Hof 's-Gravenhage, 20-12-2006, nr. 481-R-06
ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ7345
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
20-12-2006
- Zaaknummer
481-R-06
- LJN
AZ7345
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ7345, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 20‑12‑2006; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Verzoek boedelbeschrijving komt snel voor toewijzing in aanmerking. Artikel 672, lid 3 Rv. Oplegging dwangsom, ingaande één jaar na datum beschikking.
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 20 december 2006
Rekestnummer. : 481-R-06
Rekestnr. rechtbank : 06-6669
[appellante],
wonende te Houten,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: appellante,
procureur mr. J.H. Rodenburg,
tegen
[verweerster],
wonende te Vlaardingen,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: verweerster,
procureur mr. E. Grabandt.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbendeghebbende 1],
wonende te Rotterdam,
[belanghebbende 2],
wonende te Hilversum,
[belanghebbende 3],
wonende te ’s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Appellante is op 14 april 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, locatie Schiedam van 20 januari 2006.
Van de zijde van appellante zijn bij het hof op 25 april 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van verweerster is bij het hof op 15 november 2006 op voorhand een pleitnotitie ingekomen.
Op 17 november 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: appellante, bijgestaan door haar procureur, en verweerster, bijgestaan door haar advocaat, mr. Th.Th.M.L. Boersema. Voorts zijn verschenen [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3]k. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van appellante onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de boedelbeschrijving en verzegeling van het sterfhuis van [erflater], geboren te Rotterdam [in] 1921, overleden te Vlaardingen [in] 2002, laatst gewoond hebbende te Vlaardingen, aan de Stadhouderlaan 93.
2. Appellante verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen:
- dat een boedelbeschrijving wordt bevolen door een door het hof aan te wijzen notaris, met daarbij het recht tot verzegeling, zulks op kosten van verweerster;
- dat het zelfstandig tegenverzoek, zoals dat afgewezen is door de kantonrechter, wederom wordt afgewezen;
- dat, indien verweerster in gebreke mocht blijven om mee te werken aan het opstellen van de boedelbeschrijving, verweerster een dwangsom zal verbeuren ten gunste van appellante van € 100,- voor elke dag of een gedeelte van een dag zolang verweerster in gebreke zal blijven aan de beschikking te voldoen, het totaal der dwangsommen door het hof in goede justitie te bepalen, alles uitvoerbaar bij voorraad.
3. Verweerster bestrijdt het beroep.
4. Het hof leest de grieven van appellante in onderlinge samenhang bezien – mede gelet op het door appellante geformuleerde petitum – aldus dat de kantonrechter ten onrechte niet het bevel heeft gegeven tot boedelbeschrijving.
Ter zitting heeft de raadsman van appellante het verzoek tot verzegeling ingetrokken, zodat dit geen bespreking meer behoeft.
5. Ter zitting heeft appellante nader verklaard dat de reden van haar verzoek voornamelijk is gelegen in het feit dat verweerster weigerachtig is om de door appellante gevraagde inzage te verschaffen. Voorts baseert appellante haar verzoek op het feit dat pas na een actie van haar zijde, verweerster alsnog zaken aan de lijst van de boedelbeschrijving heeft toegevoegd. Zij stelt dat de mogelijkheid aanwezig is dat er nog meer goederen aanwezig zijn die thans nog niet op de lijst staan vermeld.
6. Verweerster stelt dat zij door het overleggen van bankafschriften van één jaar voor het overlijden van de erflater voldoende inzage in de financiële administratie heeft gegeven. Voorts betwist verweerster dat er reden is om aan te nemen dat er in de boedel meer te verdelen is dan zij reeds heeft aangegeven. Verweerster stelt verder dat gelet op de bescheiden omvang van de nalatenschap en de kosten die gemoeid zijn met de gewenste boedelbeschrijving, niet is in te zien welk belang appellante heeft bij haar verzoek.
7. Het hof oordeelt als volgt. Artikel 672 lid 3 Rv bepaalt dat het bevel tot boedelbeschrijving wordt gegeven, indien de verzoeker zijn recht en belang summierlijk aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel de rechter hierbij een discretionaire bevoegdheid heeft, wordt het verzoek in beginsel slechts afgewezen wanneer het verzoek evident een chicaneus karakter heeft. Noch uit de stukken, noch uit het verhandelde ter zitting, kan het hof afleiden dat het verzoek van appellante een chicaneus karakter heeft. Het hof is voorts van oordeel dat appellante - gelet op haar stelling dat zij geen afdoende inzage heeft gekregen in de financiële administratie, alsmede gelet op haar stelling dat de boedelbeschrijving niet volledig is omdat zaken zijn toegevoegd en het feit dat er geschil tussen partijen bestaat omtrent de waarde van de inboedel - voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een redelijk belang heeft bij een boedelbeschrijving. Nu appellante naar het oordeel van het hof heeft voldaan aan de vereisten van artikel 672 lid 3 Rv, zal het hof de verzochte boedelbeschrijving bevelen, met benoeming van een notaris.
8. Alle omstandigheden in aanmerking nemende, acht het hof het redelijk en billijk dat de kosten die gemoeid zijn met de boedelbeschrijving, door partijen gezamenlijk gedragen worden.
9. Nu het verzoek van appellante om een boedelbeschrijving te bevelen wordt toegewezen, dient haar verzoek tot het opleggen van een dwangsom te worden beoordeeld. Appellante heeft verzocht een dwangsom op te leggen van € 100,- per dag of een gedeelte daarvan dat verweerster in gebreke zal blijven aan deze beschikking te voldoen. Verweerster heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Gelet op het onweersproken gebleven verzoek tot het opleggen van een dwangsom ten laste van verweerster, zal het hof dit verzoek toewijzen, met inachtneming van het hiernavolgende.
10. In afwijking van het verzoek van appellante acht het hof, gelet op de vermoedelijke geringe omvang van de boedel, een dwangsom van € 100,- per maand, voor iedere maand dat verweerster in gebreke blijft om aan deze beschikking te voldoen, met een maximum van € 2.500,-, alleszins redelijk.
11. Voorts acht het hof het gelet op de termijn die een boedelbeschrijving over het algemeen met zich brengt redelijk dat de dwangsommen pas kunnen worden verbeurd één jaar na de datum van deze beschikking.
12. Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
beveelt een boedelbeschrijving van de nalatenschap van de [in] 2002 te Vlaardingen overleden [erflater], geboren te Rotterdam [in] 1921;
benoemt daarbij tot notaris mr. J.W.F. van Gastel, notaris ter standplaats Vlaardingen, aan de Schiedamseweg 34;
bepaalt dat de verweerster een dwangsom van € 100,- aan appellante zal verbeuren per maand, ingaande één jaar na de datum van deze uitspraak, te weten op 20 december 2007, voor iedere keer dat verweerster weigert medewerking te verlenen aan vorengenoemde boedelbeschrijving, met een maximum van € 2.500,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Labohm en Kleykamp-van der Ben, bijgestaan door mr. Vermaas als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2006.