Hof Amsterdam, 21-07-2005, nr. 1931/04 SKG
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV1204
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-07-2005
- Magistraten
mr. P. Ingelse, mr. R.J.F. Thiessen, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell
- Zaaknummer
1931/04 SKG
- LJN
AV1204
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2005:AV1204, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑07‑2005
Uitspraak 21‑07‑2005
mr. P. Ingelse, mr. R.J.F. Thiessen, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de vennootschap onder firma BERGINGSBEDRIJF FIRMA [eiseres],
gevestigd te [plaats], gemeente [gemeente],
APPELLANTE in het principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDE in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
procureur: mr. A.S. Rueb,
tegen
de rechtspersoon naar publiekrecht REGIOPOLITIE NOORD-HOLLAND NOORD, zetelende te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE in het principaal hoger beroep,
APPELLANTE in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
procureur: mr. J.W. van Rijswijk.
1. Het verder verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna respectievelijk [eiseres] en de regiopolitie genoemd.
Bij tussenarrest van 17 maart 2005 heeft het hof [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de ontvankelijkheid van [eiseres] in het principaal hoger beroep.
Daarop heeft [eiseres] een akte met productie genomen.
Ten slotte hebben partijen andermaal arrest gevraagd. De inhoud van de stukken van het geding in beide instanties wordt als hier ingevoegd beschouwd.
2. Verdere beoordeling van de ontvankelijkheid van [eiseres] in het principaal hoger beroep
3.1
Zoals in het tussenarrest overwogen, is in het onder rolnummmer 270/2004 JJ gewezen vonnis waarvan beroep onder het kopje ‘HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE’ het volgende vermeld. ‘Op 14 september is in deze zaak reeds mondeling vonnis gewezen, een en ander blijkens het daarvan afgegeven uittreksel audiëntieblad.’ In de aanhef en de voet van het vonnis is echter vermeld dat het op 23 september 2004 is uitgesproken.
3.2
[eiseres] heeft bij exploot van 20 oktober 2004 aan de regiopolitie aangezegd dat zij in beroep komt van ‘het vonnis, gewezen door de Voorzieningenrechter in de Rechtbank te Alkmaar op 23 september 2004 onder rolnummer 270/2004 JJ tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde’.
3.3
Bij akte na tussenarrest heeft [eiseres] onder overlegging van een uittrekstel audiëntieblad van 14 september 2004 erkend dat de voorzieningenrechter op 14 september 2004 het vonnis in deze zaak heeft (het hof leest:) uitgesproken. Dat het vonnis daadwerkelijk is uitgesproken blijkt ook uit het uittreksel audiëntieblad.
Dit betekent dat het vervolgens bij exploot van 20 oktober 2004 aangezegde hoger beroep te laat is ingesteld, zodat [eiseres] in zijn hoger beroep niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Dat de schriftelijke vastlegging van het vonnis, zoals hiervoor overwogen, in de aanhef en in de voet als uitspraakdatum 23 september 2004 vermeldt, kan hieraan niet afdoen.
3.4
In dit verband zij nog vermeld dat — zo dit niet al uit voormelde erkenning moet worden afgeleid — op grond van de tekst van het vonnis (‘ter terechtzitting van 14 september 2004 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd…’) moet worden aangenomen dat [eiseres] ter terechtzitting aanwezig was, althans vertegenwoordigd was en dat zij de uitspraak heeft aangehoord. Dit betekent dat zij van de juiste uitspraakdatum op de hoogte was en de fout in de datering van de latere schriftelijke vastlegging heeft kunnen en moeten signaleren. Overigens heeft [eiseres] zich er ook niet op beroepen dat dat niet het geval was. Daargelaten kan derhalve worden of zodanig beroep onder omstandigheden tot een andere beslissing zou moeten leiden.
3.5
Het voorgaande brengt tevens mee dat de aan het incidenteel hoger beroep verbonden voorwaarde niet in vervulling is gegaan, zodat dit beroep geen behandeling behoeft.
3.6
Het hof zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij verwijzen in de kosten gevallen op het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof
verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
verwijst [eiseres] in de kosten gevallen op het principaal hoger beroep tot op heden aan de zijde van de regiopolitie begroot op € 1.182,-;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, R.J.F. Thiessen en E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2005.