Einde inhoudsopgave
Reglement rijbewijzen
Artikel 104 [Keuring c.q. herkeuring]
Geldend
Geldend vanaf 02-05-2019
- Bronpublicatie:
15-04-2019, Stb. 2019, 168 (uitgifte: 01-05-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-2019, Stb. 2019, 168 (uitgifte: 01-05-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Indien de aanvrager van een verklaring van geschiktheid een mededeling heeft ontvangen dat geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister wordt geregistreerd, dat een verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd voor minder categorieën dan waarop de aanvraag betrekking heeft, of dat in het rijbewijzenregister een termijn als bedoeld in artikel 103, derde lid, dan wel een gecodeerde aanduiding als bedoeld in artikel 103, vijfde, zesde of zevende lid, is geregistreerd, kan hij binnen vier weken na ontvangst daarvan het CBR verzoeken een of meer artsen aan te wijzen voor een keuring of herkeuring op zijn eigen kosten.
2.
Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde verzoek om keuring of herkeuring wijst het CBR een of meer artsen aan en geeft het van die aanwijzing kennis aan de aanvrager en aan de aangewezen arts of artsen.
3.
De aanvrager geeft de aangewezen arts of artsen inzage van de in het eerste lid bedoelde mededeling.
4.
Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van het onderzoek, dan wel van het eerste gedeelte daarvan, aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke categorie of categorieën hij aan die eisen niet voldoet. Indien naar het oordeel van de aangewezen arts of artsen redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 25a, eerste of tweede lid, voorziene geldigheidsduur, wordt zulks door hem of door hen schriftelijk medegedeeld aan het CBR onder vermelding van de termijn waarvoor de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel aan die eisen voldoet. Artikel 103 is verder van toepassing.
5.
Het CBR kan in bijzondere gevallen toestaan dat door de arts of artsen van de in het vierde lid bedoelde termijn wordt afgeweken.
6.
Een op grond van artikel 103 genomen besluit van het CBR vervalt met ingang van het tijdstip waarop de aanvrager het CBR heeft verzocht om een keuring of een herkeuring als bedoeld in het eerste lid.