Hof 's-Gravenhage, 25-10-2005, nr. 2004/1181
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8485
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
25-10-2005
- Magistraten
mr. J.M. van der Klooster, mr. M. Hooykaas, mr. L.M. Croes
- Zaaknummer
2004/1181
- LJN
AU8485
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8485, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 25‑10‑2005
Uitspraak 25‑10‑2005
mr. J.M. van der Klooster, mr. M. Hooykaas, mr. L.M. Croes
Partij(en)
HET GERECHTSHOF TE 's‑GRAVENHAGE, tweede civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[H. S. C. L.],
gevestigd te plaats (land),
appellante in het exhibitie-incident,
verweerster in het ontvankelijkheidsincident,
hierna te noemen: [H].,
procureur: mr. E. Grabandt,
advocaat: mr. H. van der Wiel
tegen
1. FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [G. V. N]. N.V.,
gevestigd te [plaats],
3. [H. C. S.] N.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerden in het exhibitie-incident,
eiseressen in het ontvankelijkheidsincident,
hierna te noemen: [F].,
procureur: mr. H.J.A. Knijf,
advocaat: mr. F.G.M. Smeele.
Het geding
[H.] is bij exploot van 19 augustus 2004 (hersteld bij exploot van 30 augustus 2004) met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 19 mei 2004 en 14 juli 2004 door de Rechtbank Rotterdam gewezen. Bij conclusie van eis in hoger beroep heeft zij geconcludeerd overeenkomstig dit appèlexploot. [F.] hebben daarop eerst een incidentele memorie tot niet-ontvankelijkverklaring wegens schending van het appelverbod tussenbeslissingen ingediend en daarna een akte tot rectificatie en overlegging van een productie. [H.] heeft gereageerd bij memorie van antwoord in het incident. Daarna hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident.
Beoordeling van het hoger beroep
1
[F.] hebben [H.] bij exploot van 22 augustus 2003 gedagvaard voor de Rechtbank Rotterdam., Hun vordering strekt tot vergoeding van ladingschade die is ontstaan aan boord van de ‘[naam schip]’. Dit schip, dat in tijdbevrachting voer voor [H.], heeft — tegen afgifte van een cognossement door [H.] — lading aan boord genomen in Qingdao, China, ten vervoer naar Rotterdam. Onderweg hebben zich explosies voorgedaan en is brand uitgebroken op het schip, waardoor Singapore als noodhaven moest worden aangedaan. De lading is daar gelost.
2
Tegelijk met deze vordering tot schadevergoeding hebben [F.]. een incidentele vordering ex art. 843a Rv ingesteld tot afgifte door [H.] van de in de dagvaarding omschreven stukken. [H.] heeft inmiddels een aantal van die stukken afgegeven, waardoor het thans (vooral) nog gaat om het expertiserapport van de expert [expert] van [naam] te [plaats] die namens [H.] is aangesteld om de brandoorzaak te onderzoeken. [H.] weigert afgifte van dit rapport.
3
De Rechtbank heeft in dit exhibitie-incident eerst een tussenvonnis gewezen (op 19 mei 2004). Daarin overweegt de Rechtbank dat [F] een rechtmatig belang hebben bij verstrekking van de informatie die is vervat in de stukken van de expert van [H.], doch dat het maatschappelijk belang dat een partijexpert vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking zijn opdrachtgever van advies dient, meebrengt dat [H.] niet gehouden is de adviserende (delen van) stukken aan [F.] te verstrekken. Voor zover de stukken echter een feitelijk) vaststellend deel bevatten met de bevindingen en waarnemingen van de expert, dient [H.] deze wèl af te geven, aldus de Rechtbank, die vervolgens een comparitie van partijen heeft gelast om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het doen horen van [expert] als getuige of het aanwijzen van een notaris die inzage zal nemen in de rapportage / communicaties van de expert van [H.] en hiervan een afschrift of uittreksel zal maken dat geschoond is van beschouwingen, adviezen e.d. van de expert.
4
In het na de comparitie gewezen vonnis in het exhibitie-incident van 14 juli 2004 heeft de Rechtbank in het dictum:
- (a)
een notaris aangewezen die inzage zal nemen in de volledige rapportage 1 communicaties van [expert] en die hiervan een afschrift of uittreksel zal maken dat geschoond is van de beschouwingen, adviezen e.d. van [expert] en
- (b)
bepaald dat
- (1)
[H.] binnen drie maanden na betekening van het vonnis een kopie van de volledige rapportage / communicaties van [expert] aan de notaris zal afgeven;
- (2)
de notaris bij inlevering van het door hem te maken afschrift of uittreksel ter griffie een opgave doet van loon en kosten en
- (3)
[F]. na inlevering van bedoeld afschrift of uittreksel ter rolle een conclusie mogen nemen.
5
[H.] is het niet eens met de onder 3. en 4. bedoelde vonnissen. Haar hoger beroep strekt ertoe dat met vernietiging van beide vonnissen de vordering van [F.] tot het verkrijgen van stukken en inlichtingen van de brandexpert [expert] alsnog wordt afgewezen.
6
[F.] hebben — bij incidentele memorie — geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [H.] in dit hoger beroep wegens schending van het appèlverbod van art. 337, lid 2, Rv.
7
[F.] hebben hierin ongelijk. Hun eis tot afgifte van stukken is een zelfstandig onderdeel van het bij inleidende dagvaarding gevorderde. En op dit onderdeel van de vordering — die overigens tevens strekt ter behartiging van de belangen van andere ladingbelanghebbenden, vlg. de pleitnota van mr. B.S. Janssen, punt 1, 2e alinea — is in het dictum van het vonnis van 14 juli 2004 in elk geval ten dele definitief, in deels toewijzende zin, beslist; [H.] dient volgens dat dictum de volledige rapportage / communicaties van [expert] af te geven aan een notaris, die daarvan een afschrift of uittreksel moet maken en dit ter griffie moet inleveren, waarna [F.] hierop mogen reageren. In zoverre is sprake van een einduitspraak, waartegen direct appèl mogelijk is.
8
Opgemerkt wordt nog dat ook art. 843aRv de eis tot inzage in en afgifte van bescheiden behandelt als zelfstandig vorderingsrecht, toekomend aan de in dit artikel bedoelde belanghebbende. Hierin zit een wezenlijk verschil met de mogelijkheid voor de rechter om ex art. 22 Rv de overlegging van bescheiden te bevelen. Daarbij gaat het om een bevoegdheid van de rechter ten aanzien van het verloop en de instructie van een lopende rechtszaak. De vordering ex art. 843e Rv dient het belang van de partij die over bepaalde bescheiden wil beschikken om zo zijn rechtspositie tegenover zijn wederpartij en/of derden te versterken. Ook deze partij heeft er belang bij om tegen een eventuele afwijzing van zijn vordering direct te kunnen appelleren en niet eerst de beslissing op eventueel andere door hem ingestelde vorderingen te moeten afwachten. Ware dit anders, dan zou het voor hem zaak zijn om zijn vordering ex art. 843a Rv zoveel mogelijk in een afzonderlijke procedure geldend te maken.
9
Het voorgaande betekent dat de incidentele eis van [F.] tot niet-ontvankelijkverklaring van [H.] moet worden afgewezen. [F.] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
Het Hof:
- —
wijst af de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring,
- —
veroordeelt Fortis c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [H.] bepaald op € 894,- aan procureurssalaris,
- —
verwijst de zaak naar de rol van donderdag 8 december 2005 voor het indienen van een memorie van antwoord in het exhibitie-incident door [F.].
Aldus gewezen door mrs. J.M. van der Klooster, M. Hooykaas en L.M. Croes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2005 in aanwezigheid van de griffier.