HR, 26-06-2009, nr. 08/03802
ECLI:NL:HR:2009:BI2034
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26-06-2009
- Zaaknummer
08/03802
- Conclusie
Mr. L. Strikwerda
- LJN
BI2034
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI2034, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑06‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI2034
ECLI:NL:PHR:2009:BI2034, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑04‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI2034
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Familierecht. Ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing; niet-ontvankelijk cassatieberoep bij gebrek aan belang wegens verstreken termijn machtiging.
26 juni 2009
Eerste Kamer
08/03802
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 juni 2007 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingediend verzoekschrift heeft de Raad zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de minderjarige [de minderjarige] (hierna: de minderjarige), geboren [geboortedatum] 2005, onder toezicht te stellen en deze te doen voorafgaan door een voorlopige ondertoezichtstelling.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
Na mondelinge behandeling en een beschikking van 30 augustus 2007 waarbij de minderjarige voor de duur van twee maanden onder toezicht is gesteld en de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin is verlengd tot 30 oktober 2007 heeft de rechtbank bij beschikking van 29 oktober 2007 de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige verlengd tot 30 augustus 2008.
Tegen de beschikking van 29 oktober 2007 heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 4 juni 2008 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De geldigheid van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn op 30 augustus 2008 verstreken.
Om deze reden heeft de moeder geen belang bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 juni 2009.
Conclusie 17‑04‑2009
Mr. L. Strikwerda
Partij(en)
conclusie inzake
[De moeder]
tegen
De Raad voor de Kinderbescherming
Edelhoogachtbaar College,
1.
Het tijdig door verzoekster tot cassatie, hierna: de moeder, ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 4 juni 2008. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van de moeder bekrachtigd de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 oktober 2007, waarbij op verzoek van thans verweerder in cassatie, hierna: de Raad, de ondertoezichtstelling en de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], in een pleeggezin heeft verlengd tot 30 augustus 2008.
2.
Het cassatieberoep berust op drie middelen. De Raad heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
3.
De geldigheidsduur van de ondertoezichtstelling is op 30 augustus 2008 verstreken. Om deze reden heeft de moeder geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet kan worden ontvangen.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden,