Hof Amsterdam, 31-08-2006, nr. 764/06
ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1210
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
31-08-2006
- Zaaknummer
764/06
- LJN
AZ1210
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ1210, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑08‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JBPr 2007/67 met annotatie van mr. Evelyne Groot
Uitspraak 31‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Voorlopig deskundigenonderzoek. De rechter kan ‘op verzoek van een partij’ de deskundige het geven van een aanvulling bevelen. Verzoek behoeft niet bij verzoekschrift te worden gedaan; regels verzoekschriftprocedure niet van toepassing. Geen hoger beroep tegen afwijzende beschikking.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
1. [appellante]
2. [appellant]
beiden wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
procureur: mr. M.F. Hartman,
t e g e n
1. [belanghebbende],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
procureur: mr. G.C. Endedijk,
2. [het medisch centrum],
gevestigd te [woonplaats], gemeente [gemeente],
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. C. Prak te Utrecht,
1. Het geding in hoger beroep
Appellanten worden hierna [appellanten] en – afzonderlijk –[appellante] en [appellant] genoemd. De beide belanghebbenden worden in het vervolg [belanghebbende] en [het medisch centrum] genoemd.
[Appellanten] zijn bij beroepschrift met producties, tevens houdende een uitbreiding van het oorspronkelijke verzoek, dat op 17 mei 2006 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de rechtbank te Haarlem onder zaak-/rekestnummer 121822 / HA RK 06-23 op 25 april 2006 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de in dat beroepschrift aangegeven deskundigen zal benoemen voor beantwoording van de daarin geformuleerde vragen, met veroordeling van [belanghebbende] in de kosten van de procedure in beide instanties.
Op 22 juni 2006 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [belanghebbende] ingekomen. Zij verzoekt dat het hof [appellanten] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun hoger beroep, althans de bestreden beschikking zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Van [appellanten] heeft het hof op 30 juni 2006 nog een kopie van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ontvangen.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 juli 2006. Bij die gelegenheid heeft namens [appellanten] de procureur het woord gevoerd en namens [belanghebbende] en [het medisch centrum] mr. C. Prak, advocaat te Utrecht. Beiden hebben zich daarbij bediend van aan het hof overgelegde aantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1.
[Appellante] is op 14 maart 1995 in [het medisch centrum] door [belanghebbende] gesteriliseerd met behulp van Falope-ringen. Desondanks bleek zij ruim vijf jaar later zwanger te zijn. Op 5 juli 2001 is zij met een keizersnee bevallen van een zoon. [Appellanten] stellen zich op het standpunt dat de sterilisatie technisch incorrect is uitgevoerd. Zij hebben aanvankelijk [het medisch centrum] en daarna [belanghebbende] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijden als gevolg van de volgens hen mislukte sterilisatie. Zowel [het medisch centrum] als [belanghebbende] heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.
2.2.
Vervolgens heeft [appellante] bij verzoekschrift van 6 oktober 2003 verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen. Bij beschikking van 10 maart 2004 heeft de rechtbank dit verzoek toegewezen. Op verzoek van partijen is prof. dr. J.M.W.M. Merkus, gynaecoloog, door de rechtbank tot deskundige benoemd. Aan hem zijn de in voornoemde beschikking geformuleerde vragen voorgelegd. Het rapport van prof. Merkus is op 17 augustus 2004 ter griffie van de rechtbank binnengekomen.
2.3.
Bij verzoekschrift van 20 februari 2006 hebben [appellanten] verzocht voortzetting van het voorlopig deskundigenonderzoek te gelasten, in die zin dat prof. Merkus (zo nodig) opnieuw als deskundige wordt benoemd en wordt verzocht de in het verzoekschrift weergegeven aanvullende vragen beargumenteerd te beantwoorden. De rechtbank heeft dit verzoek bij de bestreden beschikking afgewezen. Van deze beslissing zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen. In hoger beroep verzoeken zij gynaecoloog Merkus de aanvullende vragen alsnog te laten beantwoorden en naast hem een patholoog, prof. dr. C.J.L.M. Meijer, als deskundige te benoemen en aan de patholoog de onder punt 39 van het beroepschrift geformuleerde vragen voor te leggen.
2.4.
[Belanghebbende] en [het medisch centrum] hebben allereerst aangevoerd dat [appellanten] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun hoger beroep, omdat – kort gezegd – tegen een beschikking als de onderhavige geen hoger beroep openstaat.
2.5.
Bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep is gebleken dat tussen partijen vaststaat dat deze procedure een voortzetting is van de eerdere procedure die heeft geleid tot voornoemde beschikking van 10 maart 2004, waarbij prof. Merkus als deskundige is benoemd voor het verrichten van een voorlopig onderzoek. Dit betekent dat het thans aan de orde zijnde verzoek van [appellanten] tot het stellen van aanvullende vragen aan prof. Merkus moet worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 194 lid 5 Rv.
2.6.
In lid 5 van artikel 194 Rv, dat ingevolge artikel 205 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing is op het voorlopig deskundigenonderzoek, is – voor zover te dezen relevant - bepaald dat de rechter op verzoek van een partij de deskundige het geven van een aanvulling kan bevelen. Met de woorden “op verzoek van een partij” is niet bedoeld dat een dergelijk verzoek bij verzoekschrift moet worden gedaan of dat de regels van de verzoekschriftprocedure van toepassing zijn. Om die reden is de bestreden beschikking geen beschikking in een zaak als bedoeld in artikel 261 Rv en staat daartegen, gelet op het bepaalde in artikel 358 Rv, geen hoger beroep open. Dat [appellanten] ervoor hebben gekozen om hun verzoek wel bij verzoekschrift te doen, maakt dit niet anders. Het betoog van [appellanten], dat op grond van artikel 204 Rv tegen de bestreden, afwijzende, beschikking wel degelijk hoger beroep kan worden ingesteld omdat de aard van het voorlopig deskundigenbericht meebrengt dat deze bepaling van toepassing blijft op een in het kader daarvan gedaan verzoek in de zin van artikel 194 lid 5 Rv, wordt door het hof dus niet gevolgd.
2.7.
Nu tegen de bestreden beschikking geen hoger beroep openstaat, kunnen [appellanten] niet in het onderhavige beroep worden ontvangen. Aan een behandeling van hetgeen in de grief is gesteld, komt het hof dan niet toe. Voorts is bij deze stand van zaken in hoger beroep een vermeerdering van het oorspronkelijke verzoek met een verzoek om ook een patholoog te benoemen niet aan de orde.
2.8.
[Appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [belanghebbende] gevallen en tot op heden begroot op € 1.788,- aan salaris en € 296,- aan verschotten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Visser, J.C.W. Rang en J.M.H. van Staveren en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 augustus 2006.