Hof Amsterdam, 26-04-2007, nr. 740/06
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB0896
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-04-2007
- Zaaknummer
740/06
- LJN
BB0896
- Roepnaam
Engel/Rigot
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB0896, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑04‑2007; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 611a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JBPr 2008/6 met annotatie van mr. M. Beekhoven van den Boezem
Uitspraak 26‑04‑2007
Inhoudsindicatie
Dwangsom is geen schadevergoeding; dat de functie van druk uitoefenen om aan een veroordeling te voldoen, niet kan worden vervuld, is reden om geen dwangsom op te leggen. Kamerverhuurster lijdt aan ernstige psychische stoornis, die haar het zicht op de werkelijkheid beneemt.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van
[X],
wonende te Haarlem,
APPELLANTE,
procureur: mr. J.W. van Rijswijk,
t e g e n
[Y],
wonende te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. S.A. van der Sluijs.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 28 maart 2006 is appellante, [X], in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 28 december 2005, onder zaak-/rolnummer 285789/CV EXPL 05-9408 gewezen tussen haar als gedaagde en geïntimeerde, [Y], als eiser.
Bij memorie heeft [X] één grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van [Y] zal afwijzen, met zijn veroordeling in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij antwoordmemorie heeft [Y] de grief bestreden, met conclusie tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [X] in de kosten van het hoger beroep.
Tenslotte is arrest gevraagd.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, a. tot e. een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Over die vaststellingen bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1 [Y] huurt van [X] een kamer. Wegens wanbetaling door [X] zijn, respectievelijk op 25 februari 2005 en in de maand september 2005, de elektriciteit en de watervoorziening afgesloten.
3.2 In eerste aanleg heeft [Y], voor zover hier van belang, gevorderd dat [X] wordt veroordeeld om binnen korte termijn de elektriciteit en het water opnieuw te doen aansluiten en aangesloten te houden of om medewerking te verlenen aan het op haar kosten plaatsen van eigen meters voor [Y], zodat hij zijn eigen elektriciteits- en waterverbruik kan afrekenen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de primaire vordering toegewezen, in dier voege dat de dwangsom is gematigd tot € 250,= per dag.
3.3 In de grief tegen het vonnis is het volgende aangevoerd. [X] is vanwege haar psychische gesteldheid – vermoedelijk een ernstige vorm van paranoïde schizofrenie – niet in staat haar belangen adequaat te behartigen. Zij is psychisch buiten staat aan de veroordeling te voldoen. De veroordeling heeft geen enkel effect op haar gehad. Het opleggen van een dwangsom is niet zinvol en moet derhalve achterwege blijven. Het zou veel efficiënter zijn als [Y] om eigen elektriciteits- en wateraansluitingen zou verzoeken.
3.4 Een dwangsom dient er niet toe om te voorzien in een vorm van schadevergoeding, maar om de veroordeelde te bewegen aan een veroordeling te voldoen. Indien moet worden verwacht dat de dwangsom die functie niet kan vervullen, bijvoorbeeld omdat de veroordeelde niet vatbaar is voor het soort druk dat van een telkens oplopend bedrag aan verbeurde dwangsommen uitgaat, kan dat reden zijn om van het opleggen van een dwangsom af te zien. Naar het oordeel van het hof doet laatstgenoemde situatie zich hier voor. Uit de door [X] in het geding gebrachte stukken is genoegzaam gebleken dat zij lijdt aan een ernstige psychische stoornis, die haar het zicht op de werkelijkheid en in het bijzonder haar eigen (financiële) belangen beneemt. Er bestaat geen enkele aanleiding om aan te nemen dat een dwangsom daar enige wijziging in kan brengen. Onder deze omstandigheden is voor het opleggen van een dwangsom geen plaats. De grief van [X] slaagt in zoverre.
3.5 Anders dan [Y] meent dient de hiervoor bedoelde beoordeling van het nut van een dwangsom al aanstonds te worden verricht door de rechter die over de oplegging van een dwangsom moet beslissen en dus niet slechts in een later stadium door de rechter die in het kader van een beroep op artikel 611d RV over de opheffing, opschorting of vermindering van een reeds opgelegde dwangsom moet oordelen.
3.6 Voor zover met de grief wordt betoogd dat ook de veroordeling tot het ter beschikking stellen van elektriciteit en water zélf zou moeten worden afgewezen en de subsidiaire vordering zou moeten worden toegewezen, omdat het effectiever is als [Y] eigen elektriciteits- en wateraansluitingen aanvraagt, faalt de grief echter. Uit de stellingen van partijen blijkt dat het huis waarin de door [Y] gehuurde kamer is gelegen deel uitmaakt van een nalatenschap, waarover [X] met de overige erfgenamen in een geschil is verwikkeld. Gevreesd moet dan ook worden dat die overige erfgenamen de noodzakelijke medewerking aan het aanbrengen van eigen aansluitingen zullen weigeren, terwijl die erfgenamen ook niet in de onderhavige procedure zijn betrokken. In zoverre zal het vonnis dus worden bekrachtigd.
3.7 In hoger beroep zijn partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De kosten van het hoger beroep zullen daarom worden gecompenseerd. De kosten van de eerste aanleg moeten echter voor rekening blijven van [X], die daarin op het principiële punt van de veroordeling tot nakoming, en dus grotendeels, de in het ongelijk gestelde partij is. Het bestreden vonnis zal ook in zoverre worden bekrachtigd.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, doch alleen voor zover daarbij aan de veroordeling een dwangsom is verbonden;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering tot het opleggen van een dwangsom af;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en C.H.M. van Altena en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 april 2007.