Hof 's-Gravenhage, 08-05-2008, nr. 105.012.021/01, nr. R07/1457
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5253
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
08-05-2008
- Magistraten
Mrs. A.H. de Wild, A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers
- Zaaknummer
105.012.021/01
R07/1457
- LJN
BD5253
- Roepnaam
Chipshol/Staat
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5253, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 08‑05‑2008
Uitspraak 08‑05‑2008
Mrs. A.H. de Wild, A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers
Partij(en)
beschikking van de eerste civiele kamer d.d. 8 mei 2008
inzake
CHIP(S)HOL HOLDING III B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Chipshol,
procureur: mr. W.P. den Hertog,
tegen
de STAAT DER NEDERLANDEN (rechtbank Haarlem),
zetelende te Den Haag (gemeente 's‑Gravenhage),
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de Staat,
procureur: mr. G.J.H. Houtzagers.
Het geding
Bij beroepschrift (met producties), ingekomen bij het hof op 4 oktober 2007, heeft Chipshol hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank 's‑Gravenhage van 16 juli 2007, waarbij de rechtbank het verzoek van Chipshol tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft afgewezen. In haar beroepschrift heeft Chipshol drie grieven tegen de bestreden beschikking opgeworpen. De Staat heeft bij verweerschrift (met producties) de grieven bestreden. Ter zitting van dit hof van 17 maart 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten doen toelichten, Chipshol door mr. M.Ch. Kaaks, advocaat te Amsterdam, en de Staat door zijn procureur, voornoemd. Mr. Kaaks heeft daarbij nog negen, op 6 maart 2008 toegezonden, producties ingebracht waarop mr. Houtzagers nog één productie in het geding heeft gebracht. De raadslieden hebben de pleitnotities waarvan zij zich bediend hebben aan het hof overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1
Uit het beroepschrift en de overige processtukken blijkt dat het in deze zaak gaat om het volgende.
1.1
Chipshol heeft bij de rechtbank Haarlem een schadevergoedingsprocedure ex artikel 50 van de Luchtvaartwet tegen Luchthaven Schiphol N.V. aanhangig gemaakt. Na pleidooi is op 12 januari 2005 in die procedure een tussenvonnis gewezen door mrs. A.C. Monster, J.C.M. Swinkels en W. Veldhuijzen van Zanten, waarin is bepaald dat Luchthaven Schiphol N.V. gehouden is de door Chipshol geleden schade ten gevolge van een bouwverbod te vergoeden. In genoemd vonnis is tevens een onderzoek door deskundigen naar de omvang van de schade bevolen. Drie deskundigen hebben vervolgens onderzoek verricht en hebben daarover gerapporteerd.
1.2
Naast voormelde procedure is Chipshol bij de rechtbank Haarlem een procedure ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gestart tegen Luchtverkeersleiding Nederland (LVLN). In die procedure heeft op 18 september 2006 ten overstaan van mr. Monster, voornoemd, een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ook in deze procedure is een deskundigenonderzoek gelast.
1.3
In de zaak tegen Luchthaven Schiphol N.V. vonden op 15 januari 2007 de slotpleidooien plaats. Kort voor dit pleidooi bleek Chipshol dat de voltallige meervoudige kamer onder voorzitterschap van mr. Monster was vervangen door drie nieuwe rechters.
1.4
Chipshol heeft tegen deze vervanging tevergeefs geprotesteerd bij de president van de rechtbank Haarlem. Vervolgens heeft Chipshol een verzoek tot wraking van de drie nieuwe rechters ingediend. Dat verzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Haarlem van 28 maart 2007 afgewezen.
2
Chipshol is van mening dat de vervanging van de voltallige meervoudige kamer in de slotfase van de procedure van Chipshol tegen Luchthaven Schiphol N.V. geen standaardbeslissing in het kader van het rouleerbeleid van de rechtbank Haarlem is geweest, zoals door de rechtbank Haarlem is meegedeeld, maar verband houdt met de wijze waarop de drie rechters, mr. Monster in het bijzonder, de zaak c.q. zaken behandelden en dat de rechtbank Haarlem daarmee artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) juncto artikel 17 van de Grondwet heeft geschonden en jegens Chipshol onrechtmatig heeft gehandeld. Chipshol wenst ter voorbereiding op een eventueel aanhangig te maken procedure ex artikel 6:162 BW tegen de Staat (rechtbank Haarlem) door middel van een voorlopig getuigenverhoor te onderzoeken of haar veronderstelling juist is. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen.
3
Met grief I komt Chipshol onder meer op tegen rechtsoverweging 4.4 van de beschikking, waarin de rechtbank, samengevat, overweegt dat, indien er reden is te twijfelen aan de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de nieuwe samenstelling van de rechtbank Haarlem, artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de mogelijkheid geeft tot het indienen van een verzoek tot wraking, dat Chipshol van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, dat tegen de beslissing op het verzoek tot wraking geen voorziening openstaat en dat het gesloten systeem van in de wet geregelde rechtsmiddelen meebrengt dat de juistheid van die beslissing niet, zoals Chipshol blijkbaar wenst langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad ter discussie kan worden gesteld.
4
Dit deel van grief I slaagt. Het verzoek van Chipshol om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen ziet niet op de (personen van de) rechters maar op een onderzoek naar de feiten en omstandigheden waaronder de beslissing tot vervanging van de voltallige meervoudige kamer in de slotfase van de procedure van Chipshol tegen Luchthaven Schiphol N.V. is genomen. Tegen die beslissing van (het bestuur van) de rechtbank Haarlem kan niet via een wrakingsverzoek worden opgekomen, aldus ook de wrakingskamer van de rechtbank Haarlem in zijn beslissing van 28 maart 2007. De omstandigheid dat Chipshol gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot wraking in de procedure tegen Luchthaven Schiphol N.V. staat daarom aan toewijzing van een vordering van Chipshol jegens de Staat op grond van onrechtmatige daad niet in de weg.
5
Met grief I komt Chipshol voorts op tegen het oordeel van de rechtbank dat Chipshol geen belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor omdat zulks niet kan leiden tot toewijzing van enige vordering van Chipshol jegens de Staat op grond van onrechtmatige daad (rechtsoverweging 4.7 van de beschikking). Dit onderdeel van grief I faalt. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
6
Op grond van de stellingen van Chipshol, zoals ook desgevraagd ter zitting in hoger beroep uitdrukkelijk naar voren gebracht, moet het hof vaststellen dat Chipshol in de voorgenomen te voeren procedure ex artikel 6:162 BW tegen de Staat geen andere schade zal vorderen dan materiële schade die zij kan hebben geleden doordat de drie nieuwe rechters in de procedure tegen Luchthaven Schiphol N.V. (en in de procedure tegen LVLN) een lager schadebedrag hebben vastgesteld (19 miljoen euro) dan het schadebedrag dat mrs. A.C. Monster, J.C.M. Swinkels en W. Veldhuijzen van Zanten zouden hebben vastgesteld. In de procedure tegen Luchthaven Schiphol N.V. geldt echter dat Chipshol, indien zij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank Haarlem over de hoogte van de haar toegekende schade, op grond van artikel 54 Luchtvaartwet tegen die uitspraak beroep in cassatie kan instellen. Het gesloten systeem van in de wet geregelde rechtsmiddelen brengt mee dat Chipshol de schadeloosstelling niet daarnaast óók langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad tegen de Staat kan vorderen. De rechter die die vordering uit onrechtmatige daad beoordeeld zal immers moeten uitgaan van de juistheid van de hoogte van de schadevergoeding zoals die (na cassatie op grond van de Luchtvaartwet) in de daarvoor wettelijk geregelde procedure is komen vast te staan. Hetzelfde geldt ten aanzien van het vonnis van de rechtbank Haarlem in de procedure tegen LVLN. Van dat vonnis zal Chipshol in hoger beroep kunnen komen. Dit betekent dat Chipshol geen rechtsvordering tegen de Staat op de door haar aangevoerde gronden toekomt en dat Chipshol derhalve geen enkel rechtens te beschermen belang heeft bij onderhavige verzoek. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor dient daarom te worden afgewezen. Dit betekent voorts dat de grieven II en III, die voortbouwen op de stelling dat de vervanging verband houdt met de wijze waarop de drie rechters de zaak behandelden niet tot vernietiging leiden en verder onbesproken kunnen blijven.
6
De slotsom is dat de beschikking waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Chipshol zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- —
bekrachtigt de bestreden beschikking;
- —
veroordeelt Chipshol in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 300,- voor griffierecht en € 1.788,- voor salaris procureur;
- —
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. de Wild, A.V. van den Berg en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2008 in aanwezigheid van de griffier.