Hof 's-Hertogenbosch, 08-07-2009, nr. HV 200.027.069
ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ4336
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
08-07-2009
- Zaaknummer
HV 200.027.069
- LJN
BJ4336
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ4336, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 08‑07‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Family Life (8 EVRM) doorbroken. Appellant geen belanghebbende meer, derhalve niet-ontvankelijk in appel.
Partij(en)
DvdH
8 juli 2009
Sector civiel recht
Zaaknummer HV 200.027.069/01
Zaaknummer eerste aanleg 183025 / JE RK 08-2028
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M. Engelen,
t e g e n
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de stichting.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 december 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 maart 2009, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog te bepalen dat de appellant als belanghebbende dient te worden aangemerkt met alle bijbehorende rechten en plichten en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van deze instantie, één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.1.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 maart 2009, heeft de stichting verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
2.2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 30 maart, heeft [Y.] (hierna te noemen: de moeder) verzocht de vader in zijn beroep niet ontvankelijk te verklaren met bekrachtiging van de bestreden beschikking onder correctie van de daarin aangegeven gronden, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
2.3.1.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 april 2009. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
de vader, bijgestaan door mr. A.M. Engelen;
- -
de stichting, vertegenwoordigd door mevrouw G. Vissers;
- -
de moeder, bijgestaan door mr. A.A.J.L. van Elk De Freese.
De Raad voor de Kinderbescherming is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
2.3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader en zijn advocaat niet beschikken over bijlage 1 van het verzoek van de stichting aan de rechtbank om de vader niet als belanghebbende aan te merken.
Hierop heeft de bode bijlage 1 gekopieerd en de vader en zijn advocaat deze kopie overhandigd. Ter zitting hebben de vader en zijn advocaat de gelegenheid gehad om op de inhoud van de bijlage en het verzoek van de stichting te reageren.
Op 1 mei 2009 heeft de vader vervolgens telefonisch contact opgenomen met de griffie van het hof met het verzoek nog schriftelijk te mogen reageren op voornoemde bijlage. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd. Vervolgens heeft het hof kennisgenomen van de brief van de advocaat van de vader d.d. 13 mei 2009.
Op 18 mei 2009 heeft het hof een afschrift van deze brief verzonden aan de stichting en aan de advocaat van de moeder met het verzoek om voor 1 juni 2009 te willen reageren.
Daarop heeft het hof kennisgenomen van het faxbericht van de advocaat van de moeder d.d. 26 mei 2009. Van de stichting is niet tijdig een reactie ontvangen.
Vervolgens heeft de advocaat van de vader per faxbericht d.d. 29 mei 2009 het hof verzocht hem nog de gelegenheid te geven om op de inhoud van het faxbericht van de moeder te mogen reageren teneinde de processuele gelijkheid tussen partijen te waarborgen. Van het faxbericht van de advocaat van vader d.d. 19 juni 2009 heeft het hof eveneens kennisgenomen.
2.3.3.
Het hof heeft de minderjarige [Z.] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door middel van een handgeschreven brief d.d. 31 maart 2009, die ter griffie is ingekomen op 6 april 2009. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief voorgelezen, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
de schriftelijke mededeling van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 16 maart 2009 dat er geen proces-verbaal in eerste aanleg is opgemaakt, omdat de zaak buiten zitting is afgedaan.
3. De beoordeling
3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader, is op [geboortejaar] te [geboorteplaats] [Z.] (hierna: [Z.]) geboren.
Door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is op 8 juli 2004 het gezamenlijk gezag van de vader en de moeder gewijzigd in eenhoofdig gezag ten gunste van de moeder.
3.2.
[Z.] staat sinds 31 december 2001 onder toezicht van de stichting.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 29 oktober 2008, heeft de stichting de rechtbank verzocht de ondertoezichtstelling van [Z.] te verlengen voor de duur van één jaar.
Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank dit verzoek van de stichting toegewezen en de ondertoezichtstelling van [Z.] met ingang van 30 december 2008 verlengd voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft daartoe overwogen het in het belang van [Z.] is dat de termijn van de ondertoezichtstelling wordt verlengd met een termijn van één jaar, aangezien de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en komt hiervan in hoger beroep. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting voert de vader – kort samengevat – het volgende aan.
Aanmerking als belanghebbende
Ten onrechte heeft de rechtbank de vader niet als belanghebbende aangemerkt, omdat [Z.] dit zou hebben verzocht. De vader is ervan overtuigd dat voornoemd verzoek niet van [Z.] zelf afkomstig is. Gelet op de jarenlange blokkade door de stichting van pogingen van de vader om over zijn zoon te worden geïnformeerd, lijkt het verzoek van [Z.] eerder uit de koker van de stichting te komen. Mocht het verzoek desondanks toch van [Z.] zelf zijn, dan is de vader van mening dat [Z.] dusdanig is geïndoctrineerd door zijn moeder en de stichting dan dat hij niets anders kan, mag en durft te zeggen.
Verder voelt de vader zich ten onrechte buiten spel gezet en beroept hij zich op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM): het recht van de vader op een familie- en gezinsleven met zijn zoon.
Inhoudelijk
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling van [Z.] stelt de vader dat de gronden hiervoor niet (meer) aanwezig zijn.
- 3.5.
De stichting voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
Aanmerking als belanghebbende
Bij het vervaardigen van het Vervolg Plan van Aanpak d.d. 17 oktober 2008 was [Z.] bijna 16 jaar en heeft hij uitdrukkelijk te kennen gegeven niet te willen dat zijn vader betrokken werd bij het opstellen van voormeld Plan alsmede dat zijn vader hier inzage in zou krijgen. Als reden gaf [Z.] aan dat hij niets met zijn vader te maken wil hebben, door alles wat hij volgens [Z.] in het verleden heeft gedaan en de onrust die hij thans nog steeds veroorzaakt. Artikel 43 van het Uitvoeringsbesluit bij de Wet op de Jeugdzorg verplicht de stichting bij de totstandkoming van een plan van aanpak slechts tot het plegen van overleg met de minderjarige, de ouder(s) met gezag, de voogd of anderen die de minderjarige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. Naast de uitdrukkelijke wens van [Z.], is dit de reden geweest om de vader zonder gezag niet te betrekken bij de totstandkoming van het plan van aanpak.
Onderdeel 2.3. van het Procesreglement Civiel Jeugdrecht bepaalt dat een ouder zonder gezag als belanghebbende geldt indien er sprake is van family life: een nauwe persoonlijke betrekking. Van zo’n betrekking is tussen de vader en [Z.] geen sprake. Daarnaast heeft de vader tot op heden geen blijk gegeven in het belang van [Z.] te kunnen handelen. Zijn handelen heeft [Z.] zelfs ernstig benadeeld, waardoor [Z.] zich bedreigd voelt in zijn vrijheid.
Inhoudelijk
Volgens de stichting is het belang van [Z.] leidend, en vereist dit belang de zekerheid en veiligheid van de ondertoezichtstelling. Juist het gedrag van de vader is de reden geweest voor de ondertoezichtstelling. Zo toont de vader geen respect voor de gevoelens en mening van zijn zoon en is hij de afgelopen maanden wederom naar de school van [Z.] geweest alsmede naar De La Salle, wat voor de nodige onrust heeft gezorgd bij zowel genoemde instanties als bij [Z.] zelf. Door ondersteuning van de stichting kon deze onrust getemperd worden.
- 3.6.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat de rechtbank in de bestreden beschikking terecht de vader niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Volgens de moeder is er geen sprake meer van family life, de laatste tijd is er sprake geweest van stelselmatige pogingen van de zijde van de vader om de belangen van [Z.] te ondermijnen, daaraan afbreuk te doen en daarmee de ontwikkeling van [Z.] te belemmeren. Door de wijze waarop de vader zich voortdurend heeft willen bemoeien met de verzorging en opvoeding van [Z.], heeft [Z.] een ernstige aversie gekregen tegen de vader, waardoor hij absoluut geen contact met hem wenst. In de loop der tijd zijn behandelingen die [Z.] heeft moeten ondergaan onder- en afgebroken door toedoen en optreden van de vader. Zo heeft de moeder drie keer moeten verhuizen en is – ondanks dat haar adressen geheim werden gehouden – de vader de onderwijsinstellingen alwaar [Z.] verblijft, lastig blijven vallen.
- 3.7.
Het hof heeft bij de beoordeling ambtshalve kennisgenomen van de volgende arresten/beschikkingen inzake ingestelde hoger beroepsprocedures die door de vader zijn gestart: 25 november 2003 (2 maal), 14 juli 2005, 18 juni 2007, 20 december 2007 en 24 juni 2008.
- 3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
Ontvankelijkheid
- 3.8.1.
In tegenstelling tot hetgeen de moeder en de stichting stellen, is het hof van oordeel dat er wel degelijk sprake is van family life tussen de vader en [Z.] als bedoeld in artikel 8 EVRM. Gedurende het huwelijk heeft de vader met de moeder en [Z.] samengeleefd. De vader en de moeder zijn op 1 december 2000 gescheiden. [Z.] is bij de moeder blijven wonen. Al snel zijn er problemen rond de omgang met de vader ontstaan en is de omgangsregeling beëindigd.
Het hof wijst erop dat in 1988 door het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) is geoordeeld in de zaak Berrehab (EHRM 21 juni 1988, NJ 1988, 746) dat enkel door de geboorte van een kind uit een huwelijksrelatie van rechtswege tussen het kind en zijn ouders family life ontstaat. Die band tussen een ouder en een kind kan slechts door latere gebeurtenissen doorbroken worden indien er sprake is van ‘exceptional circumstances’.
Het hof is van oordeel dat er in dit geval sprake is van voormelde ‘exceptional circumstances’ en overweegt daartoe het volgende.
- 3.8.2.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat thans de 33e procedure gaande is. De uitkomst van die procedures is – kort samengevat – dat de vader is ontheven van het ouderlijk gezag over [Z.], de omgangsregeling tussen hem en [Z.] sinds ongeveer acht jaar geleden is beëindigd en de inlichtingenplicht van de moeder jegens de vader is stopgezet alsmede dat de moeder reeds drie maal is verhuisd omdat zij en [Z.] werden lastig gevallen door de vader. Thans woont de moeder op een geheim adres. Eveneens bestaan vermoedens dat de vader recentelijk vernielingen heeft aangebracht aan eigendommen van de advocaat van de moeder.
Gebleken is dat de vader tot op heden nog steeds in de media verschijnt met spandoeken. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader erkend dat hij tijdens de voetbalwedstrijden Nederland-Macedonië (27 maart 2009) en Nederland-Schotland (1 april 2009) spandoeken omhoog heeft gehouden met de naam van [Z.] erop.
Op grond van het vorenstaande overweegt het hof dat er sprake is van ‘exceptional circumstances’ waardoor het recht van de vader op family life zoals bedoeld in artikel 8 EVRM doorbroken is.
- 3.8.3.
Het hof neemt ook artikel 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) in aanmerking waarbij is bepaald dat de belangen van het kind prevaleren boven andere belangen – zoals het belang van de vader – bij alle maatregelen die kinderen betreffen. [Z.] heeft reeds op 15 mei 2008 in raadkamer bij het hof verklaard dat hij de informatieplicht als zeer belastend ervaart en niet wil dat er informatie over hem aan zijn vader wordt verstrekt. Ook in deze procedure heeft [Z.] in zijn brief gedateerd 31 maart 2009 uitdrukkelijk aangegeven dat hij op geen enkele manier contact wil met zijn vader en dat hij behoefte aan rust heeft. Blijkens het door de stichting overgelegde Vervolg Plan van Aanpak d.d. 17 oktober 2008 heeft [Z.] eveneens aangegeven dat hij niets met zijn vader te maken wil hebben en niet wil dat de vader betrokken wordt bij het opstellen van het Vervolg Plan van Aanpak; dit alles onder meer vanwege het veleden en de onrust die de vader nog steeds veroorzaakt in het leven van [Z.].
Het hof is gebleken dat [Z.] hierin een constante mening heeft. Zelfs al zou de mening van [Z.] – nu 16 jaar oud – gekleurd zijn door ‘indoctrinatie’ van de moeder en/of de stichting, dan nog moet de mening die [Z.] nu heeft, mede gelet op zijn leeftijd, gerespecteerd te worden.
Wanneer de vader als belanghebbende aangemerkt zou worden, zouden de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling voor [Z.] betekenen dat hij jaarlijks met zijn vader geconfronteerd zou worden en dat de vader tegen de wil van [Z.] geïnformeerd wordt. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat dit niet in het belang van [Z.] is en dat de privacy van [Z.] gewaarborgd dient te worden.
- 3.8.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de vader dan ook niet aanmerken als belanghebbende zoals bedoeld in artikel 798 Rv. Dientengevolge zal het hof de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn appel.
Hoewel het hof begrip heeft voor de wens van de vader om contact te hebben met zijn zoon, zal het hof – gelet op alle omstandigheden – niet anders oordelen.
- 3.8.5.
Het hof komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Beslist dient te worden als volgt.
4. De beslissing
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 december 2008.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Draijer-Udo, Waaijers en Bijleveld-van der Slikke en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.