Hof Amsterdam, 16-02-2006, nr. 913/05
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3819
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-02-2006
- Magistraten
Mrs. J.M.H. van Staveren, A. van Haeringen, C.A. Joustra
- Zaaknummer
913/05
- LJN
AY3819
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3819, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑02‑2006
Uitspraak 16‑02‑2006
Mrs. J.M.H. van Staveren, A. van Haeringen, C.A. Joustra
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRIODASS ASSURADEUREN B.V., gevestigd te Weesp,
APPELLANTE,
procureur: mr. G.M. Terlingen,
tegen
[geïntimeerde], wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna (ook) Triodass en [geïntimeerde] genoemd.
Bij dagvaarding van 12 mei 2005 is Triodass in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank te Amsterdam (locatie Amsterdam) van 11 mei 2004 (het comparitievonnis), 12 oktober 2004 (het tussenvonnis) en 26 april 2005 (het eindvonnis), in deze zaak onder kenmerk CV 04-10802 voorzover gewezen tussen haar als eiseres in conventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie.
Triodass heeft van grieven gediend, daarbij bescheiden in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het tussenvonnis en het eindvonnis terzake de conventie zal vernietigen en alsnog haar vordering in conventie zal toewijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
[geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
Ten slotte heeft Triodass arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. Grieven
Triodass heeft vijf grieven voorgesteld, waarvoor wordt verwezen naar haar memorie.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.9 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Beoordeling
4.1
Het gaat in deze zaak — kort gezegd — om het volgende.
- (i)
Triodass is gevolmachtigd agent van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en oefent als vertegenwoordiger van Delta Lloyd het verzekeringsbedrijf uit. [geïntimeerde] heeft via Triodass met ingang van 17 oktober 2002 voor haar auto met kenteken [kenteken] een motorrijtuigenverzekering bij Delta Lloyd gesloten onder polisnummer [nummer].
- (ii)
Op 29 december 2002 is de auto van [geïntimeerde] bij een aanrijding met een bromfiets betrokken geraakt. Triodass heeft als gevolmachtigde namens Delta Lloyd op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekeringen Motorrijtuigen (hierna: de WAM) de bromfietser schadeloos gesteld voor een bedrag van EUR 934,98.
- (iii)
Triodass vordert genoemd bedrag met rente en kosten terug van [geïntimeerde] omdat deze volgens Triodass de premie voor de verzekering ondanks aanmaning en aanzegging van het verval van dekking niet heeft voldaan. [geïntimeerde] heeft derhalve voor genoemd bedrag geen dekking. Omdat [geïntimeerde] de vordering heeft betwist, heeft Triodass het bedrag in rechte gevorderd vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. [geïntimeerde] heeft van haar kant in reconventie een vordering wegens schadevergoeding ingesteld ten belope van EUR 50.000,- plus EUR 10.000,-, welke vordering zij — na wijziging van eis — in verband met de bevoegdheid van de kantonrechter heeft beperkt tot EUR 5.000,-.
- (iv)
De kantonrechter heeft bij het bestreden eindvonnis de vordering in conventie van Triodass afgewezen omdat — kort gezegd — niet Triodass maar Delta Lloyd de vordering had moeten instellen. Het feit dat Triodass gevolmachtigde is van Delta Lloyd maakt haar nog niet tot partij bij de verzekeringsovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Delta Lloyd, terwijl een overdracht van rechten uit die overeenkomst door Delta Lloyd aan Triodass is gesteld noch gebleken, aldus de kantonrechter. Ook in reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] afgewezen. Triodass heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing in conventie.
4.2
De grieven betreffen het oordeel van de kantonrechter dat Triodass niet zelf de rechten en bevoegdheden uit de polisvoorwaarden kan uitoefenen als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het hof overweegt als volgt. De positie van Triodass als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd brengt mee dat zij als vertegenwoordiger van Delta Lloyd het verzekeringsbedrijf uitoefent en daarbij bevoegd is verzekeringen af te sluiten, polissen te tekenen, premies te ontvangen, schaden te regelen en uitbetalingen te doen almede in rechte voor de verzekeraar op te treden. Dat Triodass gevolmachtigd agent is blijkt uit de brief van 1 april 1998 van Delta Lloyd aan LHT Assuradeuren B.V., blijkens het bij repliek overgelegde uittreksel uit het handelsregister plus de daarbij behorende handelsregisterhistorie de rechtsvoorganger dan wel de handelsnaam van Triodass van 5 maart 1998 tot 7 maart 2000. In die brief bevestigt Delta Lloyd dat zij aan Triodass (toentertijd geheten LHT Assuradeuren B.V.) volmacht heeft gegeven met ingang van 1 april 1998. Blijkens de brief houdt die volmacht onder meer als werkzaamheden in het accepteren van verzekeringen, het opmaken en afgeven van polissen, het incasseren van premie en het regelen, behandelen en uitbetalen van schaden. Dat Triodass daarbij ook de bevoegdheid heeft in rechte voor de verzekeraar op te treden, blijkt ook uit die brief. Die bevoegdheid is in overeenstemming met het bepaalde in de modelvolmacht als bedoeld in artikel 21 lid 1 onder a Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb), overgelegd door Triodass bij memorie van grieven. Blijkens artikel 21 Wabb dient de volmacht van Triodass te zijn opgemaakt overeenkomstig dit model.
Uit een en ander kan worden afgeleid dat Triodass als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd bevoegd was en op grond van de WAM ook verplicht was de schade aan de bromfietser uit te keren. Tevens is zij bevoegd de door haar aan de bromfietser uitgekeerde schade op [geïntimeerde] te verhalen. De grieven slagen op dit punt.
4.3
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg als verweer gevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van de aangereden bromfietser. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 9, slot, overwogen dat door [geïntimeerde] terzake is aangevoerd dat de bestuurder van de auto van [geïntimeerde]‘rechts afsloeg en reeds de bocht had gemaakt, en de bromfiets achterop knalde — eigenlijk maakte hij een noodstop en slipte (…)’. De kantonrechter overweegt vervolgens dat de (gemachtigde van) [geïntimeerde] als automobilist die rechts afsloeg kennelijk geen voorrang heeft verleend aan een achterop komende, rechtdoor rijdende bromfiets. [geïntimeerde] heeft haar verweer in hoger beroep niet nader onderbouwd hetgeen gezien de overwegingen van de kantonrechter op haar weg had gelegen. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter op goede gronden het verweer van [geïntimeerde] verworpen en het hof sluit zich hierbij aan. Omdat aan de bromfietser wel voorrang had moeten worden verleend moet [geïntimeerde] aansprakelijk worden geacht voor diens schade.
4.4
De grieven behoeven voor het overige geen nadere bespreking.
5. Slotsom
5.1
De vonnissen van 12 oktober 2004 en 26 april 2005 van de kantonrechter kunnen gezien vorenstaande overwegingen niet in stand blijven en zullen worden vernietigd. De vorderingen van Triodass zullen alsnog worden toegewezen, waarbij de buitengerechtelijke kosten overeenkomstig het rapport Voorwerk inclusief BTW zullen worden toegewezen tot een bedrag van EUR 162,-.
5.2
[geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep worden veroordeeld.
5.3
Tegen het vonnis van 11 mei 2004 is niet gegriefd. Triodass zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Beslissing
Het hof
verklaart Triodass niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van 11 mei 2004;
vernietigt de vonnissen van 12 oktober 2004 en 26 april 2005 waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen een termijn van 14 dagen na betekening van dit arrest aan Triodass te betalen:
- 1.
EUR 934,98 (negenhonderdvierendertig euro en 98 eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
- 2.
EUR 15,87 (vijftien euro en 87 eurocent);
- 3.
EUR 162,- (éénhonderdtweeenzestig euro);
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van Triodass tot deze uitspraak in eerste aanleg begroot op EUR 448,90 en in hoger beroep op EUR 947,93.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.H. van Staveren, A. van Haeringen en C.A. Joustra en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2006.