Spaarregeling gemoedsbezwaarden ex artikel 48 AOW
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Bronpublicatie:
13-12-2005, Stcrt. 2005, 246 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: SV/F&W/05/98871)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2005, Stcrt. 2005, 246 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: SV/F&W/05/98871)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
1.
Indien van een echtpaar aan een van de echtgenoten ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen, wordt de echtgenoot, die geen inkomen heeft genoten, indien en voorzover deze recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, aangewezen als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 65, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen belasting te zijn geheven. Het saldo van de spaarrekening van de echtgenoot aan wie ontheffing is verleend wordt overgeboekt op een voor beide echtgenoten gezamenlijk aan te leggen spaarrekening.
2.
Indien van het in het eerste lid bedoelde echtpaar degene aan wie ontheffing is verleend, is overleden, wordt de overlevende echtgenoot, die geen inkomen heeft genoten, indien en voorzover deze recht heeft op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, aangewezen als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 65, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen belasting te zijn geheven. Zodra de overlevende echtgenoot recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, wordt het saldo van de spaarrekening van de overleden echtgenoot overgeboekt op een voor de overlevende echtgenoot aan te leggen spaarrekening.
3.
De Sociale verzekeringsbank stelt de echtgenoot, bedoeld in het eerste en tweede lid, die aangewezen wenst te worden als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 65, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen belasting te zijn geheven en waarop het eerste dan wel het tweede lid nog geen toepassing heeft gevonden, in de gelegenheid hiervan mededeling te doen.