Hof Amsterdam, 07-10-2008, nr. 106.004.315/01, nr. 213/06
ECLI:NL:GHAMS:2008:BH0774
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-10-2008
- Magistraten
Mrs. M.P. van Achterberg, L.C. Heuveling van Beek, W.H.F.M. Cortenraad
- Zaaknummer
106.004.315/01
213/06
- LJN
BH0774
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2008:BH0774, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑10‑2008
Uitspraak 07‑10‑2008
Mrs. M.P. van Achterberg, L.C. Heuveling van Beek, W.H.F.M. Cortenraad
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING VIA. CLAIM,
gevestigd te 's‑Gravenhage,
APPELLANTE,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap FORTIS BANK (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. B.J.H. Crans, te Amsterdam en
2. de naamloze vennootschap EURONEXT AMSTERDAM N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse, te Amsterdam.
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna respectievelijk de Stichting, de Bank en Euronext genoemd. De Bank en Euronext worden gezamenlijk aangeduid als geïntimeerden.
Bij dagvaarding van 17 november 2005 is de Stichting in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 21 september 2005, voor zover in deze zaak onder nummer 242668/H. 02-992 gewezen tussen de Stichting als eiseres en geïntimeerden als gedaagden.
De Stichting heeft van grieven gediend, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van de Stichting zal toewijzen, met hoofdelijke veroordeling van de Bank en Euronext in de kosten van het geding in beide instanties.
De Bank en Euronext hebben ieder bij afzonderlijke memorie geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van de Stichting in de kosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. De grieven
De Stichting heeft 26 grieven tegen het vonnis aangevoerd, waarvoor wordt verwezen naar de desbetreffende memorie.
3. De feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.4.7, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Over die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. De beoordeling
4.1
Als door de rechtbank vastgesteld en naar verder volgt uit het over en weer gestelde en de inhoud van de in het geding gebrachte producties, een en ander voor zover niet (voldoende gemotiveerd) bestreden, staat (onder meer) het volgende vast.
4.1.1
Op 11 februari 2000 zijn 14.300.000 nieuw uitgegeven aandelen in Via Net.works Inc. (hierna: Via Net) toegelaten tot de notering op de effectenbeurzen van zowel AEX (althans: Euronext) als Nasdaq. Op 11 februari 2000 zijn eveneens ruim 52 miljoen reeds eerder uitgegeven aandelen Via Net tot de notering op Nasdaq en AEX toegelaten. In verband met een lockupregeling die gold voor een belangrijk deel van de reeds eerder uitgegeven aandelen waren op 11 februari 2000 in totaal 16.750.000 aandelen verhandelbaar.
4.1.2
Aan de notering op 11 februari 2000 is het volgende voorafgegaan.
4.1.2.1
Ten behoeve van de introductie is op 19 januari 2000 een voorlopig prospectus gepubliceerd en op 11 februari 2000 een definitief prospectus (voor zover gelijkluidend hierna tezamen: het prospectus, waarbij de pagina-aanduiding, tenzij anders vermeld, verwijst naar beide prospectussen).
4.1.2.2
De rechtsvoorgangster van de Bank, MeesPierson N.V. (hierna ook aan te duiden als: de Bank), heeft deelgenomen aan een van de twee syndicaten die de beursgang van Via Net hebben begeleid. De Bank maakte deel uit van het Internationale Syndicaat dat belast was met de plaatsing van de aandelen Via Net (hierna ook: de aandelen) bij beleggers buiten de Verenigde Staten en Canada. Een tweede syndicaat was belast met de plaatsing van de aandelen bij beleggers in de Verenigde Staten en Canada.
4.1.2.3
De Bank, in haar hoedanigheid van toegelaten instelling bij AEX, trad op als listing agent, dit wil zeggen sponsor in de zin van het Reglement Procedure Beursnotering van Euronext. In die hoedanigheid onderhield zij namens het Internationale Syndicaat de contacten met Euronext ten behoeve van de introductie van de aandelen Via Net op de beurs in Amsterdam. Door tussenkomst van de Bank is een noteringsovereenkomst tot stand gekomen tussen Via Net en Euronext.
4.1.2.4
De mogelijkheid voor beleggers tot inschrijving op aandelen Via Net is in Nederland in een tweetal dagbladen en in de Officiële Prijscourant van Euronext aangekondigd door middel van een zogeheten technische advertentie (hierna ook: de emissieadvertentie), gedateerd 25 januari 2000.
In de emissieadvertentie wordt het aantal uit te geven aandelen vermeld (13.300.000 stuks) en de bandbreedte waarbinnen de uitgifteprijs, behoudens aanpassing daarvan, gelegen zal zijn (US$ 15–17). Voorts wordt gewezen op het voorlopig introductiebericht, tevens voorlopig prospectus van 19 januari 2000.
Geheel links onderaan de emissieadvertentie staat (in relatief grote letters) het logo van MeesPierson. Onder het kopje Listing Agent staat MeesPierson N.V. Direct daarboven wordt naast andere namen nogmaals de naam MeesPierson N.V. vermeld.
4.1.2.5
Op het voorblad, onderaan in het midden, van het prospectus staat vet gedrukt de naam van MeesPierson N.V. Deze naam staat ook vetgedrukt op de achterzijde en eveneens, onder het kopje International Managers, op bladzijde 77 van het prospectus, met vermelding van het aantal aandelen tot afname waarvan de Bank zich heeft verbonden.
4.1.3
De inschrijving in Nederland heeft opengestaan van 25 januari 2000 tot en met 10 februari 2000. In een advertentie gedateerd 9 februari 2000, uit hoofde van haar taak als listing agent samengesteld door de Bank, is aangekondigd dat het aantal door Via Net uit te geven en aan het publiek aan te bieden aandelen zou worden verhoogd van 13.300.000 naar 14.300.000. In de periode 9 januari en 9 februari 2000 is de indicatieve bandbreedte voor de aangeboden aandelen vanwege de grote vraag eenmaal verhoogd van US$ 15–17 naar US$ 19–21.
4.1.4
De uitgifteprijs is uiteindelijk vastgesteld op US$ 21 (€ 21,31) en op 11 februari 2000 gepubliceerd. Op die dag zijn de aandelen aan de inschrijvers toegewezen en is het definitieve prospectus verschenen. De belangstelling voor de inschrijving bleek zeer groot. De vraag was drieëndertig maal zo groot als het aantal voor het algemene publiek beschikbare aandelen. Meer dan de helft van de aandelen is in Europa geplaatst.
4.1.5
Als lid van het syndicaat heeft de Bank op vrijdag 11 februari rond 11.00 uur 434.500 aandelen toegewezen gekregen. Met een deel daarvan, namelijk 67.450 aandelen, heeft de Bank een zogenoemde free retention gevormd. Dit zijn aandelen die de Bank om bepaalde redenen niet (direct) toewijst aan de inschrijvers, maar onder zich houdt.
4.1.6
Nasdaq ging op 11 februari 2000 om 15.30 uur Nederlandse tijd open. De officiële handel in aandelen Via Net werd op dat tijdstip op AEX geopend, het gebruikelijke tijdstip voor de handel in dual listings met de Verenigde Staten van Amerika. De commissaris voor de noteringen op AEX, destijds [commissaris], heeft een kwartier gewacht voordat hij de handel in Via Net vrijgaf. Vanaf dat tijdstip, 15.45 uur, had de hoekman de vrijheid transacties tot stand te brengen. Vanaf 15.15 uur was het orderboek Via Net zichtbaar voor de hoekman, alle beurspartijen, waaronder banken, de zogenoemde datavendors en voor Euronext zelf. De vraag naar de aandelen was toen — voor ieder van hen zichtbaar — aanzienlijk groter dan het aanbod. Om 15.20.07 uur waren er 1.289.678 kooporders ingelegd, waarvan 377.534 bestens en de overige limietorders. Aan de verkoopzijde lagen toen 65.657 orders, waarvan 28.229 bestens. Ook door Amerikaanse brokers waren kooporders ingelegd, met limieten tot € 200. Op grond van vraag en aanbod op dat moment heeft de hoekman op dat tijdstip een eerste adviesprijs getoond van € 100, bijna vijfmaal de uitgifteprijs.
Tot 15.42.14 uur werden er vervolgens 139.900 kooporders ingetrokken, waarvan 104.378 bestens orders. Daarop heeft de hoekman om 15.42.14 uur een hogere adviesprijs getoond, namelijk € 125. Daarna werden tussen 15.42.14 en 15.47.36 nog eens 191.751 kooporders ingetrokken en slechts 20.500 verkooporders.
Vervolgens toonde de hoekman om 15.42.36 opnieuw een adviesprijs van € 100. Tussen 15.47.36 en 15.49.04 uur werden er beduidend minder orders ingetrokken dan voor 15.47.36 uur: 6359 kooporders en 15.552 verkooporders.
Op grond van het orderboek concludeerde de hoekman dat bij een prijs van € 89 ongeveer 32.000 aandelen méér werden gevraagd dan aangeboden. De hoekman heeft hierover contact opgenomen met de Bank, waarna de Bank 35.000 aandelen Via Net heeft aangeboden. Eerder had de Bank al 12.450 aandelen ter verkoop aangeboden. Van de daarna aangeboden 35.000 aandelen heeft de hoekman er zelf 3000 gekocht. De aandelen die de Bank aanbood maakten deel uit van de hiervoor onder 4.1.5 genoemde free retention.
Vervolgens heeft de hoekman om 15.49.49 uur een transactie in aandelen Via Net op een koers van € 89 tot stand gebracht. Op die koers zijn 707.187 aandelentransacties in Via Net op AEX geregistreerd (koop en verkoop samen), wat in verband met dubbeltelling in de registratie op AEX neer komt op iets meer dan 350.000 verkochte aandelen. Daarbij waren ongeveer 900 kopers en 100 verkopers betrokken.
Daarna is tot het sluiten van de beurs in Amsterdam geen transactie meer tot stand gekomen. De hoekman heeft nog wel advieskoersen afgegeven, respectievelijk op € 87, € 84 en € 80, maar tengevolge van wachttijden, die indertijd standaard in het handelssysteem op AEX waren ingebouwd, zijn geen nieuwe transacties tot stand gekomen.
4.1.7
Op Nasdaq is de eerste transactie tot stand gekomen om 16.31 uur Nederlandse tijd tegen een koers van US$ 41 (volgens Bloomberg; dan wel US$ 44 (volgens Reuters). In totaal zijn die dag op Nasdaq 2000 transacties tot stand gekomen tegen prijzen variërend tussen US$ 38,50 en US$ 52,375. Nasdaq sloot op 11 februari 2000 op een koers van US$ 49,813.
4.1.8
Op maandag 14 februari 2000 was de openingskoers van het aandeel Via Net op AEX gedaald naar € 50. Nadien is het met de koers van het aandeel Via Net vrij snel (verder) bergafwaarts gegaan, onderbroken door een korte opleving met als hoogste koers € 72,70 in maart 2000. Vervolgens is de koers wederom gedaald; eind december 2001 was de koers rond € 1.
4.2.1
De Stichting heeft (onder meer) de Bank en Euronext gedagvaard en, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad,
- (i)
voor recht te verklaren dat de Bank en Euronext onrechtmatig hebben gehandeld jegens hen, die op of na vrijdag 11 februari 2000 aandelen Via Net hebben gekocht op AEX en die door die aankoop schade hebben geleden (hierna ook: de Kopers) en dat de Bank en Euronext mitsdien hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die door de Kopers is geleden,
- (ii)
de Bank en Euronext te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan de Stichting als cessionaris (ter incasso), op te maken bij staat en
- (iii)
de Bank en Euronext te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4.2.2
De Stichting stelt vordering (i) krachtens haar statutaire doel in als groepsactie zoals bedoeld in artikel 3:305a BW en vordering (ii) en (iii) als cessionaris (ter incasso).
4.2.3
De Stichting legt aan haar vorderingen op de Bank, voor zover in hoger beroep nog van belang, het volgende ten grondslag:
- a)
de emissieadvertentie is misleidend in de zin van artikel 6:194 BW, omdat, kort gezegd, de notering aan AEX eerder heeft plaatsgevonden dan de notering aan Nasdaq, zodat van gelijktijdigheid, waarvan in de emissieadvertentie sprake is, niet kan worden gesproken;
- b)
het prospectus is misleidend in de zin van artikel 6:194 BW, omdat in het prospectus ten onrechte niet wordt vermeld dat de Bank een gedeelte van de aan haar toegewezen aandelen Via Net als free retention heeft achtergehouden en voor eigen rekening heeft verkocht; en
- c)
de onder (b) genoemde handelingen van de Bank, los van de misleidende inhoud van het prospectus, kwalificeren ook als een zelfstandige onrechtmatige daad van de Bank jegens de Kopers.
De Stichting legt aan haar vorderingen op Euronext, kort gezegd, ten grondslag dat Euronext de handel in aandelen Via Net op 11 februari 2000 heeft geopend vóórdat op Nasdaq in aandelen Via Net kon worden gehandeld, waardoor er
- (i)
geen sprake is geweest van een fair and orderly market,
- (ii)
het vertrouwen van de beleggers in de effectenmarkt is geschaad, en
- (iii)
hun belangen op de markt volstrekt onvoldoende zijn beschermd.
Aldus heeft Euronext in strijd gehandeld met haar eigen reglementen en de bestaande wet- en regelgeving en heeft zij tevens onrechtmatig gehandeld jegens de Kopers, nog steeds volgens de Stichting.
4.2.4
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Stichting, voor zover zij optreedt uit hoofde van artikel 3:305a BW, ontvankelijk is in haar vorderingen. Voor zover de Stichting de vorderingen instelt als cessionaris van degenen die op of na 11 februari 2000 aandelen Via Net hebben gekocht, heeft de rechtbank haar niet ontvangen in haar vorderingen op Euronext, omdat aan Euronext als debiteur van die vorderingen niet op de juiste wijze mededeling in de zin van artikel 3:94 BW is gedaan van de cessies waarop de Stichting dit deel van haar vorderingen doet steunen. Aan de Bank is wel op de juiste wijze mededeling gedaan van de cessies. De Stichting als cessionaris is jegens de Bank slechts ontvankelijk geoordeeld, voor zover haar vorderingen berusten op de stelling dat, kort gezegd, de cedenten schade hebben geleden tengevolge van het feit dat de aandelen Via Net op 11 februari 2000 niet gelijktijdig op AEX en Nasdaq zijn genoteerd. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van de akten van cessie geen ruimere uitleg toelaat.
Vervolgens heeft de rechtbank alle vorderingen waarin de Stichting op grond van artikel 3:305a BW en als cessionaris kon worden ontvangen, afgewezen.
Tegen die beslissingen en de gronden waarop zij berusten zijn de 26 grieven van de Stichting gericht.
4.3
De Stichting heeft geen belang bij de behandeling van grief I, omdat de enkele samenvatting van haar standpunt ter zake van prijsarbitrage in r.o. 2.3.1 van het vonnis de bestreden beslissing van de rechtbank niet draagt en omdat de Stichting die grondslag in hoger beroep opnieuw op de door haar gewenste wijze heeft weergegeven, zodat het hof die aldus zal verstaan.
4.4
Grief II is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de Stichting aan Euronext als debiteur van de gecedeerde vorderingen niet op de juiste wijze mededeling in de zin van artikel 3:94 BW heeft gedaan van de cessies waarop de Stichting een deel van haar vorderingen doet steunen. De Stichting heeft bij brief van 2 november 2001 een algemene, niet op de individuele vorderingen toegespitste, mededeling aan Euronext gedaan. Dienaangaande geldt het volgende.
4.4.1
Een vordering op een op meer bepaalde personen wordt geleverd door een daartoe bestemde akte, en, naar het destijds geldende recht, mededeling van de inhoud van de akte aan de debiteur van de vordering. Tot de inhoud van de akte moeten niet alleen worden gerekend gegevens waaruit kan blijken op welke aangelegenheid de vordering betrekking heeft en de naam van de cessionaris, maar ook de naam van de cedent. Duidelijk moet immers zijn om welke vordering het gaat. Niet kan worden volstaan, zoals in casu, met de mededeling dat alle vorderingen van de gedupeerden zijn gecedeerd aan de Stichting, zonder de namen van die gedupeerden te vermelden. De rechtspraak waarop de Stichting zich beroept ziet niet op de vereisten die aan de mededeling van de cessie worden gesteld maar op de vereisten waaraan de inhoud van de cessieakte wat betreft de omschrijving van de over te dragen vordering moet voldoen. Het vorenstaande brengt mee dat de grief faalt.
4.4.2
De Stichting heeft als productie 5 bij memorie van grieven alle cessieakten in het geding gebracht. Het in het geding brengen van de cessieakten kwalificeert, anders dan Euronext zonder nadere toelichting betoogt, als het doen van mededeling van de cessies aan de debiteur (Euronext) van de vorderingen in de zin van artikel 3:94. De mededeling van de cessies aan Euronext kon in dit stadium van de procedure nog plaatsvinden, tenzij deze in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Euronext voert aan dat daarvan sprake is, omdat zij pas in hoger beroep wordt geconfronteerd met de individuele vorderingsrechten van 586 beleggers. Het hof volgt Euronext daarin niet, nu Euronext in de memorie van antwoord op de mededeling van de cessies heeft kunnen reageren en de Stichting in eerste aanleg al heeft gesteld dat zij mededeling van de cessies had gedaan. Uit het voorgaande volgt dat de Stichting door in hoger beroep de cessieakten in het geding te brengen, alsnog rechtsgeldig en tijdig mededeling van de cessies van de vorderingen van de gedupeerden heeft gedaan.
4.5
Voor zover grief III strekt ten betoge dat de rechtbank zwaardere eisen aan de cessie van vorderingen aan de Stichting stelt dan artikel 3:94, lid 1, BW doet, berust het betoog op een onjuiste lezing van r.o. 4.3.8 van het bestreden vonnis. Daarin valt niet te lezen dat de eisen die de rechtbank aan de inhoud van de mededeling stelt, niet zouden gelden voor alle mededelingen van cessie, ongeacht de hoedanigheid van de cessionaris. In r.o. 4.3.8 geeft de rechtbank slechts een nadere onderbouwing van haar oordeel dat niet kan worden volstaan met een algemene mededeling. Voor het overige heeft de grief naast grief II geen zelfstandige betekenis. De grief faalt dus.
4.6
Grief IV is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat uit de modelcessieakte blijkt dat alleen vorderingen zijn overgedragen die voortvloeien uit de misleidende mededeling in de emissieadvertentie dat gelijktijdige notering aan AEX en Nasdaq zou worden verkregen. De akte van cessie ziet blijkens de tekst van de modelakte op een veel ruimere cessie, zo betoogt de Stichting.
4.6.1
Daarmee ligt de vraag voor welke vorderingen in de akten van cessie, die gelijk zijn aan de modelakte, worden overgedragen. Voor de beantwoording van die vraag moet de akte van cessie worden uitgelegd. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het in cessieakte bepaalde mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.6.2
Dienaangaande is het volgende van belang:
- (i)
De considerans van de akte bevat, voor zover van belang, de volgende overwegingen:
- ‘2.
dat cedent deze aandelen heeft gekocht tegen een prijs van € …,…;
- 3.
dat de koers van genoemde aandelen Via Net. Works Inc. op maandag 14 februari 2000 vrijwel halveerde;
- 4.
dat deze halvering voortvloeide uit het feit dat na sluiting van [AEX] op vrijdag 11 februari 2000, het aandeel Via Net.Works Inc. aan NASDAQ werd genoteerd, alwaar de eerste koers op of omstreeks USD 41.- bedroeg;
- 5.
dat door het emitterende syndicaat (…) in publicaties voorafgaand aan de notering is medegedeeld dat gelijktijdige notering aan [AEX] en NASDAQ verkregen zou worden;
- 6.
dat cedent als gevolg van de hierboven beschreven feiten schade heeft geleden;
(…)
- 8.
dat cedent alle vorderingen voortvloeiend uit de hierboven vermelde feiten (…) aan cessionaris ter incasso wenst over te dragen;
- 9.
dat cedent — voorzover de hierboven onder 8. genoemde overdracht niet reeds tot een rechtsgeldige cessie daarvan leidt — zijn/haar vordering(en) tot vergoeding van de schade, die hij/zij heeft geleden (…) als gevolg van het vorenvermelde mede jegens hem/haar onrechtmatig c.q. onzorgvuldig te achten handelen (…) aan de cessionaris ter incasso wenst over te dragen.’
- (ii)
De cedent draagt blijkens de cessieakte aan cessionaris ter incasso over:
‘alle vorderingen voortvloeiend uit de hierboven vermelde feiten — de vordering tot vergoeding van incassokosten daaronder begrepen — alsmede zijn/haar (…) vordering(en) jegens één of meer bij de emissie, beursintroductie en/of aankooptransactie betrokkenen tot verkrijging van vergoeding van de (…) schade ten gevolge van de hierboven genoemde onrechtmatige daden c.q. wanprestatie (…).’
- (iii)
Andere feiten dan de onder (i) vermelde feiten waarop de cedent de vorderingen baseert die hij overdraagt aan de Stichting, zijn niet vermeld in de cessieakte.
4.6.3
Uit het bovenstaande volgt dat in de cessieakte de overgedragen vordering beperkt is tot één schadetoebrengend feit, namelijk, de niet gelijktijdige notering van het aandeel Via Net op AEX en Nasdaq, waar eerder was meegedeeld dat notering wél gelijktijdig zou plaatshebben, en de daarop op 14 februari 2000 gevolgde koersdaling
4.6.4
De Stichting betoogt dat het volstrekt duidelijk is welke vorderingen de Kopers beoogden te cederen, namelijk alle vorderingen die betrekking hadden op de beursgang van Via Net en niet slechts de vorderingen die betrekking hadden op de misleidende mededeling in de emissieadvertentie dat gelijktijdige notering op AEX en Nasdaq zou worden verkregen en de hierboven bedoelde koersdaling. Daartoe voert de Stichting aan dat het koersverloop na 11 februari 2000 en de daardoor door de Kopers geleden schade niet louter is toe te schrijven aan het feit dat het aandeel Via Net niet gelijktijdig is genoteerd op AEX en Nasdaq, maar mede het gevolg is geweest van (het gebrek aan correcte) informatie in het prospectus. Voorts voert de Stichting aan dat zij blijkens haar (statutaire) doelstelling, die opgenomen is in de considerans, onder 7, van de cessieakte, opkomt voor de belangen van gedupeerde beleggers die door de aankoop van de aandelen schade hebben geleden. Tenslotte verwijst de Stichting naar de in de considerans onder 8 en 9 opgenomen tekst (zie hiervoor onder 4.6.2).
4.6.5
Het bovenstaande laat echter onverlet dat de cedent ‘alle vorderingen voortvloeiend uit de hierboven (in de considerans; toevoeging hof) vermelde feiten’ aan de Stichting overdraagt en dat het feit van het — beweerdelijk — misleidende prospectus niet in de considerans van de cessieakte is vermeld. In de considerans onder 8 en 9 wordt verwezen naar de ‘hierboven vermelde feiten’ en naar schade ‘als gevolg van het vorenvermelde (…) onrechtmatig c.q. onzorgvuldig te achten handelen’. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de Bank (en Euronext) ervan moesten uitgaan dat ook vorderingen die voortvloeien uit niet in de cessieakte vermelde feiten, zoals het misleidende prospectus, zijn gecedeerd. De Stichting kan derhalve niet worden gevolgd in haar betoog dat de Bank en Euronext dat op basis van de mededeling van de cessies had behoren te begrijpen.
4.6.6
Voor zover grief V voortbouwt op grief IV faalt zij eveneens. De grief faalt ook voor het overige, nu zij berust op een onjuiste lezing van r.o. 4.3.12 van het bestreden vonnis. De rechtbank heeft haar oordeel dat alleen genoemde vorderingen aan de Stichting zijn overgedragen immers niet mede gebaseerd op stellingen van de Stichting bij inleidende dagvaarding en repliek. Ervan uitgaande dat alleen vorderingen zijn overgedragen die voortvloeien uit het feit dat, kort gezegd, geen gelijktijdige notering op AEX en Nasdaq is verkregen, overweegt de rechtbank dat de Stichting in de inleidende dagvaarding en de conclusie van repliek niet heeft aangevoerd dat ook in het prospectus of andere publicaties onjuiste mededelingen zijn gedaan over de gelijktijdigheid van de introductie of de notering, zodat de stelling van de Stichting dat de gecedeerde vorderingen mede zien op anders publicaties voor de thans te beoordelen vordering zonder betekenis is.
4.6.7
Een en ander betekent dat de Stichting als cessionaris jegens de Bank en Euronext slechts ontvankelijk is voor zover haar vorderingen berusten op de stelling dat de cedenten door koersdalingen schade hebben geleden ten gevolge van de niet gelijktijdige notering op 11 februari 2000 van de aandelen op AEX en Nasdaq. Voor het overige kan de Stichting in haar hoedanigheid van cessionaris niet in haar vorderingen jegens de Bank en Euronext worden ontvangen.
4.7
De grieven VI tot en met IX lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De Stichting richt zich met deze grieven tegen het oordeel van de rechtbank — en de gronden waarop dat berust — dat de stellingen van de Stichting dat de emissieadvertentie misleidend in de zin van artikel 6:194 BW is geen stand kunnen houden. Dienaangaande geldt het volgende.
4.7.1
In de emissieadvertentie is de volgende mededeling opgenomen:
‘Notering
Notering op de Officiële Markt van de effectenbeurs van Amsterdam Exchanges N.V. voor alle geplaatste en nieuw uit te geven Gewone Aandelen is aangevraagd. De notering van de Gewone Aandelen op de effectenbeurs van Amsterdam Exchanges N.V., via ASAS, zal plaatsvinden in euros. Naar verwachting zullen de Gewone Aandelen, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, één dag na sluiting van de inschrijving, naar verwachting op 11 februari 2000, tot de notering worden toegelaten. Gelijktijdig met de onderhavige introductie vindt in de Verenigde Staten van Amerika een introductie plaats van de Gewone Aandelen welke zullen worden genoteerd op Nasdaq.’
Naar 's hofs oordeel behoefden de Bank en Euronext er geen rekening mee te houden dat deze advertentie bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone belegger de verwachting zou wekken dat het aandeel op precies hetzelfde moment in de notering van de beide beurzen zou worden opgenomen. De meest voor de hand liggende uitleg van de aangehaalde passage is dat de handel in het aandeel Via Net op de twee beurzen op dezelfde dag van start zou gaan. Van de gemiddeld geïnformeerde, voorzichtige en oplettende belegger kan worden verwacht dat hij zich daarbij rekenschap geeft van het tijdsverschil. Bovendien hebben de Bank en Euronext erop gewezen dat beurshouders niet kunnen bewerkstelligen dat een notering aan twee beurzen werkelijk gelijktijdig plaatsvindt, aangezien het van (vraag en aanbod van) de beleggers afhankelijk is op welk moment voor het eerst een koers tot stand komt. Dat standpunt komt het hof juist voor, en is ook zó voor de hand liggend dat de gemiddeld geïnformeerde, voorzichtige en oplettende belegger daarop bij het lezen van de zojuist aangehaalde passage bedacht moest zijn.
Dat de handel in aandelen Via Net op AEX eerst is vrijgegeven om 15.45 uur, het tijdstip waarop Nasdaq opende, in plaats van, zoals gebruikelijk, rond het middaguur maakt dat niet anders, in de eerste plaats niet omdat in de emissieadvertentie niet is vermeld op welk tijdstip de handel zou worden vrijgegeven. Voorts laat, hoewel vanaf 15.45 uur (tot 16.30 uur) de handel in aandelen Via Net op beide beurzen mogelijk was, onverlet dat het tijdstip van de eerste feitelijke transacties geheel afhankelijk is van de feitelijke ontwikkeling van de marktverhoudingen (vraag en aanbod) op beide beurzen. Ten slotte is nog van belang dat het tijdstip waarop de handel in aandelen Via Net op AEX is vrijgegeven, het gebruikelijke tijdstip was voor de handel in dual listings op zowel AEX als Nasdaq.
4.7.2
Voorts verliest de Stichting uit het oog dat de emissieadvertentie tot doel heeft openbaar te maken dat 13.300.000 aandelen Via Net worden aangeboden en wanneer, voor wie, tegen welke prijs en op welke voorwaarden de inschrijving op de aandelen openstaat, wanneer de aandelen tot de notering worden toegelaten en verdere informatie die voor potentiële inschrijvers van belang is. De laatste zin onder het kopje ‘Notering’ (‘Gelijktijdig met de onderhavige introductie vindt in de Verenigde Staten van Amerika een introductie plaats van de Gewone Aandelen welke zullen worden genoteerd op Nasdaq’) informeert potentiële inschrijvers dat gelijktijdig met de introductie in Nederland de aandelen Via Net ook in de Verenigde Staten zullen worden geplaatst en dat de aandelen ook op Nasdaq worden genoteerd, een omstandigheid die voor potentiële inschrijvers van belang is. De advertentie richt zich derhalve tot degenen die mogelijk geïnteresseerd zijn in het nemen van aandelen bij de introductie (plaatsing) daarvan, en niet tot beleggers die op een later tijdstip aandelen Via Net op AEX of Nasdaq zouden willen kopen (of verkopen). De emissieadvertentie bevat ter zake van de handel in aandelen Via Net op AEX en Nasdaq geen andere informatie dan dat naar verwachting de aandelen, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, een dag na sluiting van de inschrijving, naar verwachting op 11 februari 2000, tot de notering zullen worden toegelaten.
4.7.3
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen.
4.8
Met grief X richt de Stichting zich onder meer tegen de overweging van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de Bank het prospectus openbaar heeft gemaakt
4.8.1
Dienaangaande geldt het volgende.
- (i)
De Bank heeft deelgenomen aan één van de twee syndicaten die de beursgang van Via Net heeft begeleid (zie onder 4.1.2.2);
- (ii)
De Bank is opgetreden als listing agent en speelde in die hoedanigheid een rol bij de introductie van de aandelen Via Net (zie onder 4.1.2.3);
- (iii)
De naam van de Bank staat vet gedrukt op de voor- en achterzijde van het prospectus. Haar naam staat, onder het kopje International Managers, ook op bladzijde 77 van het prospectus (zie 4.1.2.6);
- (iv)
Op bladzijde 81 van het prospectus (bladzijde 82 van het voorlopig prospectus) is de volgende tekst opgenomen:
‘A copy of this prospectus, including the financial statements, our certificate of incorporation to be filed and effective upon the closing of this offering (…) are available and can be obtained from the offices of MeesPierson N.V. Rokin 55. 1012 KK, Amsterdam, The Netherlands.’
- (v)
In de emissieadvertentie is onder het kopje ‘Overige informatie’ de volgende tekst opgenomen:
‘Exemplaren van het voorlopig introductiebericht tevens prospectus d.d. 19 januari 2000, alsmede de statuten en de laatst verschenen jaarrekening van VIA NET WORKS zijn verkrijgbaar bij MeesPierson N.V., Rokin 55, Amsterdam (…).’
- (vi)
Het prospectus was in Nederland alleen bij kantoren van de Bank verkrijgbaar.
4.8.2
Op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de Bank het prospectus in de zin van artikel 6:194 BW openbaar heeft gemaakt. Nu de grief in zoverre gegrond is, heeft de Stichting geen belang bij de behandeling van de grieven XI, XII en XIII.
4.9
Dit betekent dat het hof, vanwege de devolutieve werking van het appel, zelfstandig opnieuw dient te boordelen of de Stichting optredend uit hoofde van artikel 3:305a ontvankelijk is. Dienaangaande geldt het volgende.
4.9.1
De Stichting heeft blijkens haar statuten tot doel de belangen van beleggers in aandelen Via Net te behartigen. Derhalve voldoet zij — gelet op de door haar ingestelde rechtsvordering — in zoverre aan het door artikel 3:305a BW gestelde vereiste. De Bank en Euronext bestrijden dat de onderhavige zaak zich leent voor een collectieve actie waarop die bepaling ziet, omdat de personen voor wie de Stichting opkomt onvoldoende gelijksoortige belangen hebben. Het hof kan hen daarin niet volgen. De Stichting komt in deze zaak op voor de belangen van beleggers die op of na 11 februari 2000 aandelen Via Net hebben verworven en — zo is zeer kort samengevat de stelling van de Stichting — vóór of bij de aankoop daarvan door de Bank of Euronext zijn misleid, waardoor de Kopers schade hebben geleden. Dat is een voldoende gelijksoortig belang om de Stichting in een collectieve actie op de voet van artikel 3:305a BW te kunnen ontvangen. Dat er tussen de beleggers onderling aanmerkelijke verschillen zijn in onder meer professionaliteit, mate van geïnformeerdheid, omvang van het geleden koersverlies, alsmede wat betreft vergoeding van de schade door de ‘eigen’ bank, kan daaraan niet afdoen. Dat zijn immers omstandigheden waarmee bij de bepaling van een eventueel toe te kennen schadevergoeding in een door ieder van de Kopers eventueel aan te spannen vervolgprocedure rekening kan worden gehouden.
4.9.2
De Stichting vordert naast een verklaring voor recht dat de Bank en Euronext onrechtmatig jegens de Kopers hebben gehandeld, ook een verklaring voor recht dat de Bank en Euronext hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die door de Kopers is geleden. De bedoelde rechtsvordering strekt er in wezen toe de omvang van de schadevergoedingsverplichting van de Bank en Euronext jegens ieder van de individuele Kopers vast te stellen. Nu deze vaststelling niet kan geschieden zonder te treden in de vraag in welke mate, afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval, het ontstaan van die individuele schade aan het handelen van de Bank en Euronext kan worden toegerekend en in welke mate de aan dezen en mogelijk aan de individuele Kopers toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, verzet de strekking van artikel 3:305a BW zich tegen toewijzing van die vordering. De belangen die de rechtsvordering aldus beoogt te dienen, laten zich in dit geval in zodanig onvoldoende mate veralgemeniseren, dat zij niet gerekend kunnen worden tot de gelijksoortige belangen waarop artikel 3:305a BW het oog heeft.
4.9.3
De slotsom is dat de Stichting ontvankelijk is in haar vordering, voor zover de gevraagde verklaring voor recht ziet op het onrechtmatig handelen van de Bank en Euronext jegens de Kopers maar niet voor zover zij ziet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de Bank en Euronext voor de schade van de Kopers.
4.10
Het onder 4.8.2 overwogene brengt ook mee dat het hof thans zelfstandig dient te beoordelen of het prospectus misleidend in de zin van artikel 6:194 BW was.
4.10.1
De stelling van de Stichting dat het prospectus misleidend was is uitsluitend gebaseerd op het niet in het prospectus vermelden van de free retention (zie onder 4.1.5).
In het prospectus is inderdaad niet vermeld dat De Bank een free retention van 67.450 aandelen heeft gevormd. In die zin was het prospectus onvolledig. Het prospectus was hierdoor echter niet misleidend, omdat de ontbrekende mededeling niet van wezenlijk belang was voor de beoordeling van het aandeel Via Net. De introductie had betrekking op de uitgifte van 14,3 miljoen nieuwe aandelen Via Net. Het aantal van 67.450 aandelen in free retention is in verhouding met dat aantal zo gering dat het niet vermelden van de free retention niet maakt dat het prospectus als misleidend moet worden aangemerkt. Nu sprake is van één prospectus betrekking hebbend op de gehele introductie moet de free retention worden gerelateerd aan alle toegewezen aandelen en niet, zoals de Stichting doet, uitsluitend aan het in Nederland toegewezen aantal van 434.500 aandelen. Feiten die dat anders maken zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
4.10.2
Bij het voorgaande neemt het hof in aanmerking dat de Stichting erkent dat het gebruikelijk is een free retention te vormen, waarbij zij verwijst naar de als productie 17 bij memorie van grieven in het geding gebrachte Second Consultation of the Paper ‘Stabilisation and Allotment — A European Supervisory Approach’ van juni 2001 van The Forum of European Securities Commissions, de voorganger van The Committee of European Securities Regulators (hierna: de CESR). De daarin opgenomen definitie van free retention bevat de volgende zinsnede: ‘a contingent of Relevant Securities (normally below 5% of the offer) (…)’. In het definitieve document van april 2002 (productie 18 bij memorie van grieven) zijn de tussen haakjes geplaatste woorden weggelaten. Kennelijk bestond over de maximale omvang van de free retention binnen de CESR geen overeenstemming. Voorts betwist de Stichting niet dat geen (wettelijk) voorschrift dwingt tot vermelding in het prospectus dat een lid van het syndicaat van de mogelijkheid een free retention te vormen, gebruik zal maken. Het vorenstaande betekent dat de grieven XIV en VIV falen.
4.10.3
Nu de feiten die de Stichting daaraan ten grondslag legt de gestelde misleiding niet kunnen dragen, is er geen plaats voor bewijslevering op dit punt. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd. Gezien het vorenstaande komt het hof niet toe aan de vraag of in het onderhavige geval artikel 6:195 BW inzake de omkering van de bewijslast van toepassing is. Bijgevolg kan in het midden blijven of de Bank, zoals de Stichting stelt, maar de Bank betwist, de inhoud van het prospectus geheel of ten dele zelf heeft bepaald of heeft doen bepalen. In zoverre faalt grief X.
4.11
Grief XVI strekt ten betoge dat de Bank onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Kopers. Het bewuste onrechtmatige handelen van de Bank bestaat eruit dat zij de koers van de aandelen Via Net heeft beïnvloed (lees: gemanipuleerd) door dat zij de aandelen uit de free retention, toen er geen klachten waren die het nodig maakten aandelen hieruit aan bepaalde inschrijvers toe te wijzen, niet onmiddellijk, pro rata tegen de uitgiftekoers aan de inschrijvers heeft toegewezen, maar deze aandelen tegen een substantieel hogere koers aan het beleggend publiek heeft aangeboden. Indien de Bank de aandelen pro rata tegen de uitgiftekoers aan de inschrijvers zou hebben toegekend, zou er een substantieel lagere openingskoers tot stand zijn gekomen, aldus de Stichting. Subsidiair stelt de Stichting zich op het standpunt dat de bijzondere zorgplicht van de Bank zich ook uitstrekt tot de individuele Kopers.
4.11.1
Het door de Bank op de markt brengen van 35.000 aandelen uit de free retention is jegens degenen die op of omstreeks 11 februari 2000 aandelen Via Net hebben gekocht niet onrechtmatig. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat de beleggers na aanvang van de handel in aandelen Via Net erop mochten rekenen dat zo spoedig mogelijk een koers tot stand zou komen waartegen kon worden gehandeld. De Bank moest, als sponsor en listing agent, ook dat belang bij haar besluitvorming ten aanzien van de vraag wat te doen met de free retention betrekken. Daarvan uitgaande is het aanbieden van 35.000 aandelen teneinde tot koersvorming te komen waartegen handel mogelijk zou zijn — wetende dat er bestens orders waren — niet onrechtmatig. Deze handelwijze gaf de beleggers de vrijheid zelf te beslissen of zij wilden kopen of verkopen bij de vigerende koers.
4.11.2
Gelet op de wijze waarop de Bank het op de markt brengen van aandelen heeft ingericht en de wijze waarop de onder 4.1.6 genoemde openingskoers van € 89 tot stand is gekomen, was er geen sprake van koersmanipulatie. [getuige], werkzaam op de afdeling Handel van de Bank, heeft in een voorlopig getuigenverhoor in een andere zaak — waarvan het proces-verbaal in dit geding is overgelegd — als getuige onder meer verklaard:
‘Ik heb mijn handelwijze als handelaar die dag op geen enkele wijze laten beïnvloeden door de omstandigheid dat MeesPierson lid van het syndicaat was. De daarmee verband houdende werkzaamheden werden op een heel andere afdeling verricht. Ik had die dag geen contact met die afdeling. En over de eerdere werkzaamheden die verband hielden met de introductie van het aandeel Via Networks had ik als handelaar evenmin contact met die afdeling gehad.’
De Stichting heeft de juistheid en de geloofwaardigheid van de verklaring van [getuige] niet gemotiveerd betwist. Als onvoldoende betwist staat voorts vast dat de hoekman aan de Bank heeft gevraagd 35.000 aandelen te verkopen (zie onder 4.1.6). Op dat moment wezen vraag en aanbod reeds op een evenwichtskoers van € 89–90. De hoekman heeft gekozen voor een koers van € 89, waarbij de hoekman aan de aanbodzijde een tekort van ongeveer 32.000 aandelen verwachtte. Om zijn shortpositie bij die koers te dekken, heeft hij de Bank gevraagd 35.000 aandelen te verkopen. Met het aanbod van 35.000 aandelen was het onmogelijk om de koers in opwaartse richting te manipuleren, omdat zonder die aandelen bij een koers van € 89 de vraag groter was dan het aanbod en de 35.000 aandelen dienden om vraag en aanbod op een koers van € 89 in evenwicht te kunnen brengen.
4.11.3
Daarnaast was de Bank op grond van artikel 6.4, lid 1, sub c van bijlage 6 NR 1999 gedwongen tot verkoop van de aandelen uit de free retention:
‘Een syndicaatlid dat niet als stabilisator is aangewezen (…);
- c.
bouwt, indien een eigen positie ontstaat deze zo snel mogelijk af.’
Het uitvoering geven aan deze dwingende bepaling door reële verkooptransacties te sluiten, levert geen onrechtmatig handelen jegens de Kopers op, ook niet als de Bank aanvankelijk zonder noodzaak door het vormen van een free retention en/of het niet pro rata toewijzen van de free retention aan de inschrijvers, met 67.450 aandelen een eigen positie in het aandeel Via Net innam. Overigens betwist de Bank dat haar van de hiertoe strekkende handelingen een verwijt kan worden gemaakt.
4.11.4
Voor zover uit het betoog van de Stichting moet worden begrepen dat op de markt brengen door de Bank van 35.000 aandelen naar haar mening onrechtmatig is geweest, omdat daardoor is bewerkstelligd dat op 11 februari 2000 een openingskoers van € 89 tot stand is gekomen, heeft zij die stelling onvoldoende toegelicht. Het enkele feit dat de Bank wist dat sprake was van een groot aantal bestens-kooporders, maakt het aanbod van 35.000 aandelen nog niet onrechtmatig jegens de Kopers. Feiten die dat anders maken zijn onvoldoende gesteld of gebleken. Subsidiair voert de Stichting aan dat tussen de Bank en de Kopers, op grond van de betrokkenheid van de Bank bij de beursemissie, een bijzondere rechtsverhouding bestond die een bijzondere zorgplicht van de Bank jegens de Kopers meebracht en dat de Bank, zo begrijpt het hof, door op de hiervoor omschreven wijze te bewerkstelligen dat op 11 februari 2000 een openingskoers van € 89 tot stand is gekomen, in strijd met die zorgplicht heeft gehandeld. Het hof is van oordeel dat de enkele betrokkenheid van de Bank bij de beursemissie niet een bijzondere zorgplicht van de Bank heeft doen ontstaan, waartuit voortvloeide dat zij de Kopers in het algemeen moest behoeden voor het aangaan van transacties bij een, naar eerst achteraf blijkt, te hoge openingskoers. Uit het vorenstaande volgt dat de grief faalt.
4.12
Met grief XX betoogt de Stichting dat zij kon volstaan met de stelling dat Euronext in strijd heeft gehandeld met de wet- en regelgeving die van toepassing is op de handel van effecten, de daarop gebaseerde eigen reglementen van Euronext daaronder begrepen, zonder aan te geven met welke specifieke regels Euronext in strijd zou hebben gehandeld. De grief faalt. De rechtbank heeft op goede gronden, die het hof tot de zijne maakt, geoordeeld dat de Stichting voor zover zij niet heeft benoemd welke regels Euronext heeft overtreden, niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Het door de Stichting genoemde arrest van de Hoge Raad van 15 mei 1998 (NJ 1998, 625) biedt geen grond voor haar stelling dat de rechter in de onderhavige zaak verplicht is zelfstandig en onafhankelijk van partijen na te gaan welke rechtsregels van toepassing zijn op de door partijen naar voren gebrachte feiten, (kennelijk) teneinde vast te stellen welke regels door Euronext zijn geschonden. In de genoemde zaak heeft de Hoge Raad slechts beslist dat de rechter moet beoordelen of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten de vordering kunnen dragen, ook als de eisende partij de aan haar vordering ten grondslag gelegde rechtsverhouding onjuist heeft gekwalificeerd. Deze situatie doet zich hier niet voor.
4.13
De grieven XXI tot en met XXIV zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Euronext jegens hen die op of na vrijdag 11 februari 2000 op AEX aandelen Via Net hebben gekocht, niet aansprakelijk is voor de schade die zij door de aankoop van bedoelde aandelen — en de daarop gevolgde koersdalingen — hebben geleden.
4.14
De Stichting acht Euronext aansprakelijk voor de gestelde schade, omdat Euronext de handel in aandelen Via Net op 11 februari 2000, ondanks een viertal door de Stichting genoemde feiten, die Euronext bekend waren, althans bekend hadden moeten zijn, toch heeft geopend en zelfs druk heeft uitgeoefend op de hoekman om een openingskoers tot stand te brengen, waardoor er geen sprake is geweest van een ‘fair and orderly market’, het vertrouwen van beleggers in de effectenmarkt is geschaad, en de belangen van laatstgenoemden op de markt onvoldoende zijn beschermd. Aldus heeft Euronext in strijd gehandeld met haar eigen reglementen en de bestaande wet- en regelgeving en tevens onrechtmatig gehandeld jegens de beleggers in aandelen Via Net. De Stichting heeft in dit verband een beroep gedaan op de volgende feiten:
- 1.
Er was geen koersinformatie uit de Verenigde Staten voorhanden.
- 2.
Vraag en aanbod zouden substantieel afwijken als de handel in de Verenigde Staten zou aanvangen;
- 3.
De Bank had slechts 434.500 aandelen Via Net ter beschikking gekregen om in Nederland te plaatsen.
- 4.
In de door Euronext goedgekeurde emissieadvertentie is expliciet opgenomen dat er sprake zou zijn van een gelijktijdige beursintroductie in Amsterdam en New York.
4.14.1
De vordering van de Stichting berust kennelijk op het standpunt dat het — op grond van het doel en de ratio van de artikelen 22 e.v. Wte 1995 en haar reglementen — tot de taken van Euronext behoort met name particuliere, niet professionele beleggers te behoeden voor een koers die al te zeer afwijkt van hetgeen zij meenden te kunnen verwachten.
Euronext verweert zich hiertegen met de stelling, samengevat, dat bescherming van beleggers tegen een bepaalde koersontwikkeling juist niet tot haar taken behoort, en dat het haar ook niet is toegestaan de notering op te schorten of ongedaan te maken buiten de gevallen waarin dat met zoveel woorden in haar reglementen is voorzien. Dienaangaande geldt het volgende.
4.14.2
Er is niet in geschil dat een particuliere belegger die op de door Euronext gehouden effectenbeurs een transactie wil verrichten daarvoor altijd op professionele financiële dienstverleners is aangewezen. Het staat ook vast dat op deze financiële dienstverleners een bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de belangen van de particuliere belegger. Met name is in dit verband van belang dat de financiële dienstverlener die rechtstreeks van een particuliere belegger opdrachten tot het (doen) verrichten van effectentransacties aanvaardt, zich er tijdig van dient te vergewissen dat de uitvoering van zo'n opdracht in overeenstemming zal zijn met (kort gezegd) de van de belegger te vergen dekking en/of zekerheid, en er daarnaast op moet toezien dat de cliënt naar behoren is geïnformeerd. Dit was ten tijde van de beursgang van Via Net niet anders, naar bijvoorbeeld blijkt uit de artikelen. 28 en 33 van de toen van kracht zijnde Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999.
4.14.3
Deze inrichting van de effectenhandel is noodzakelijkerwijs van invloed op de taakvervulling van Euronext als beurshouder, waar het de zorg voor de belangen van individuele beleggers betreft. Naar 's hofs oordeel moet Euronext — in bovengenoemde constellatie — erop kunnen vertrouwen dat beleggers de voor hun beleggingsbeslissingen relevante informatie van bovenbedoelde financiële dienstverleners (kunnen) krijgen, terwijl de laatsten zich er ook van dienen te vergewissen dat (de uitvoering van) een effectenorder verenigbaar zal zijn met de financiële wensen en mogelijkheden van de belegger. Daarom kan van Euronext niet worden verlangd dat zij haar oordeel over de toelaatbaarheid van specifieke effectentransacties afhankelijk maakt van de verwachting die mogelijk of waarschijnlijk bij (een deel van) het beleggend publiek aanwezig is aangaande de hoogte of ontwikkeling van de koers. Evenmin kan worden verwacht dat Euronext in haar eigen informatieverschaffing aan het publiek elk gegeven (betreffende de handel in een fonds) betrekt dat mogelijk of waarschijnlijk nog niet tot het beleggend publiek is doorgedrongen.
4.14.4
Voorts is onomstreden dat Euronext als erkende beurshouder had te waken over — kort gezegd — een ordelijke en eerlijke handel (fair and orderly market), ter bevordering waarvan Euronext de voor die handel geldende (nadere) regels kon vaststellen. Alle bij de handel via Euronext betrokken partijen mogen er op rekenen dat de voor de handel geldende regels worden nageleefd en gehandhaafd.
4.14.5
Gezien het vorenstaande kan Euronext zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat zij zich bij het ingrijpen in de handel terughoudend dient op te stellen, en zulk ingrijpen zo veel mogelijk moet beperken tot de situaties die in haar eigen reglementen voldoende nauwkeurig zijn voorzien. Een ander uitgangspunt zou meebrengen dat betrokkenen er niet zeker van kunnen zijn dat transacties die volgens de door Euronext bekend gemaakte reglementen uitgevoerd mogen worden, ook daadwerkelijk (kunnen) worden uitgevoerd en in stand blijven. Een goede taakvervulling brengt naar 's hofs oordeel mee dat Euronext die onzekerheid zo veel mogelijk vermijdt. Daarin ligt besloten dat maatregelen waardoor effectentransacties worden uitgesteld of ongedaan gemaakt, niet van Euronext gevergd kunnen worden buiten de gevallen en omstandigheden die in haar reglementen nadrukkelijk zijn genoemd.
4.14.6
In dat verband is nog van belang dat Euronext als erkend beurshouder rechtens niet gehouden is een koers te waarborgen die volgens de Stichting een reële afspiegeling van de marktprijs is. De koersvorming is de resultante van vraag en aanbod en de koers van een aandeel weerspiegelt in beginsel de toekomstverwachtingen van beleggers omtrent (de inkomstenstroom van) de betrokken onderneming. In hoeverre die verwachtingen recht doen aan de werkelijkheid is niet de verantwoordelijkheid van Euronext. Reeds om die reden is Euronext niet jegens de beleggers aansprakelijk. Dat zou anders zijn als zij zou zijn tekortgeschoten in het handhaven van de kaders waarbinnen volgens de wet, in het bijzonder artikel 22 e.v. Wte 1995, en haar reglementen de koersvorming door vraag en aanbod moet plaatsvinden. Dat volgt echter niet uit hetgeen door de Stichting is aangevoerd.
4.14.7
De rechtbank heeft op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, onder 6.4.3.2 e.v. van het bestreden vonnis, geoordeeld dat de onder 4.14 genoemde feiten die de Stichting aanvoert ter onderbouwing van haar stelling dat de commissaris voor de notering de handel in aandelen Via Net op 11 februari 2000 niet had mogen vrijgeven, geen bijzondere marktomstandigheden in de zin van artikel 3.3.5 Reglement voor de effectenhandel opleveren. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende omstandigheden:
- (i)
alle aandelen Via Net waren op 11 februari 2000 vanaf 15.30 uur Nederlandse tijd op AEX en Nasdaq verhandelbaar;
- (ii)
alle beleggers hadden vanaf dat moment toegang tot AEX;
- (iii)
er ook vanuit de Verenigde Staten vóór 15.30 uur Nederlandse tijd belangstelling bestond voor transacties in Via Net op AEX tegen koersen van meer dan € 89; en
- (iv)
de introductie van het aandeel Via Net plaatsvond in een zeer verhitte markt voor aandelen in internetfondsen.
4.14.8
Dat op 11 februari 2000 circa 350.000 aandelen Via Net op Euronext zijn verhandeld, laat onverlet dat alle aandelen op beide beurzen verhandelbaar waren. Ook particuliere beleggers konden door het geven van opdrachten tot koop of verkoop aan professionele tussenpersonen op beide beurzen handelen in aandelen Via Net. Voorts heeft de Stichting onvoldoende betwist dat prijsarbitrage pas speelt als er op beide beurzen een koers tot stand is gekomen, omdat beleggers hun koop- of verkooporders daar zullen plaatsen waar ze het beste resultaat verwachten en het verplaatsen van deze orders ertoe leidt dat bestaande prijsverschillen tussen beide beurzen worden uitgevlakt. Het feit dat de beginkoers op AEX veel hoger was dan de beginkoers later die dag op Nasdaq kan derhalve niet worden toegeschreven aan het ontbreken van prijsarbitrage. Anders dan de Stichting meent draagt een bestens-kooporder wel bij aan de prijsvorming, omdat deze orders gelden als ingelegde orders, ongeacht de hoogte van de door de hoekman getoonde adviesprijs, indien en voor zover zij na het noemen van de adviesprijs niet worden ingetrokken. Er is immers geen afspraak gemaakt over de maximumprijs waartegen de kooporder dient te worden uitgevoerd.
Een voorwaarde voor een ordelijke en eerlijke handel is dat alle beleggers kunnen beschikken over dezelfde koersgevoelige informatie. De waardering van het aandeel Via Net door de beleggers die gaan handelen via Nasdaq, is geen koersgevoelige informatie in bedoelde zin. Voorts is onvoldoende gesteld of gebleken dat de beleggers wegens aan Euronext toe te rekenen omstandigheden er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat de handel in het aandeel Via Net op AEX niet zou worden vrijgegeven vóórdat de aan-vangskoers op Nasdaq bekend was geworden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat Euronext er geen rekening mee behoefde te houden dat de emissieadvertentie bij de gemiddeld geïnformeerde, oplettende en omzichtige belegger de verwachting zou wekken dat het aandeel op precies hetzelfde moment in de notering van de beide beurzen zou worden opgenomen (zie onder 4.7.1). Bovendien blijkt uit de conclusie van antwoord onder 40, hetgeen door de Stichting niet is betwist, dat bij eerdere dual listings de handel in die aandelen op AEX en Nasdaq evenmin op hetzelfde tijdstip aanving. Anders dan de Stichting betoogt, doet wel ter zake dat ook door Amerikaanse partijen reeds vóór de totstandkoming van de openingskoers op AEX limietorders waren ingelegd tot bedragen die veel hoger lagen dan € 89. Daaruit blijkt immers dat Amerikaanse beleggers inderdaad van de mogelijkheid gebruik maakten om op AEX kooporders te plaatsen.
De Stichting betwist niet dat de introductie van het aandeel Via Net plaatsvond in een zeer verhitte markt voor aandelen in internetfondsen en dat in de periode daaraan voorafgaand op beurzen over de hele wereld de openingskoers van nieuw uitgegeven aandelen in internetfondsen in veel gevallen de uitgifteprijs ver oversteeg. Dit brengt mee dat de gemiddelde belegger daar bij de introductie van het aandeel Via Net rekening mee heeft kunnen houden, te meer daar de animo voor inschrijving op de uit te geven aandelen Via Net zeer groot was. Dat de vraag het aanbod aanvankelijk ver overtrof en dat de adviesprijzen de uitgifteprijs eveneens ver overtroffen, was dan ook geen bijzondere marktomstandigheid die de commissaris voor de notering ertoe had moeten brengen te voorkomen dat handel zou plaatsvinden. Nu de introductie van het aandeel Via Net zich niet onderscheidt van de introductie van andere aandelen in internetfondsen, lag het juist niet voor de hand om de handel in het aandeel niet vrij te geven.
4.14.9
Gelet op het vorenstaande wordt aan het door de Stichting ingenomen standpunt dat Euronext zich hoe dan ook bevoegd had moeten achten de bewuste transacties tegen te houden, op te schorten of ongedaan te maken, hetzij met toepassing van de, kort gezegd, geldende voorschriften, hetzij zelfs zonder enige specifieke grondslag in deze voorschriften, geen gevolg verbonden.
Uit het vorenstaande volgt tevens dat de Stichting niet kan worden gevolgd in haar betoog dat de onrechtmatigheid van het optreden van Euronext bij de beursgang van Via Net wordt bevestigd door naderhand ingevoerde bijzondere bepalingen ten aanzien van zogenaamde dual listings. Euronext mocht zich gebonden achten aan de ten tijde van de beursgang van Via Net geldende bepalingen in haar reglementen, waarin was omschreven onder welke (bijzondere) omstandigheden zij effectentransacties kon tegenhouden of ongedaan maken. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de gang van zaken bij de introductie van Via Net later een rol heeft gespeeld bij het opstellen van de nadien ingevoerde bijzondere bepalingen voor zulke dual listings.
4.14.10
Uit het voorgaande volgt dat de grieven XXI en XXII falen.
4.15
Grief XXIII strekt ten betoge dat de rechtbank de stelling van de Stichting dat de commissaris voor de notering ongeoorloofde druk op de hoekman heeft uitgeoefend om tot een openingskoers voor de aandelen Via Net te komen, ten onrechte als onvoldoende toegelicht van de hand heeft gewezen. In eerste aanleg heeft de Stichting zich uitsluitend beroepen op de verklaring die [getuige] als getuige heeft afgelegd. Deze getuige heeft in dat verband verklaard dat hij van de hoekman heeft vernomen dat er door de commissaris voor de notering druk werd uitgeoefend dat er die dag inderdaad een openingskoers op AEX tot stand zou komen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit deze verklaring niet blijkt wat die druk inhield, en meer in het bijzonder blijkt daaruit niet dat die druk ongeoorloofd was. Evenmin blijkt uit die verklaring enig verband tussen de door [getuige] bedoelde, uit de derde hand vernomen, druk en het tot stand komen van een openingskoers van € 89, noch dat de handelwijze van de hoekman door de gestelde druk is beïnvloed. Gezien het vorenstaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat genoemde stelling te vaag is om haar op dit punt tot bewijslevering toe te laten. In hoger beroep wijst de Stichting nog op de verklaring die [commissaris], commissaris voor de notering, als getuige in het reeds genoemde voorlopige getuigenverhoor heeft afgelegd. Anders dan de Stichting meent volgt uit de verklaring van [commissaris] niet dat hij als commissaris voor de notering druk, laat staan ongeoorloofde druk, op de hoekman heeft uitgeoefend. Nu de Stichting stelt dat de commissaris voor de notering ongeoorloofde druk op de hoekman heeft uitgeoefend, rustte op haar de verplichting het ongeoorloofde karakter van die druk nader toe te lichten en kon zij in hoger beroep niet volstaan met de enkele stelling dat de druk ongeoorloofd was. Bijgevolg heeft de Stichting haar stelling ook in hoger beroep onvoldoende toegelicht om haar toe te laten tot bewijslevering. De grief faalt.
4.16
Met grief XXV richt de Stichting zich tegen het (impliciete) oordeel van de rechtbank dat de beleggers die op of na 11 februari 2000 aandelen Via Net op AEX hebben gekocht, eigen schuld zouden hebben aan de door hen geleden schade. Nu uit het hiervoor overwogene volgt dat noch de Bank, noch Euronext aansprakelijk is voor de door die beleggers geleden schade, heeft de Stichting geen belang bij de behandeling van die grief.
4.17
Grief XXVI mist zelfstandige betekenis en behoeft om die reden geen afzonderlijk behandeling.
4.18
De Stichting heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, bij bewezenverklaring, tot een ander beoordeling kunnen leiden dan hierboven gegeven Weliswaar biedt zij, onder andere, aan te bewijzen dat de gedupeerde beleggers hebben beoogd alle vorderingen aan de Stichting over te dragen en dat de emissieadvertentie voor de gemiddelde belegger misleidend was, maar feiten waaruit, indien bewezen, de cessie van alle vorderingen dan wel het misleidend karakter van de advertentie kan volgen, zijn, in aanmerking genomen hetgeen hierboven is overwogen, niet genoegzaam gesteld. Aan het meervoudige bewijsaanbod onder 392 van de memorie van grieven komt daarom geen betekenis toe voor de beslissing van de zaak, zodat dit aanbod, als niet ter zake dienend, wordt gepasseerd.
5. Slotsom en kosten
Grief X is gedeeltelijk gegrond en faalt voor het overige, maar kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden, de grieven I, XI, XII, XIII, XXV en XXVI behoeven geen behandeling en de overige grieven falen. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, nu er geen grond is voor vernietiging. De Stichting wordt als de in het ongelijk gesteld partij veroordeeld in kosten van het hoger beroep.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt de Stichting in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van de Bank begroot op € 296 aan verschotten en € 894 aan salaris advocaat en aan de zijde van Euronext op € 296 aan verschotten en € 894 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, L.C. Heuveling van Beek en W.H.F.M. Cortenraad en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 oktober 2007.
[mr. T.A.C. van Hartingsveldt]