NJB 2020/1509
Begin van uitvoering bij strafbare poging, art. 45 Sr: het hof heeft in casu niet zonder meer begrijpelijk geoordeeld dat van een begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne sprake is omdat de te leveren partij cocaïne “al onderweg was naar Nederland”; uit de bewijsvoering kan namelijk niet meer worden afgeleid dan dat de partij op zee lag voor de kust van het land van herkomst, te weten Columbia. Uit de bewijsvoering van het hof volgt verder dat de kredietwaardigheid van de afnemers nog moest worden aangetoond, voordat de invoer van de cocaïne in Nederland daadwerkelijk verder in gang zou worden gezet
HR 02-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:975
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/00762
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:975, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:338, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2019
- Wetingang
(art. 45 Sr)
Essentie
Begin van uitvoering bij strafbare poging, art. 45 Sr: het hof heeft in casu niet zonder meer begrijpelijk geoordeeld dat van een begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne sprake is omdat de te leveren partij cocaïne “al onderweg was naar Nederland”; uit de bewijsvoering kan namelijk niet meer worden afgeleid dan dat de partij op zee lag voor de kust van het land van herkomst, te weten Columbia. Uit de bewijsvoering van het hof volgt verder dat de kredietwaardigheid van de afnemers nog moest worden aangetoond, voordat de invoer van de cocaïne in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.