uitspreken.
4
Artikel 3:160 is hier niet van toepassing omdat vaststaat dat de zetel van Landsbanki is gevestigd in Reykjavik (IJsland) en Landsbanki dus geen zetel in Nederland heeft. Het Nederlandse kantoor heeft geen rechtspersoonlijkheid, zodat ook niet van een zetel van het Nederlandse bijkantoor in Nederland kan worden gesproken.
5
Artikel 3:202 vereist dat Landsbanki in IJsland geen bankvergunning (meer) heeft. DNB heeft aanvankelijk betoogd dat dit het geval is omdat Landsbanki haar activiteiten heeft gestaakt. Dat is door het Nederlandse management van Landsbanki betwist. Weliswaar is er door liquiditeitsnood op dit moment geen mogelijkheid de spaarders die tegoeden opvragen uit te betalen, maar er zijn wel activiteiten die zoveel mogelijk doorgaan, zoals het beheer van een kredietportefeuille, welke een nominale waarde heeft van circa EUR 600 mln., aldus het bestuur van de Nederlandse vestiging van Landsbanki.
6
De rechtbank heeft ter zitting van 7 en 9 oktober te kennen gegeven dat het enkele staken van de betalingen in Nederland onvoldoende grond is om aan te nemen dat de bankvergunning van Landsbanki in IJsland is vervallen. Omdat de toestand in IJsland onduidelijk was, heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden.
7
Op vrijdag 10 oktober heeft een delegatie van DNB gesproken met de IJslandse toezichthouder, de Financial Supervisory Authority (FME). Op de zitting van 13 oktober 2008 heeft DNB verslag gedaan van dit overleg en daarbij als bewijsstukken in het geding gebracht een door FME uitgegeven persbericht en een door FME genomen beslissing inzake de splitsing van Landsbanki in Old Landsbanki en New Landsbanki. DNB heeft gesteld dat de Amsterdamse activiteiten achterblijven in Old Landsbanki. Ook heeft zij gesteld dat de delegatie van DNB die naar IJsland is afgereisd daar te horen heeft gekregen dat de vergunning van Old Landsbanki wordt ingetrokken. Een schriftelijke bevestiging daarvan was ter zitting niet beschikbaar.
8
Het bestuur van de Nederlandse vestiging van Landsbanki heeft bij gebrek aan wetenschap niet betwist dat geen vergunning meer aanwezig is voor Old Landsbanki.
9
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich thans de situatie voor die is geregeld in artikel 3:202 WFT.
Het bijkantoor van Landsbanki (nu: Old Landsbanki) is nu een bijkantoor van een bank met zetel in een andere lidstaat, waarvan moet worden aangenomen dat die geen vergunning meer heeft. Verder staat vast dat de liquiditeit van dit bijkantoor zodanig is dat het zijn verplichtingen ter zake van de door hem verkregen gelden niet of slechts ten dele kan nakomen, immers heeft het bijkantoor de betalingen aan spaarders die geld opvroegen gestaakt. De rechtbank zal daarom in het belang van de gezamenlijke schuldeisers de noodregeling uitspreken.
10
Ten overvloede merkt de rechtbank over de rechtsgevolgen van deze beslissing het volgende op.
Voor de spaarders die een bedrag hebben ingelegd dat ligt onder het door het depositogarantiestelsel gedekte bedrag geldt dat dit stelsel in werking treedt door het van toepassing worden van de noodregeling.
Voor spaarders en andere crediteuren voor wie dit stelsel geen (volledige) dekking biedt is het volgende van belang. De noodregeling maakt de te benoemen bewindvoerders weliswaar bevoegd tot het overdragen of liquideren van de in Nederland beheerde leningenportefeuille en andere activa, maar bij de uiteindelijke afwikkeling zullen alle bezittingen en schulden van (Old) Landsbanki in elk van de landen waarin Landsbanki actief is geweest betrokken moeten worden. Daarbij zal het fundamentele rechtsbeginsel van gelijkheid van alle schuldeisers uitgangspunt dienen te zijn. Daarmee verdraagt zich niet een bevoordeling van IJslandse rekeninghouders boven Nederlandse rekeninghouders. Uit het door DNB in het geding gebrachte persbericht zou kunnen worden afgeleid dat voor de IJslandse rekeninghouders geldt dat zij over hun tegoeden volledig kunnen beschikken, terwijl het er thans niet naar uit ziet dat andere rekeninghouders, waar onder de Nederlandse, volledige betalingen tegemoet kunnen zien. Vanuit het oogpunt van gelijkheid van schuldeisers kunnen dus bij de wijze van splitsing van Landsbanki en de gevolgen daarvan voor IJslandse en buitenlandse rekeninghouders vraagtekens worden geplaatst.
Beslissing
De rechtbank:
- —
verklaart op het Nederlandse bijkantoor van de vennootschap naar buitenlands recht LANDSBANKI ISLANDS HF,
gevestigd te Amsterdam,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, onder dossiernummer: 34254169,
kantoorhoudende te Amsterdam aan het Gustav Mahlerplein 78 Ito tr. IIe V, gerekwestreerde,
de noodregeling van toepassing;
- —
bepaalt de duur van deze maatregel op anderhalf jaar;
- —
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. K.D. van Ringen;
- —
benoemt tot bewindvoerder de advocaat en procureur mr. M. Pannevis, Postbus 75258, 1070 AG Amsterdam;
- —
benoemt tot bewindvoerder de heer H. Sliedrecht RA, Postbus 75258, 1070 AG Amsterdam;
- —
machtigt de bewindvoerders zowel tot overdracht van het geheel of een gedeelte van de verbintenissen van het Nederlandse bijkantoor van de vennootschap naar buitenlandse recht Landsbanki Islands Hf. als tot gehele of gedeeltelijke liquidatie van het voornoemde bedrijf;
- —
bepaalt dat de publicatie van deze beschikking zal plaatsvinden door de bewindvoerders op de wijze als bepaald in artikel 3:162 lid 5 WFT;
- —
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2008.