Rb. Utrecht, 19-03-2009, nr. 264136 HARK 09-87
ECLI:NL:RBUTR:2009:BH6967
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
19-03-2009
- Zaaknummer
264136 HARK 09-87
- LJN
BH6967
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BH6967, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 19‑03‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 19‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek. Gemachtigde heeft in een brief aan de rechtbank te kennen gegeven verhinderd te zijn op de geplande datum van een vervolgzitting. De rechtbank heeft bij brief aan gemachtigde laten weten geen aanleiding te zien om een andere zittingsdatum te plannen. Daarnaast voert gemachtigd aan dat de gewraakte rechter in de aanhangige procedure de bezwaren en het stuk ter zake van de overbewinkeling niet tijdens de zitting wenste te behandelen. Wrakingsverzoek wordt afgewezen.
Partij(en)
beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer: 264136 HARK 09-87
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
19 maart 2009
in de zaken van
Stichting Zelfstandige Ondernemers Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
en
Stichting Bewoners Overleg City Project,
gevestigd te Utrecht,
en
Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
voor wie als gemachtigde optreedt:
drs. C. van Oosten,
hierna te noemen: gemachtigde
tegen
[x],
rechter in de sector bestuursrecht van de rechtbank Utrecht,
hierna te noemen: [x].
1. De procedure
1.1
Op 9 maart 2009 is bij de informatiebalie van de Rechtbank Utrecht een wrakingsver-
zoek d.d. 8 maart 2009 ontvangen. Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde ingediend en is gericht tegen mr. [x].
1.2
[x] heeft niet in de wraking berust.
1.3
De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 maart 2009. Daarbij waren aanwezig gemachtigde en [x].
[x] is op de zitting gehoord. Daarbij heeft [x] aangegeven niet in de wraking te berusten. [x] heeft zijn toelichting schriftelijk aan de rechtbank overgelegd.
Ter zitting heeft gemachtigde mondeling een nadere toelichting op het verzoek tot wraking gegeven. Gemachtigde heeft daarbij een pleitnota aan de rechtbank overgelegd. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1
Gemachtigde heeft in de aanhangige procedure op 4 maart 2009 een oproep voor de vervolgzitting op 23 maart 2009 ontvangen. Gemachtigde heeft in een brief d.d. 5 maart 2009 aan de rechtbank te kennen gegeven op die datum verhinderd te zijn. Bij brief van 6 maart 2009 heeft de rechtbank aan gemachtigde laten weten geen aanleiding te zien om een andere zittingsdatum te plannen. Naar de mening van gemachtigde had de rechtbank echter, gelet op de korte termijn en het feit dat de vervolgzitting plaatsvindt op nadrukkelijk verzoek van de gemachtigde, kunnen en moeten bellen, voordat zij de zittingsdatum zou vaststellen.
2.2
Gemachtigde heeft aangegeven dat de directe aanleiding voor zijn wrakingsverzoek is geweest de weigering van [x] om rekening te houden met de verhindering van gemachtigde voor de zitting van 23 maart 2009.
2.3
Gemachtigde heeft voorts aangevoerd dat de weigering van [x] om rekening te houden met de verhindering van gemachtigde op zichzelf wellicht geen voldoende reden tot wraking is. Dat is het naar het oordeel van gemachtigde wel als die weigering wordt beoordeeld in de context van het optreden van [x] in de aanhangige zaak in het algemeen en in andere zaken waarin [x] als rechter is opgetreden.
2.4
Gemachtigde voert daartoe aan dat [x] in de aanhangige procedure de bezwaren en het stuk ter zake van de overbewinkeling niet tijdens de zitting wenste te behandelen en dat [x] de gemeente de gelegenheid bood om een volstrekt onvoldragen besluit op bezwaar alsnog te onderbouwen in plaats van dit besluit te vernietigen. Gemachtigde heeft mondeling toegelicht dat het op de weg van de rechtbank lag om aan de gemeente vragen te stellen over het punt van de overbewinkeling. Door dergelijke vragen niet te stellen heeft de rechtbank de gemeente in bescherming genomen en verwijt de gemachtigde mr. [x] partijdigheid.
2.5
[x] heeft op de zitting een toelichting gegeven op de gang van zaken in de aanhangige procedure.
[x] heeft aangegeven dat er bij het bepalen van een datum voor de vervolgzitting rekening is gehouden met een aantal in deze procedure van belang zijnde factoren. Op grond van die factoren is de rechtbank tot het besluit gekomen om het uitstelverzoek van gemachtigde te passeren.
[x] heeft voorts aangevoerd dat gemachtigde in zijn beroepschrift het standpunt van de eisers uiteen heeft gezet, dat gemachtigde een nader stuk heeft ingediend dat als aanvullend beroepsschrift is aangemerkt en waarin een nadere toelichting door gemachtigde op de standpunten van eisers is gegeven, dat gemachtigde de zaak ter zitting heeft bepleit, dat de zaak daarna uitvoerig is besproken aan de hand van vragen van de rechtbank, waarna gemachtigde de gelegenheid heeft gehad te reageren en dat gemachtigde één week de tijd heeft gekregen voor de beantwoording van de door de rechtbank gevraagde nadere toelichting van de zijde van de gemeente Utrecht.
Naar het oordeel van [x] heeft de rechtbank eisers recht gedaan, in die zin dat zij hun kant van de zaak naar behoren hebben kunnen toelichten.
2.6
[x] heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van de rechtbank ten aanzien van zijn persoon niet in behandeling zal worden genomen.
3. De beoordeling
3.1
Artikel 8:15 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartij-dig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens betrokkene een vooringeno-menheid koestert, althans dat de bij die betrokkene bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3
In de aanhangige procedure is de beslissing genomen dat de zaak versneld wordt behandeld. Dit betekent dat in deze procedure, waarin meerdere belanghebbenden een rol spelen, het in het belang van alle belanghebbenden is dat er snel duidelijkheid komt. De rechtbank heeft in dat kader na de zitting van 27 februari 2009, aan het eind waarvan het onderzoek is geschorst, de gemeente de gelegenheid gegeven voor een inhoudelijke schriftelijke reactie op het stuk van de gemachtigde van eisers over de luchtkwaliteit, waarna deze vervolgens de gelegenheid kreeg om daarop schriftelijk te reageren. De gemachtigde heeft evenwel niet ingestemd met een schriftelijke afdoening van de zaak en om een vervolgzitting verzocht. De rechtbank heeft nadien deze vervolgzitting bepaald op 23 maart 2009. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze datum rekening gehouden met een aantal van belang zijnde factoren, waaronder de spoedeisendheid en het feit dat nog twee andere beroepen tegen hetzelfde besluit tegelijkertijd behandeld moesten worden, en heeft ook de mogelijkheden om in dezelfde samenstelling bijeen te komen in haar afweging meegenomen. De rechtbank heeft de gemachtigde,noch de andere partijen in het geschil bij het bepalen van deze datum om hun verhinderdata gevraagd.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat geen overleg met de gemachtigde is gepleegd over de datum van de vervolgzitting geen blijk geeft van feiten of omstandigheden die doen twijfelen aan de onpartijdigheid van [x], nu ook de overige partijen in het geschil niet tevoren over die datum zijn geraadpleegd.
3.5
De rechtbank maakt voorts uit de in het dossier aanwezige pleitnota van de gemachtigde op dat de gemachtigde op de zitting van 27 februari 2009 zijn standpunt ten aanzien van de overbewinkeling aan de orde heeft kunnen stellen. Daarnaast blijkt uit het stuk van de gemachtigde d.d. 16 februari 2009 aan de rechtbank dat de gemachtigde zijn standpunt ten aanzien van de overbewinkeling ook uitgebreid schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
3.6
Gelet op het feit dat de gemeente in de zaak van de Stichting Zelfstandige Ondernemers Utrecht in bezwaar wel inhoudelijk had beslist en in het besluit op bezwaar ook op het punt van de overbewinkeling is ingegaan, alsmede gelet op hetgeen gemachtigde daartegen had ingebracht, ondermeer in het uitvoerige schriftelijke stuk van 16 februari 2009, is het mogelijk dat de rechtbank zich voldoende voorgelicht achtte op het punt van de overbewin-keling. De rechtbank was niet verplicht op dat punt nadere vragen te stellen. .
3.7
De rechtbank is daarom van oordeel dat ook op dit punt geen sprake is van feiten of omstandigheden die doen twijfelen aan de onpartijdigheid van [x].
3.8
Alle overige door de gemachtigde naar voren gebrachte argumenten hebben betrekking op andere procedures dan de thans aanhangige procedure. In de andere procedures zijn reeds uitspraken gedaan, waartegen de in die zaak betrokken partijen in beroep hebben kunnen gaan. De rechtbank is van oordeel dat die argumenten voor het wrakingsverzoek in de aanhangige procedure derhalve niet van belang zijn. De rechtbank zal dan ook niet nader op die argumenten ingaan.
3.9
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.10
De rechtbank ziet thans geen aanleiding om het verzoek van [x] om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek ten aanzien van zijn persoon niet in behandeling wordt genomen in te willigen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1
wijst het verzoek tot wraking van [x] af;
4.2
draagt de griffier op deze beslissing toe te zenden aan Stichting Zelfstandige Onderne-mers Utrecht, Stichting Bewoners Overleg City Project, Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht en hun gemachtigde C. van Oosten, aan [x], aan mr. R.F.B. van Zutphen (sectorvoorzitter bestuursrecht van de rechtbank) en aan mr. H.A.E. Uniken Venema (president van de rechtbank);
4.3
bepaalt dat de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, en mr. M. ter Brugge en mr. L.E. Verschoor-Bergsma, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van mr. K.F. van Dam als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2009.