Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2005/667/JBZ tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen
Artikel 6 Sancties tegen rechtspersonen
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2005
- Bronpublicatie:
12-07-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/667/JBZ)
- Inwerkingtreding
01-10-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/667/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat tegen een rechtspersoon die krachtens artikel 5, lid 1, aansprakelijk is gesteld, sancties of maatregelen kunnen worden getroffen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De sancties
- a)
omvatten, ten minste in gevallen waarin de rechtspersoon aansprakelijk wordt gesteld voor in artikel 2 bedoelde delicten, al dan niet strafrechtelijke boetes
- i)
met een maximum van ten minste 150 000 tot 300 000 EUR;
- ii)
met een maximum van ten minste 750 000 tot 1 500 000 EUR in de ernstigste gevallen, waaronder ten minste de opzettelijk gepleegde delicten, genoemd in artikel 4, leden 4 en 5, begrepen zijn;
- b)
kunnen voor alle gevallen andere sancties dan boetes omvatten, zoals:
- i)
uitsluiting van het recht op overheidsvoorzieningen of -steun;
- ii)
een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;
- iii)
plaatsing onder rechterlijk toezicht;
- iv)
liquidatie door de rechter;
- v)
de verplichting om specifieke maatregelen te nemen teneinde de gevolgen weg te nemen van het delict dat tot de aansprakelijkheid van de rechtspersoon heeft geleid.
2.
Voor de toepassing van lid 1, onder a), en onverminderd de eerste zin van lid 1, hanteren de lidstaten die de euro niet als munt hebben aangenomen, de wisselkoers tussen de euro en hun munt die op 12 juli 2005 in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.
3.
Een lidstaat mag lid 1, onder a), toepassen door een systeem te hanteren waarin de boete in verhouding staat tot de omzet van de rechtspersoon, het bij het plegen van het delict verkregen of beoogde financiële voordeel, of iedere andere waarde die de financiële situatie van de rechtspersoon aangeeft, op voorwaarde dat dit systeem voorziet in maximumboetes die ten minste gelijk zijn aan het in lid 1, onder a), vastgestelde minimum voor de maximumboetes.
4.
Een lidstaat die het kaderbesluit toepast overeenkomstig lid 3, stelt het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie van dit voornemen in kennis.
5.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat tegen een rechtspersoon die krachtens artikel 5, lid 2, aansprakelijk is gesteld, sancties of maatregelen kunnen worden genomen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.